ECLI:NL:RBMNE:2014:1151
Rechtbank Midden-Nederland
- Wraking
- Rechtspraak.nl
Wrakingsverzoek tegen kantonrechter in civiele procedure
In deze wrakingszaak, behandeld door de Rechtbank Midden-Nederland op 7 maart 2014, heeft verzoeker een wrakingsverzoek ingediend tegen mr. L.G. Wijma, de kantonrechter die zijn zaak behandelt. Verzoeker heeft eerder mr. Wijma gewraakt in een andere procedure en is van mening dat de kantonrechter zich zou moeten verschonen. Hij stelt dat het onbehoorlijk is dat de kantonrechter, na een eerdere wraking, nog steeds zijn zaak behandelt. De rechtbank heeft de procedure en de ingediende stukken, waaronder een proces-verbaal van de zitting en correspondentie van verzoeker, in overweging genomen.
De rechtbank oordeelt dat de gronden voor wraking niet voldoende zijn om aan te nemen dat er sprake is van een gebrek aan onpartijdigheid. De rechtbank benadrukt dat een rechter uit hoofde van zijn aanstelling vermoed wordt onpartijdig te zijn, tenzij er uitzonderlijke omstandigheden zijn die dit vermoeden weerleggen. In dit geval zijn de aangevoerde gronden van verzoeker niet van dien aard dat ze de vrees voor partijdigheid objectief rechtvaardigen. Het enkele feit dat verzoeker eerder een wrakingsverzoek heeft ingediend, is op zichzelf niet voldoende om te concluderen dat de rechter partijdig is.
De rechtbank wijst het wrakingsverzoek af en stelt vast dat verzoeker misbruik maakt van zijn bevoegdheid om wrakingsverzoeken in te dienen. De rechtbank bepaalt dat een volgend wrakingsverzoek van verzoeker in deze zaken niet in behandeling zal worden genomen. De strafzaak tegen verzoeker zal worden voortgezet in de stand waarin deze zich bevond op het moment van de schorsing vanwege het wrakingsverzoek. Deze beslissing is openbaar uitgesproken en er staat geen rechtsmiddel open tegen deze uitspraak.