In deze zaak verzoekt [verzoekster] de rechtbank om te beslissen dat de Gemeente Hilversum en [verweerster] (een vennootschap onder firma) hoofdelijk aansprakelijk zijn voor de schade die zij heeft geleden na een valpartij op het trottoir. De val vond plaats op 22 november 2010, toen [verzoekster] over een houten plaat struikelde die was neergelegd ter afdekking van een gat in het trottoir, veroorzaakt door straatwerkzaamheden. De rechtbank heeft de procedure in eerste aanleg behandeld, waarbij de Gemeente en [verweerster] verweer hebben gevoerd tegen de aansprakelijkheid.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de toedracht van het ongeval voldoende is komen vast te staan, ondanks het ontbreken van getuigenverklaringen. [verzoekster] heeft consistent verklaard dat zij over de plaat is gestruikeld, en deze verklaring is ondersteund door een kennis die haar naar de spoedeisende hulp heeft gebracht. De rechtbank oordeelt dat de Gemeente aansprakelijk is op grond van artikel 6:174 BW, omdat de houten plaat onderdeel uitmaakte van de openbare weg en bedoeld was om het gebrek van de ontbrekende stoeptegels op te heffen.
De Gemeente en [verweerster] hebben betwist dat de situatie gevaarzettend was en dat er waarschuwingstekens geplaatst hoefden te worden. De rechtbank heeft echter geoordeeld dat de plaat niet voldeed aan de eisen van een deugdelijk trottoir, en dat de Gemeente en [verweerster] tekort zijn geschoten in hun zorgplicht. Uiteindelijk heeft de rechtbank het verzoek van [verzoekster] afgewezen, omdat de aansprakelijkheid niet is komen vast te staan, en de kosten van de procedure zijn begroot op € 4.788,75.