ECLI:NL:RBMNE:2014:1183

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
26 maart 2014
Publicatiedatum
25 maart 2014
Zaaknummer
UTR 13-5131
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen de hoogte van de proceskostenvergoeding na vermindering WOZ-waarde

In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 26 maart 2014 uitspraak gedaan in een geschil over de hoogte van de proceskostenvergoeding na een bezwaarprocedure betreffende de WOZ-waarde van een woning. Eiseres had bezwaar gemaakt tegen de vastgestelde WOZ-waarde van haar woning, die oorspronkelijk was vastgesteld op € 243.000,-. Na bezwaar werd deze waarde verlaagd tot € 228.000,-. Eiseres stelde beroep in tegen de beslissing van de heffingsambtenaar van de gemeente Amersfoort, die de proceskostenvergoeding had vastgesteld op € 235,-, waarbij een wegingsfactor van 0,5 was gehanteerd. Eiseres betwistte deze wegingsfactor en voerde aan dat het inschakelen van een deskundige voor een taxatierapport redelijk was, ondanks de aanwezigheid van een eigen verkoopcijfer.

De rechtbank oordeelde dat de heffingsambtenaar ten onrechte de wegingsfactor 0,5 had gehanteerd, aangezien er geen redenen waren om van de standaard wegingsfactor 1 af te wijken. De rechtbank stelde vast dat de zaak niet van licht gewicht was en dat de kosten van de ingeschakelde deskundige en de kadastrale uittreksels ook vergoed dienden te worden. De rechtbank concludeerde dat de proceskostenvergoeding op basis van de juiste wegingsfactor moest worden vastgesteld op € 718,40, en dat de heffingsambtenaar ook de kosten van de beroepsfase moest vergoeden, die op € 487,- werden begroot. De uitspraak op bezwaar werd vernietigd voor zover deze betrekking had op de proceskostenvergoeding, en de rechtbank voorzag zelf in de zaak door de heffingsambtenaar te veroordelen in de gemaakte kosten.

De rechtbank heeft de uitspraak openbaar uitgesproken en partijen geïnformeerd over de mogelijkheid tot hoger beroep binnen zes weken na verzending van de uitspraak.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 13/5131

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 26 maart 2014 in de zaak tussen

[eiseres], te [woonplaats], eiseres
(gemachtigde: S. Smis-van Dijk)
en
de heffingsambtenaar van de gemeente Amersfoort, verweerder
(gemachtigde: B.H.G. Jonker)

Procesverloop

Bij beschikking van 31 januari 2013 heeft verweerder op grond van de Wet waardering onroerende zaken (Wet woz) de waarde van de woning [adres](de woning) voor het belastingjaar 2013 vastgesteld op € 243.000,- naar de waardepeildatum 1 januari 2012. Verweerder heeft bij deze beschikking aan eiseres als eigenaar van de woning ook een aanslag onroerendezaakbelastingen opgelegd, waarbij deze waarde als heffingsgrondslag is gehanteerd.
Bij uitspraak op bezwaar van 16 augustus 2013 (de bestreden uitspraak op bezwaar) heeft verweerder het door eiseres gemaakte bezwaar gegrond verklaard en de bij de beschikking vastgestelde waarde van de woning verminderd tot een bedrag van € 228.000,-. De aanslag onroerendezaakbelastingen is met toepassing van die nieuwe waarde verminderd.
Eiseres heeft tegen de bestreden uitspraak op bezwaar beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift en een taxatierapport ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 20 maart 2014. Eiseres is verschenen bij haar gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde, vergezeld door J.J. Drost, taxateur.

Overwegingen

1.
De woning is een in 2011 gebouwd appartement met inpandige berging, een parkeerplaats en een inhoud van 357 m3. De door verweerder vastgestelde waarde is na bezwaar verminderd tot een bedrag van € 228.000,-. In geschil is slechts of verweerder de voor de bezwaarfase toegekende proceskostenvergoeding, te weten € 235,-, tot de juiste hoogte heeft vastgesteld.
Verweerder is op basis van het Besluit proceskosten bestuursrecht tot dit bedrag gekomen door 1 punt te rekenen voor het indienen van een bezwaarschrift, 1 punt voor het bijwonen van de hoorzitting, een wegingsfactor te hanteren van 0,5 en het voorgeschreven bedrag van € 235,- aan te houden. Tevens heeft verweerder geweigerd de kosten van de door eiseres ingeschakelde deskundige te vergoeden. Verweerder heeft daarbij overwogen dat eiseres had kunnen volstaan met de vermelding van de transactieprijs van de woning, aangezien die prijs een juiste indicatie geeft van de waarde van de woning. Ten slotte heeft verweerder ook de kosten voor kadastrale uittreksels niet vergoed.
2.
Eiseres kan zich in beroep niet verenigen met de door verweerder gehanteerde wegingsfactor van 0,5. Naar de mening van eiseres is het vaste jurisprudentie dat een wegingsfactor van 1 wordt gehanteerd, tenzij er redenen zijn om daarvan af te wijken. Naar de mening van eiseres zijn die redenen in dit geval niet aanwezig. Verder heeft eiseres aangevoerd dat het inschakelen van een deskundige om een taxatierapport op te stellen onder omstandigheden wel degelijk redelijk kan zijn, ondanks de aanwezigheid van een eigen verkoopcijfer. Eiseres verzoekt dan ook die kosten eveneens voor vergoeding in aanmerking te brengen. Ten slotte verzoekt eiseres de gemaakte kadastrale kosten voor vergoeding in aanmerking te brengen.
3.
De rechtbank overweegt met betrekking tot de kosten van de door eiseres ingeschakelde deskundige als volgt.
3.1
Op grond van artikel 7:15, tweede lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) worden de kosten, die de belanghebbende in verband met de behandeling van het bezwaar redelijkerwijs heeft moeten maken, door het bestuursorgaan uitsluitend vergoed op verzoek van de belanghebbende voor zover het bestreden besluit wordt herroepen wegens aan het bestuursorgaan te wijten onrechtmatigheid. In de woorden ‘redelijkerwijs heeft moeten maken’ wordt tot uitdrukking gebracht dat niet slechts de kosten zelf redelijk moeten zijn om voor vergoeding in aanmerking te komen, maar ook dat het inroepen van bijstand redelijk moet zijn geweest.
Op grond van artikel 1, aanhef en onder b, van het Besluit proceskosten bestuursrecht kan een veroordeling als bedoeld in artikel 7:15, tweede lid, van de Awb betrekking hebben op de kosten van een deskundige die aan een partij verslag heeft uitgebracht.
3.2
Ter bepaling of het inroepen van een deskundige redelijk was, kan in het algemeen als maatstaf worden gehanteerd of degene die deze deskundige heeft ingeroepen, gezien de feiten en omstandigheden zoals die bestonden ten tijde van de inroeping, ervan uit mocht gaan dat de deskundige een relevante bijdrage zou leveren aan een voor hem gunstige beantwoording van een voor de uitkomst van het bezwaar mogelijk relevante vraag.
3.3
De rechtbank is van oordeel dat eiseres ervan uit mocht gaan dat de deskundige met zijn taxatierapport een relevante bijdrage zou kunnen leveren die zou kunnen leiden tot een verlaging van de Woz-waarde. De Woz-waarde van de woning was bij beschikking van 31 januari 2013 vastgesteld op € 243.000,-. Daarmee heeft verweerder de Woz-waarde van de woning in eerste instantie te hoog vastgesteld, terwijl hij in beroep juist betoogt dat deze waarde, gelet op het gerealiseerde verkoopcijfer, betrekkelijk eenvoudig kon worden vastgesteld. Onder deze omstandigheden kan niet worden ingezien dat verweerder aan eiseres tegenwerpt dat het inschakelen van een deskundige niet redelijk was. De beroepsgrond van eiseres slaagt dan ook.
4.
Met betrekking tot de door verweerder gehanteerde wegingsfactor overweegt de rechtbank als volgt.
4.1
Verweerder heeft de wegingsfactor 0,5 gehanteerd, op de grond dat de zaak van licht gewicht moet worden beschouwd nu ten tijde van de vaststelling van de Woz-waarde een transactiecijfer van de woning bekend was. De complexiteit en de bewerkelijkheid van de zaak is om die reden naar de mening van verweerder gering.
4.2
De rechtbank ziet voor de benadering van verweerder geen steun in het Besluit proceskosten bestuursrecht. Aan de proceshandeling van het indienen van een bezwaarschrift en het bijwonen van een hoorzitting wordt in de bijlage bij het Besluit proceskosten bestuursrecht 1 punt toegekend. Een andere wegingsfactor dan 1 wordt slechts gehanteerd bij een van het gemiddelde afwijkende juridische en/of feitelijke complexiteit van de zaak. Daarvan is de rechtbank niet gebleken. De enkele omstandigheid dat het transactiecijfer van de woning van eiseres bekend was ten tijde van de vaststelling van de Woz-waarde, maakt vorenstaande niet anders. De rechtbank tekent daarbij aan dat die omstandigheid voor verweerder kennelijk ook geen aanleiding is geweest om de waarde van de woning van eiseres direct op het bedrag van € 228.000,- dan wel op de bekende transactieprijs van
€ 210.000,- vast te stellen.
5.
Met betrekking tot de kosten voor kadastrale uittreksels overweegt de rechtbank als volgt.
5.1
Op grond van artikel 1, onder e, van het Besluit proceskosten bestuursrecht komen de kosten van uittreksels uit de openbare registers voor vergoeding in aanmerking. Door verweerder wordt niet betwist dat eiseres voor kadastrale uittreksels kosten heeft gemaakt. De rechtbank is dan ook van oordeel dat verweerder die kosten, te weten € 6,40, had moeten vergoeden.
6.
Gelet op het voorgaande concludeert de rechtbank dat verweerder ten onrechte de door eiseres gemaakte proceskosten in bezwaar aan de hand van de wegingsfactor ‘licht’ heeft vastgesteld en de kosten van de door eiseres ingeschakelde deskundige en voor de kadastrale uittreksels niet heeft vergoed. Het beroep moet dan ook gegrond worden verklaard en de bestreden uitspraak moet worden vernietigd voor zover het de beslissing omtrent de proceskosten betreft. De rechtbank ziet aanleiding met toepassing van artikel 8:72, derde lid, van de Awb zelf in de zaak te voorzien door verweerder met toepassing van artikel 7:15, tweede lid, van de Awb te veroordelen in de door eiseres in verband met de behandeling van het bezwaar gemaakte proceskosten, berekend aan de hand van de wegingsfactor ‘gemiddeld’. Deze kosten zijn met toepassing van het Besluit proceskosten bestuursrecht begroot op € 470,- als kosten voor verleende rechtsbijstand (1 punt voor het indienen van het bezwaarschrift en 1 punt voor het bijwonen van de hoorzitting, wegingsfactor 1).
Voor wat betreft de kosten van het opgestelde taxatierapport acht de rechtbank, in overeenstemming met de Richtlijn van de belastingkamers van de gerechtshoven inzake vergoeding van proceskosten bij Woz-taxaties, een tarief van € 50,- per uur exclusief omzetbelasting voor een totaal van vier uur redelijk. Er komt dan ook een bedrag van € 200,-verhoogd met 21% omzetbelasting is € 242,-, voor vergoeding in aanmerking. Tevens komt een bedrag van € 6,40 voor vergoeding in aanmerking, zijnde de kosten van kadastrale uittreksels. Totaal komt derhalve een bedrag van € 718,40 voor vergoeding in aanmerking.
7.
Nu het beroep gegrond is, ziet de rechtbank bovendien aanleiding verweerder te veroordelen in de proceskosten van eiseres. De rechtbank begroot deze kosten op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht op € 487,- voor door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand in de beroepsfase (1 punt voor het beroepschrift, 1 punt voor het verschijnen ter zitting, waarde per punt € 487, wegingsfactor 0,5). Tevens dient verweerder het griffierecht te vergoeden.

Beslissing

De rechtbank,
- verklaart het beroep gegrond,
- vernietigt de uitspraak op bezwaar van 16 augustus 2013, voor zover deze betrekking heeft op de toekenning van de proceskostenvergoeding,
- voorziet zelf in de zaak en veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiseres in de bezwaarfase ten bedrage van € 718,40 en bepaalt dat deze uitspraak in de plaats treedt van de uitspraak op bezwaar voor zover vernietigd,
- veroordeelt verweerder in de kosten van dit geding ten bedrage van € 487,-,
- bepaalt dat verweerder het door eiseres betaalde griffierecht van € 44,- aan eiseres vergoedt.
Deze uitspraak is gedaan door mr. N.M. Spelt, rechter, in aanwezigheid van
W.B. Lakeman, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 26 maart 2014.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden.