Uitspraak
RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
1.De procedure
- het tussenvonnis van 11 december 2013 met de daarin genoemde stukken waarin een comparitie is bepaald;
- de door [eiseres] in het kader van de voorbereiding van de comparitie nog toegezonden producties 13, 14 en 15;
- de aantekeningen van de griffier van de comparitie van partijen gehouden op 10 maart 2014.
2.De feiten
3.Het geschil
4.De beoordeling
ofde overeenkomst tussen (dezelfde) partijen als een arbeidsovereenkomst gekwalificeerd kan worden, maar om de vraag
met wiede arbeidsovereenkomst bestaat, waarvoor de aanwezige schriftelijke stukken uiteraard een belangrijke indicatie zijn, en of een wisseling van partijen heeft plaatsgevonden. Naar het oordeel van de kantonrechter weegt voor de beoordeling van die vraag het aangehaalde arrest van 5 april 2002 zwaarder dan de jurisprudentie die ziet op de kwalificatie van de overeenkomst tussen
dezelfdepartijen, zoals bijvoorbeeld Groen/Schoevers (HR 14 november 1997, arbeidsovereenkomst of overeenkomst van opdracht) en AGFA/Schoolderman (HR 8 april 1994, is een overeenkomst voor onbepaalde tijd ontstaan). In die zaken wordt naar de partijbedoeling en de feitelijke invulling gekeken en wordt de relatie tussen partijen gekwalificeerd, maar steeds tussen dezelfde partijen. Een wisseling van contractspartijen is niet aan de orde.