ECLI:NL:RBMNE:2014:1211
Rechtbank Midden-Nederland
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Verzet tegen de hoogte van het in rekening gebrachte griffierecht in civiele procedure
In deze zaak heeft de vennootschap naar Duits recht, vertegenwoordigd door mr. S.W. van Dijk, verzet aangetekend tegen het door de griffier van de Rechtbank Midden-Nederland in rekening gebrachte griffierecht van € 3.621,00. Dit verzet is ingediend op 3 januari 2014, waarbij de verzoekster stelt dat het griffierecht in deze procedure € 1.789,00 zou moeten zijn. De verzoekster betoogt dat de extra kosten van € 1.832,00 zonder wettelijke grond zijn aangerekend. De rechtbank heeft de feiten en argumenten van de verzoekster beoordeeld, waarbij zij opmerkt dat er geen sprake is van een vermeerdering van eis, maar van een verduidelijking van de reeds ingediende eis tot schadevergoeding.
De rechtbank constateert dat de eisende partij in de inleidende dagvaarding een bedrag van € 94.529,36 heeft gevorderd, inclusief schadevergoeding op te maken bij staat. De kernvraag in deze procedure is of de nadere berekening van de eis door de eisende partij moet worden gezien als een wijziging van eis of als een begroting van de schadevergoeding. De rechtbank verwijst naar relevante artikelen uit de Wet Griffierechten Burgerlijke Zaken (WGBZ) die van toepassing zijn op deze kwestie.
Na beoordeling van de ingediende stukken en de argumenten van beide partijen, concludeert de rechtbank dat de eisende partij haar petitum bij conclusie van repliek heeft herzien en dat er sprake is van wijzigingen van eis. De rechtbank wijst erop dat de griffier het griffierecht correct heeft vastgesteld op basis van de geldende regels voor rechtspersonen in 2012. De rechtbank verklaart het verzet van de verzoekster ongegrond en bevestigt de hoogte van het griffierecht zoals vastgesteld door de griffier.