Uitspraak
RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
1.Het onderzoek ter terechtzitting
2.Tenlastelegging
subsidiairopenlijk geweld heeft gepleegd tegen die [slachtoffer],
meer subsidiairsamen met anderen die [slachtoffer] heeft mishandeld;
3.Voorvragen
4.Waardering van het bewijs
5.Bewezenverklaring
,welk geweld en welke bedreiging met geweld hierin bestonden dat hij, verdachte, en/of zijn mededader(s)
6.De strafbaarheid van het feit
7.De strafbaarheid van verdachte
8.Motivering van de straffen en maatregelen
- een de verdachte betreffend uittreksel uit de justitiële documentatie d.d. 17 januari 2014, waaruit blijkt dat verdachte niet eerder is veroordeeld voor strafbare feiten;
- een de verdachte betreffend rapport van de Raad voor de Kinderbescherming d.d. 8 januari 2014, waarin wordt geadviseerd om aan verdachte een, gedeeltelijk, voorwaardelijke straf op te leggen onder de bijzondere voorwaarde dat de verdachte zich in het kader van de maatregel Hulp en Steun moet houden aan de aanwijzingen van de jeugdreclassering, waarvan 6 maanden ITB Plus.
9.Ten aanzien van de benadeelde partij en de schadevergoedingsmaatregel
10.Toepasselijke wettelijke voorschriften
11.Beslissing
150 dagen;
150 uren, met bevel, voor het geval dat de verdachte de taakstraf niet naar behoren heeft verricht, dat vervangende jeugddetentie zal worden toegepast van 75 dagen;
ten aanzien van feit 1– de vordering van [benadeelde 1] toe tot € 410,00 (vierhonderdentien euro), waarvan € 10,00 euro ter zake van materiële schade en € 400,00 ter zake van immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf 27 oktober 2013 tot aan de dag van de algehele voldoening;
ten aanzien van feit 1– de vordering van [benadeelde 2] toe tot € 2.429,42 (vierentwintighonderdnegenentwintig euro en tweeënveertig cent), waarvan € 1.224,42 euro ter zake van materiële schade en € 1.205,00 ter zake van immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf 27 oktober 2013 tot aan de dag van de algehele voldoening;
ten aanzien van feit 3– de vordering van [benadeelde 3] toe tot € 1.109,14 (elfhonderdnegen euro en veertien cent), waarvan € 359,14 euro ter zake van materiële schade en € 750,00 ter zake van immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf 25 oktober 2013 tot aan de dag van de algehele voldoening;