ECLI:NL:RBMNE:2014:1067

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
18 maart 2014
Publicatiedatum
20 maart 2014
Zaaknummer
16-702901-13 (P)
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Gewelddadige straatroven met jeugddetentie en werkstraf opgelegd aan verdachte

In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 18 maart 2014 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die betrokken was bij meerdere gewelddadige straatroven. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte op 27 oktober 2013 samen met anderen een gewelddadige straatroof heeft gepleegd in Nieuwegein, waarbij slachtoffers met geweld zijn beroofd van hun bezittingen. De rechtbank heeft de verdachte schuldig bevonden aan diefstal met geweld, openlijk geweld en afpersing. De feiten zijn als volgt: op 27 oktober 2013 heeft de verdachte samen met medeverdachten [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] een groep van vier personen aangevallen, waarbij een mes werd getoond en geweld werd gebruikt om de slachtoffers te beroven van hun tas en andere bezittingen. De rechtbank heeft ook vastgesteld dat de verdachte op 2 september 2013 openlijk geweld heeft gepleegd tegen een andere persoon, [slachtoffer], en op 25 oktober 2013 opnieuw een straatroof heeft gepleegd waarbij een telefoon en andere waardevolle spullen zijn afgenomen van [benadeelde 3]. De rechtbank heeft de vordering van de officier van justitie gevolgd en de verdachte veroordeeld tot 150 dagen jeugddetentie, waarvan 120 dagen voorwaardelijk, en een werkstraf van 150 uur. De rechtbank heeft ook schadevergoedingen toegewezen aan de benadeelde partijen, die als gevolg van de feiten schade hebben geleden. De rechtbank heeft de ernst van de feiten en de impact op de slachtoffers meegewogen in de strafoplegging.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Afdeling Strafrecht
Zittingslocatie Utrecht
Parketnummer: 16-702901-13 (P)
Vonnis van de meervoudige strafkamer van 18 maart 2014
in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [1996],
ingeschreven in de gemeentelijke basisadministratie persoonsgegevens op het adres
[vreemdelingen], [adres].

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Het onderzoek ter terechtzitting heeft plaatsgevonden op 4 maart 2013. De verdachte is in persoon verschenen en heeft zich ter terechtzitting laten bijstaan door mr. B. van Elst, advocaat te Utrecht.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie en van wat verdachte en de raadsman naar voren hebben gebracht.

2.Tenlastelegging

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
feit 1:op 27 oktober 2013 te Nieuwegein samen met anderen [benadeelde 1] en [benadeelde 2] met geweld heeft bestolen;
feit 2: primairop 2 september 2013 samen met anderen heeft geprobeerd [slachtoffer] zwaar lichamelijk letsel toe te brengen,
subsidiairopenlijk geweld heeft gepleegd tegen die [slachtoffer],
meer subsidiairsamen met anderen die [slachtoffer] heeft mishandeld;
feit 3:op 25 oktober 2013 samen met anderen [benadeelde 3] met geweld heeft bestolen en/of heeft afgeperst.

3.Voorvragen

De dagvaarding is geldig, deze rechtbank is bevoegd tot kennisneming van de ten laste gelegde feiten en de officier van justitie is ontvankelijk. Er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.Waardering van het bewijs

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie is van mening dat wettig en overtuigend kan worden bewezen dat verdachte het hem onder 1 ten laste gelegde feit heeft begaan en baseert zich daarbij op de aangiften van [benadeelde 1] en [benadeelde 2], op de verklaringen van medeverdachten [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] en op de verklaring van verdachte.
De officier van justitie acht niet wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het hem primair onder 2 ten laste gelegde feit heeft begaan en verzoekt de rechtbank dan ook om verdachte daarvan vrij te spreken. De officier van justitie acht wel wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het subsidiair onder 2 ten laste gelegde feit heeft begaan en baseert zich daarbij op de aangifte van [slachtoffer], de verklaringen van de getuigen [getuige 1] en [getuige 2] en op de verklaring van verdachte.
Tot slot is de officier van justitie van mening dat feit 3 wettig en overtuigend kan worden bewezen. De officier van justitie baseert zich daarbij op de aangifte van [benadeelde 3] en de verklaringen van medeverdachten [medeverdachte 2] en [medeverdachte 1].
4.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft bepleit dat niet wettig en overtuigend kan worden bewezen dat verdachte het hem onder 1 ten laste gelegde feit heeft begaan en verzoekt de rechtbank dan ook om verdachte daarvan vrij te spreken. De verdediging heeft daartoe aangevoerd dat niet kan worden bewezen dat verdachte het oogmerk had op wederrechtelijke toe-eigening van de goederen van aangevers. Enkel medeverdachte [medeverdachte 1] had dat opzet. Indien de rechtbank wel bewezen acht dat verdachte het feit heeft medegepleegd, dan verzoekt de verdediging de rechtbank om verdachte vrij te spreken van het gebruik van het mes door een van de medeverdachten, nu daarvoor geen voorwaardelijk opzet aanwezig is.
De verdediging heeft voorts bepleit dat verdachte dient te worden vrijgesproken van het hem primair onder 2 ten laste gelegde feit. Hetgeen subsidiair onder 2 is ten laste gelegd kan naar de mening van de verdediging wel worden bewezen.
Tot slot is de verdediging van mening dat er onvoldoende wettig en overtuigend bewijs is dat verdachte het hem onder 3 ten laste gelegde feit heeft begaan. De verdediging verzoekt de rechtbank dan ook om verdachte ook van dat feit vrij te spreken. De verdediging heeft daartoe aangevoerd dat de rechtbank voorzichtig dient om te gaan met de verklaringen van medeverdachte [medeverdachte 1], nu uit diens verhoor bij de rechter-commissaris blijkt dat zijn verklaringen bij de politie niet geheel correct zijn geverbaliseerd. Voorts heeft medeverdachte [medeverdachte 2] niet uit eigen wetenschap verklaard. De informatie die hij heeft is afkomstig van medeverdachte [medeverdachte 1].
4.3
Het oordeel van de rechtbank
4.3.1
Ten aanzien van feit 1
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het hem onder 1 ten laste gelegde feit heeft begaan en overweegt daartoe het volgende.
Het bewijs
Aangeefster [benadeelde 1] heeft verklaard dat zij op 27 oktober 2013 met [benadeelde 2] te Nieuwegein fietste en dat zij een groep van vier personen zag staan. Toen zij ter hoogte van de groep waren stapte één van de personen op hen af. Aangeefster zag dat hij met een mes in zijn handen op hen af kwam lopen. Hij hield het dreigend op ooghoogte vast. Ze hoorde dat hij tegen haar zei: ‘Ik wil alles hebben’. Ze zag dat [benadeelde 2] door drie van de personen uit de groep werd vastgepakt. Ze zag dat de groep op hem in aan het slaan en schoppen was. Ze zag dat een van de jongens haar hockeystick vast had. Een van de jongens stond met haar tas en riep dat hij hun geld en telefoons wilde. De jongens zijn uiteindelijk weggerend met haar tas, waarin onder meer haar OV-chipkaart zat. [1]
Aangeefster [benadeelde 1] heeft aanvullend verklaard dat alle vier de jongens zich bezig hebben gehouden met [benadeelde 2]. Ze waren aan het slaan en schoppen en raakten hem op zijn hoofd, benen en romp. Tijdens de worsteling zag aangeefster het mes weer. De [benadeelde 3] stond recht tegenover [benadeelde 2], met zijn mes in zijn handen. Aangeefster zag vervolgens dat [benadeelde 2] bloedde en dat hij wonden had bij zijn lies, buik en vinger. [2]
Aangever [benadeelde 2] heeft verklaard dat er vier jongemannen op het fietspad stonden en dat zij, aangever en [benadeelde 1], hen niet goed konden passeren. Hij zag dat [benadeelde 1] aan haar tas van haar fiets werd getrokken en zag vervolgens dat een van hen de hockeystick van [benadeelde 1] in zijn handen had. De vier jongemannen stonden om [benadeelde 1] heen en een van hen had haar tas al in zijn handen. Aangever hoorde dat een van hen zei dat zij hun portemonnees en geld aan hen moesten afgeven. Een van hen hield de hockeystick boven het hoofd van [benadeelde 1] en dreigde ermee. Aangever heeft vervolgens snijwonden opgelopen. [3]
Uit de medische verklaring van het Sint Antonius Ziekenhuis blijkt dat [benadeelde 2] pees- en zenuwletsel heeft opgelopen aan zijn wijsvinger. [4]
Medeverdachte [medeverdachte 1] heeft verklaard dat hij erbij was. [5] [medeverdachte 1] heeft voorts, nadat de politie hem heeft voorgehouden dat zij dachten dat verdachte op 27 oktober 2013 samen met [verdachte] (rechtbank: [verdachte]) en [medeverdachte 3] was, geantwoord dat de politie haar werk goed had gedaan. [6]
Uit bevindingen van de politie blijkt dat medeverdachte [medeverdachte 1] tegen zijn vader heeft gezegd dat de jongens van de camerabeelden de jongens waren met wie hij de straatroof had gepleegd. Op de camerabeelden staan [medeverdachte 1], verdachte en [medeverdachte 3]. [7]
Medeverdachte [medeverdachte 2] heeft verklaard dat hij op 27 oktober 2013 samen met een aantal vrienden was. [medeverdachte 1] (rechtbank: [medeverdachte 1]) stelde voor om een straatroof te plegen. Daarop bleef iedereen stil staan op het fietspad. Op een gegeven moment zag hij een [benadeelde 3] en een meisje fietsen. Hij hoorde [medeverdachte 1] roepen: ‘Ik ga je lek steken’. Hij zag dat [medeverdachte 1] begon met vechten. Hij zag dat ze allemaal bij elkaar stonden en dat ze fysiek met elkaar bezig waren. Na het gevecht zag hij dat [medeverdachte 1] bloed aan zijn hand had en dat hij een mes vast hield. Die avond is een handtas gestolen. [verdachte] (rechtbank: [verdachte]) had de handtas bij zich. [medeverdachte 1] vertelde dat hij had gestoken. [medeverdachte 3] (rechtbank: [medeverdachte 3]) heeft zich bemoeid met het vechten. Medeverdachte [medeverdachte 2] zag namelijk armbewegingen van hem. [8]
Verdachte heeft verklaard dat hij met een aantal personen aan het fietsen was. Er kwamen bekenden van hem langs. Zij werden door [medeverdachte 1] (rechtbank: [medeverdachte 1]) tegengehouden. Hij zag dat [medeverdachte 1] in gevecht ging met die man. Verdachte verklaart voorts dat zij [medeverdachte 1] toen gingen helpen. [medeverdachte 1] pakte de tas van het meisje. Verdachte had de [benadeelde 3] een keer geslagen en geduwd. [medeverdachte 3] hielp [medeverdachte 1] ook. [9] Verdachte heeft voorts verklaard dat hij wist dat medeverdachte [medeverdachte 1] een mes bij zich droeg. [10]
Nadere bewijsoverwegingen
De verdediging heeft aangevoerd dat het opzet van verdachte niet was gericht op de wederrechtelijke toe-eigening van goederen van de aangevers.
De rechtbank verwerpt dit verweer en overweegt daartoe dat reeds uit de bewijsmiddelen voortvloeit dat het opzet van verdachte was gericht op de wederrechtelijke toe-eigening van goederen van aangevers. Medeverdachte [medeverdachte 1] stelde namelijk voor om een straatroof te plegen, waaraan verdachte vervolgens meedeed.
De verdediging heeft voorts aangevoerd dat het opzet van verdachte niet was gericht op het gebruik van een mes door een van de medeverdachten, zodat verdachte vrij moet worden gesproken van dat deel van de tenlastelegging.
De rechtbank overweegt dat blijkens de hiervoor weergegeven bewijsmiddelen sprake was van een bewuste en nauwe samenwerking: medeverdachte [medeverdachte 1] stelde voor om een straatroof te plegen en maakte vervolgens een begin aan de uitvoering daarvan, waarna medeverdachte [medeverdachte 3] en verdachte hem gingen helpen. Daarbij kan ook het gebruik van het mes aan verdachte worden toegerekend, nu het gebruik van een wapen, zoals een mes, bij een diefstal met geweld inherent is aan het feit. Daarbij komt dat verdachte wist dat medeverdachte [medeverdachte 1] een mes bij zich droeg. Verdachte heeft, door mee te doen aan een straatroof, bewust de aanmerkelijke kans aanvaard dat een van de medeverdachten daarbij een wapen, zoals een mes, zou gebruiken.
4.3.1
Ten aanzien van feit 2
Vrijspraak primair
De rechtbank acht niet wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het hem primair onder 2 ten laste gelegde feit heeft begaan en overweegt daartoe dat niet kan worden bewezen dat verdachte en diens medeverdachten het opzet hadden op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel aan aangever. De rechtbank zal verdachte daarvan dan ook vrijspreken.
Bewijs subsidiair
De rechtbank acht wel wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het hem subsidiair onder 2 ten laste gelegde feit heeft begaan en overweegt daartoe het volgende.
Aangever [slachtoffer] ) heeft verklaard dat hij op 2 september 2013 op het [naam] College, gelegen aan de [adres], te [vestigingsplaats] was. Hij zag dat [medeverdachte 1] (rechtbank: [medeverdachte 1]) naar hem toe kwam lopen en voelde dat hij hem, verdachte, vastgreep bij zijn armen. Hierna voelde aangever een klap op zijn neus. Vervolgens viel hij op de grond. Daarna voelde hij dat [medeverdachte 1] hem weer vasthield. [11]
Getuige [getuige 1] heeft verklaard dat een groep jongens [slachtoffer] had geslagen en geschopt. [medeverdachte 1] (rechtbank: [medeverdachte 1]), [verdachte] (rechtbank: [verdachte]) en [A] hadden geslagen of geschopt. [A] sloeg [slachtoffer] op zijn neus. [verdachte] sloeg op zijn rug. [12]
Getuige [getuige 3] heeft verklaard dat hij stompen en trappen zag. [13]
Getuige [getuige 4] heeft verklaard dat de vechtpartij plaatsvond in de ontvangstruimte van de school en dat daar veel kinderen waren. [14]
Verdachte heeft verklaard dat medeverdachte [medeverdachte 1] aan het vechten was met die [slachtoffer] en dat hij, verdachte, hem toen ook een trap heeft gegeven. [15]
4.3.1
Ten aanzien van feit 3
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het hem onder 3 ten laste gelegde feit heeft begaan en overweegt daartoe het volgende.
Het bewijs
Aangever [benadeelde 3] heeft verklaard dat hij op 25 oktober 2013 te Nieuwegein was. Er kwamen drie personen aan fietsen. Ze kwamen achter aangever aan. Persoon 1 haalde aangever in en sneed hem af, zodat hij niet meer door kon fietsen. Persoon 1 liet aangever een mes zien dat hij in zijn hand had en hield het mes voor het gezicht van aangever. Daarna deed hij het mes schuin en hield hij het ter hoogte van de buik van aangever. Aangever hoorde dat persoon 1 tegen hem zei: ‘ik wil je telefoon’. Aangever heeft zijn telefoon gepakt en toen hij hem in zijn handen had pakte persoon 1 deze uit diens handen. Hij hoorde dat persoon 1 zei: ‘ik wil ook je portemonnee’. Aangever heeft uitgelegd dat hij het hoesje van zijn telefoon gebruikt als portemonnee. Persoon 2 deed aangevers’ fiets op slot. Aangever hoorde daarna dat de sleutel in de sloot terecht kwam. Aangever hoorde dat persoon 1 tegen hem zei: ‘stap van je fiets af’. Persoon 1 vroeg aan aangever: ‘wat is je pincode’. Aangever hoorde dat persoon 1 tevens tegen hem zei dat hij, aangever, in het gras moest gaan liggen. In het hoesje van de telefoon van aangever zaten onder andere een pinpas, rijbewijs en OV-chipkaart. [16]
Medeverdachte [medeverdachte 1] heeft verklaard dat hij heeft meegedaan. Een van de jongens zei tegen het slachtoffer: ‘geld en telefoon’. [medeverdachte 1] heeft voorts verklaard dat de jongens zeiden: ‘we gaan iemand beroven’ en dat hij, [medeverdachte 1], en de jongens toen iemand klem hebben gereden, de portemonnee met geld en telefoon hebben meegenomen en de sleutels hebben weggegooid. [17]
Medeverdachte [medeverdachte 2] heeft verklaard dat hij van [medeverdachte 1] (rechtbank: [medeverdachte 1]) heeft gehoord dat [medeverdachte 1] een straatroof had gepleegd, waarbij ze een jongeman zijn sleutels hebben afgepakt en hebben weggegooid. [medeverdachte 1] heeft dat, volgens medeverdachte [medeverdachte 2], gedaan met [verdachte] (rechtbank: [verdachte]). [medeverdachte 3] (rechtbank: [medeverdachte 3]) was er ook bij. [18]
Nadere bewijsoverwegingen
Voor wat betreft de verklaring van medeverdachte [medeverdachte 2] heeft de verdediging aangevoerd dat hij niet uit eigen wetenschap heeft verklaard. De rechtbank beaamt dit, maar ziet geen reden om te twijfelen aan voornoemde verklaring. De rechtbank neemt hierbij mede in overweging dat medeverdachte [medeverdachte 1] zelf ook heeft verklaard dat hij erbij was.

5.Bewezenverklaring

De rechtbank acht op grond van de in rubriek 4 genoemde bewijsmiddelen bewezen dat verdachte
feit 1
op 27 oktober 2013 te Nieuwegein, tezamen en in vereniging met anderen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een tas met inhoud (onder andere een OV-chipkaart), toebehorende aan [benadeelde 1], welke diefstal werd vergezeld van geweld en bedreiging met geweld tegen [benadeelde 1] en [benadeelde 2], gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken, welk geweld en welke bedreiging met geweld hierin bestonden dat hij en/of zijn mededader(s)
- die [benadeelde 1] tot stoppen heeft/hebben gedwongen en van de fiets heeft/hebben afgetrokken en vervolgens een mes heeft/hebben getoond aan die [benadeelde 1] en daarbij dreigend de woorden heeft/hebben toegevoegd ‘ik wil alles hebben’, en
- om die [benadeelde 1] en [benadeelde 2] heen gingen staan en
- die [benadeelde 2] meermalen heeft/hebben geslagen/geschopt tegen het hoofd en benen,
- dreigend een hockeystick heeft/hebben getoond en omhoog heeft/hebben gehouden en
- dreigend een mes heeft/hebben getoond aan die [benadeelde 2] en
- die [benadeelde 2] met een mes meermalen in het lichaam heeft/hebben gestoken;
feit 2, subsidiair
op 2 september 2013 te Nieuwegein, met anderen, in een voor het publiek toegankelijke ruimte, te weten in het [naam] College, - onverholen en waarneembaar voor ter
plaatse aanwezige personen - openlijk met verenigde krachten geweld heeft gepleegd tegen [slachtoffer], welk geweld bestond uit het met kracht meerdere malen
- vastpakken bij de armen en
- slaan/stompen op de neus, ten gevolge waarvan die [slachtoffer] op de grond is gevallen en
- slaan/stompen op/tegen rug;
feit 3
op 25 oktober 2013 te Nieuwegein, tezamen en in vereniging met anderen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een telefoon en een hoesje met meerdere waardepapieren waaronder een pinpas, toebehorende aan [benadeelde 3], welke diefstal werd vergezeld en gevolgd van geweld en bedreiging met geweld tegen die [benadeelde 3], gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken en om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of aan (een) andere deelnemer(s) van voormeld misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren
,welk geweld en welke bedreiging met geweld hierin bestonden dat hij, verdachte, en/of zijn mededader(s)
- die [benadeelde 3] tot stoppen heeft/hebben gedwongen en vervolgens een mes voor zich heeft/hebben uitgestoken in de richting van die [benadeelde 3] en daarbij voornoemde [benadeelde 3] dreigend de woorden heeft/hebben toegevoegd: ‘ik wil je telefoon’ en ‘ik wil ook je portemonnee’ en vervolgens
- de sleutel uit de fiets van die [benadeelde 3] heeft/hebben gehaald en in een sloot heeft/hebben gegooid en vervolgens heeft/hebben gezegd ‘stap van je fiets af’ en ‘wat is je pincode’ en vervolgens heeft/hebben gezegd dat die [benadeelde 3] in het gras moest gaan liggen;
en/of
op 25 oktober 2013 te Nieuwegein, tezamen en in vereniging met anderen, met het oogmerk om zich en/of (een) ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en bedreiging met geweld [benadeelde 3] heeft gedwongen tot de afgifte van een telefoon en een hoesje met
meerdere waardepapieren waaronder een pinpas, toebehorende aan die [benadeelde 3], welk geweld en welke bedreiging met geweld hierin bestonden dat hij, verdachte, en/of zijn mededader(s)
- die [benadeelde 3] tot stoppen heeft/hebben gedwongen en vervolgens een mes voor zich heeft/hebben uitgestoken in de richting van die [benadeelde 3] en daarbij voornoemde [benadeelde 3] dreigend de woorden heeft/hebben toegevoegd: ‘ik wil je telefoon’ en ‘ik wil ook je portemonnee’ en vervolgens
- de sleutel uit de fiets van die [benadeelde 3] heeft/hebben gehaald en in een sloot heeft/hebben gegooid en vervolgens heeft/hebben gezegd ‘stap van je fiets af’ en ‘wat is je pincode’ en vervolgens heeft/hebben gezegd dat die [benadeelde 3] in het gras moest gaan liggen;
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten staan, zijn deze verbeterd. Verdachte is hierdoor niet in de verdediging geschaad.

6.De strafbaarheid van het feit

Het bewezen geachte feit is volgens de wet strafbaar als
feit 1:diefstal, vergezeld van geweld en bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen;
feit 2:openlijk in vereniging geweld plegen tegen personen;
feit 3:diefstal, vergezeld en gevolgd van geweld en bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken en om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf en andere deelnemers van het misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen en afpersing, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen.
Het bestaan van een rechtvaardigingsgrond is niet aannemelijk geworden.

7.De strafbaarheid van verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

8.Motivering van de straffen en maatregelen

8.1.
De eis van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte voor de door haar bewezen geachte feiten zal worden veroordeeld tot jeugddetentie van 150 dagen, met aftrek van voorarrest, waarvan 120 dagen voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaren en met als bijzondere voorwaarde dat de verdachte zich in het kader van de maatregel Hulp en Steun moet gedragen naar de aanwijzingen van de jeugdreclassering, waarvan zes maanden ITB Plus. De officier van justitie heeft voorts een werkstraf van 150 uur, subsidiair 75 dagen jeugddetentie, gevorderd.
8.2.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich niet uitgelaten over de strafmaat.
8.3.
Het oordeel van de rechtbank
De hierna te noemen strafoplegging is in overeenstemming met de ernst van het bewezen geachte, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals daarvan ter terechtzitting is gebleken.
De rechtbank heeft bij de keuze tot het opleggen van een vrijheidsbenemende straf en bij de vaststelling van de duur daarvan in het bijzonder het volgende laten meewegen.
Verdachte heeft in een kort tijdsbestek samen met anderen twee gewelddadige straatroven gepleegd. Hij heeft nietsvermoedende personen aangevallen voor hun portemonnees en telefoons. De rechtbank acht dit zeer ernstig. Verdachte heeft zich bij zijn handelen uitsluitend laten leiden door het – financiële – gewin van zichzelf en de andere groepsleden en geen oog gehad voor het gegeven dat dergelijke feiten een enorme impact hebben op het leven van de slachtoffers en bijdragen aan de gevoelens van onveiligheid bij de slachtoffers in het bijzonder en in de maatschappij in het algemeen. Uit de schriftelijke slachtofferverklaringen van een aantal van de slachtoffers blijkt dat zij nog steeds de psychische gevolgen van de feiten ondervinden en dat één van de slachtoffers blijvend lichamelijk letsel heeft opgelopen. Daarnaast heeft verdachte zich schuldig gemaakt aan openlijke geweldpleging.
Met betrekking tot de persoon van de verdachte heeft de rechtbank rekening gehouden met:
  • een de verdachte betreffend uittreksel uit de justitiële documentatie d.d. 17 januari 2014, waaruit blijkt dat verdachte niet eerder is veroordeeld voor strafbare feiten;
  • een de verdachte betreffend rapport van de Raad voor de Kinderbescherming d.d. 8 januari 2014, waarin wordt geadviseerd om aan verdachte een, gedeeltelijk, voorwaardelijke straf op te leggen onder de bijzondere voorwaarde dat de verdachte zich in het kader van de maatregel Hulp en Steun moet houden aan de aanwijzingen van de jeugdreclassering, waarvan 6 maanden ITB Plus.
Gelet op alle hiervoor genoemde omstandigheden is de rechtbank van oordeel dat er geen aanleiding bestaat bij de straftoemeting af te wijken van wat de officier van justitie heeft gevorderd.
De rechtbank acht jeugddetentie voor de duur van 150 dagen, met aftrek van voorarrest, passend en geboden. De rechtbank zal een gedeelte daarvan, te weten 120 dagen, voorwaardelijk opleggen. Met het voorwaardelijke strafdeel beoogt de rechtbank niet alleen de verdachte ervan te weerhouden nogmaals strafbare feiten te plegen, maar beoogt zij ook de oplegging van de maatregel Hulp en Steun, inclusief ITB Plus, mogelijk te maken. De rechtbank zal daarnaast een werkstraf opleggen van 150 uur, subsidiair 75 dagen jeugddetentie.

9.Ten aanzien van de benadeelde partij en de schadevergoedingsmaatregel

9.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie is van mening dat de vorderingen van alle benadeelde partijen hoofdelijk dienen te worden toegewezen en dat daarbij de schadevergoedingsmaatregel moet worden opgelegd.
9.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft primair aangevoerd dat de benadeelde partijen niet-ontvankelijk moeten worden verklaard in hun vorderingen, omdat verdachte dient te worden vrijgesproken van de hem ten laste gelegde feiten.
De verdediging heeft subsidiair aangevoerd dat de vordering van de benadeelde partij [benadeelde 2] slechts gedeeltelijk kan worden toegekend, omdat het steken met het mes door een van de medeverdachten niet aan verdachte kan worden toegerekend.
9.3
Het oordeel van de rechtbank
Ten aanzien van de benadeelde partij [benadeelde 1]
De benadeelde partij [benadeelde 1] heeft een bedrag van € 410,00 gevorderd als vergoeding van door haar geleden schade ten gevolge van het onder 1 ten laste gelegde feit, waarvan € 10,00 euro ter zake van materiële schade en € 400,00 ter zake van immateriële schade.
De behandeling van de vordering van de benadeelde partij, levert niet een onevenredige belasting van het strafgeding op. Tevens is komen vast te staan dat de benadeelde partij als gevolg van het hiervoor onder 1 bewezen geachte feit rechtstreeks schade heeft geleden. De rechtbank waardeert deze op € 410,00 (vierhonderdentien euro), waarvan € 10,00 ter zake van materiële schade en € 400,00 ter zake van immateriële schade, en acht verdachte hoofdelijk aansprakelijk voor die schade, omdat de schade kort gezegd door een groep is toegebracht. De vordering zal dan ook tot dat bedrag – hoofdelijk – worden toegewezen, te vermeerderen met de wettelijke rente, vanaf het tijdstip waarop de schade is veroorzaakt, te weten 27 oktober 2013.
Voorts zal verdachte worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog zal maken, tot op heden begroot op nihil.
In het belang van de benadeelde partij voornoemd wordt als extra waarborg voor betaling de schadevergoedingsmaatregel aan verdachte – eveneens hoofdelijk – opgelegd.
Ten aanzien van de benadeelde partij [benadeelde 2]
De benadeelde partij [benadeelde 2] heeft een bedrag van € 2.429,42 gevorderd als vergoeding van door hem geleden schade ten gevolge van het onder 1 ten laste gelegde feit, waarvan € 1.224,42 euro ter zake van materiële schade en € 1.205,00 ter zake van immateriële schade.
De behandeling van de vordering van de benadeelde partij, levert niet een onevenredige belasting van het strafgeding op. Tevens is komen vast te staan dat de benadeelde partij als gevolg van het hiervoor onder 1 bewezen geachte feit rechtstreeks schade heeft geleden. De rechtbank waardeert deze op € 2.429,42 (vierentwintighonderdnegenentwintig euro en tweeënveertig cent), waarvan € 1.224,42 ter zake van materiële schade en € 1.205,00 ter zake van immateriële schade, en acht verdachte hoofdelijk aansprakelijk voor die schade, omdat de schade kort gezegd door een groep is toegebracht (zie nader hieronder). De vordering zal dan ook tot dat bedrag – hoofdelijk – worden toegewezen, te vermeerderen met de wettelijke rente, vanaf het tijdstip waarop de schade is veroorzaakt, te weten 27 oktober 2013.
De rechtbank heeft hierbij in overweging genomen dat zij verdachte mede aansprakelijk houdt voor de schade die is veroorzaakt door het steken met een mes door een van de medeverdachten. De rechtbank heeft medeplegen van diefstal met geweld bewezen verklaard, zodat verdachte in strafrechtelijke zin aansprakelijk is voor alle schade die de benadeelde partij daardoor heeft geleden. Daarnaast is de verdachte ook in civielrechtelijke zin aansprakelijk op grond van het bepaalde in artikel 6:166 van het Burgerlijk Wetboek over groepsaansprakelijkheid.
Voorts zal verdachte worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog zal maken, tot op heden begroot op nihil.
In het belang van de benadeelde partij voornoemd wordt als extra waarborg voor betaling de schadevergoedingsmaatregel aan verdachte – eveneens hoofdelijk – opgelegd.
Ten aanzien van de benadeelde partij [benadeelde 3]
De benadeelde partij [benadeelde 3] heeft een bedrag van € 1.109,14 gevorderd als vergoeding van door hem geleden schade ten gevolge van het onder 3 ten laste gelegde feit, waarvan € 359,14 euro ter zake van materiële schade en € 750,00 ter zake van immateriële schade.
De behandeling van de vordering van de benadeelde partij, levert niet een onevenredige belasting van het strafgeding op. Tevens is komen vast te staan dat de benadeelde partij als gevolg van het hiervoor onder 3 bewezen geachte feit rechtstreeks schade heeft geleden. De rechtbank waardeert deze op € 1.109,14 (elfhonderdnegen euro en veertien cent), waarvan
€ 359,14 ter zake van materiële schade en € 750,00 ter zake van immateriële schade, en acht verdachte hoofdelijk aansprakelijk voor die schade, omdat de schade kort gezegd door een groep is toegebracht. De vordering zal dan ook tot dat bedrag – hoofdelijk – worden toegewezen, te vermeerderen met de wettelijke rente, vanaf het tijdstip waarop de schade is veroorzaakt, te weten 25 oktober 2013.
Voorts zal verdachte worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog zal maken, tot op heden begroot op nihil.
In het belang van de benadeelde partij voornoemd wordt als extra waarborg voor betaling de schadevergoedingsmaatregel aan verdachte – eveneens hoofdelijk – opgelegd.

10.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 36f, 47, 77a, 77g, 77i, 77m, 77n, 77x, 77y, 77z, 77aa, 77gg, 141, 312 en 317 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde en op de reeds aangehaalde artikelen.

11.Beslissing

De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.
De rechtbank:
verklaart bewezen dat verdachte het ten laste gelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld;
verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
verklaart dat het bewezen verklaarde oplevert:
feit 1:diefstal, vergezeld van geweld en bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen;
feit 2:openlijk in vereniging geweld plegen tegen personen;
feit 3:diefstal, vergezeld en gevolgd van geweld en bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken en om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf en andere deelnemers van het misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen en afpersing, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen;
verklaart het bewezene strafbaar;
verklaart verdachte daarvoor strafbaar;
veroordeelt verdachte tot jeugddetentie van
150 dagen;
beveelt dat de tijd die door veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van die straf in mindering gebracht zal worden;
bepaalt dat een gedeelte, te weten 120 dagen, van deze jeugddetentie niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten;
bepaalt dat de tenuitvoerlegging kan worden gelast indien de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd van twee jaren niet aan de hem opgelegde voorwaarden houdt;
stelt als algemene voorwaarden dat de veroordeelde:
* zich voor het einde van de proeftijd niet aan een strafbaar feit schuldig maakt;
* ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verleent aan het nemen van een of meer vingerafdrukken en/of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht aanbiedt;
* medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 77aa, tweede lid, van het Wetboek van Strafrecht de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen;
stelt als bijzondere voorwaarde dat de veroordeelde:
* zich zal houden aan de aanwijzingen gegeven door of namens de Stichting Bureau Jeugdzorg Utrecht, afdeling Jeugdreclassering, te Utrecht in het kader van de hierbij opgelegde Maatregel Hulp en Steun, waarvan 6 maanden ITB Plus;
geeft aan genoemde instelling opdracht veroordeelde bij de naleving van die voorwaarden hulp en steun te verlenen;
veroordeelt verdachte tot een taakstraf, bestaande uit het verrichten van een werkstraf, van
150 uren, met bevel, voor het geval dat de verdachte de taakstraf niet naar behoren heeft verricht, dat vervangende jeugddetentie zal worden toegepast van 75 dagen;
wijst –
ten aanzien van feit 1– de vordering van [benadeelde 1] toe tot € 410,00 (vierhonderdentien euro), waarvan € 10,00 euro ter zake van materiële schade en € 400,00 ter zake van immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf 27 oktober 2013 tot aan de dag van de algehele voldoening;
veroordeelt verdachte tot betaling van het toegewezen bedrag aan de benadeelde partij voornoemd, behalve voor zover deze vordering al door of namens een ander is betaald;
veroordeelt verdachte voorts in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil;
legt verdachte de verplichting op ten behoeve van [benadeelde 1], aan de Staat € 410,00 (vierhonderdentien euro) te betalen, behalve voor zover dit bedrag al door of namens een ander of anderen is betaald, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door jeugddetentie van 8 dagen (de toepassing van die jeugddetentie heft de hiervoor opgelegde verplichting niet op);
bepaalt dat, indien en voor zover verdachte aan een van de genoemde betalingsverplichtingen heeft voldaan, daarmee de andere is vervallen;
wijst –
ten aanzien van feit 1– de vordering van [benadeelde 2] toe tot € 2.429,42 (vierentwintighonderdnegenentwintig euro en tweeënveertig cent), waarvan € 1.224,42 euro ter zake van materiële schade en € 1.205,00 ter zake van immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf 27 oktober 2013 tot aan de dag van de algehele voldoening;
veroordeelt verdachte tot betaling van het toegewezen bedrag aan de benadeelde partij voornoemd, behalve voor zover deze vordering al door of namens een ander is betaald;
veroordeelt verdachte voorts in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil;
legt verdachte de verplichting op ten behoeve van [benadeelde 2], aan de Staat € 2.429,42 (vierentwintighonderdnegenentwintig euro en tweeënveertig cent) te betalen, behalve voor zover dit bedrag al door of namens een ander of anderen is betaald, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door jeugddetentie van 34 dagen (de toepassing van die jeugddetentie heft de hiervoor opgelegde verplichting niet op);
bepaalt dat, indien en voor zover verdachte aan een van de genoemde betalingsverplichtingen heeft voldaan, daarmee de andere is vervallen;
wijst –
ten aanzien van feit 3– de vordering van [benadeelde 3] toe tot € 1.109,14 (elfhonderdnegen euro en veertien cent), waarvan € 359,14 euro ter zake van materiële schade en € 750,00 ter zake van immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf 25 oktober 2013 tot aan de dag van de algehele voldoening;
veroordeelt verdachte tot betaling van het toegewezen bedrag aan de benadeelde partij voornoemd, behalve voor zover deze vordering al door of namens een ander is betaald;
veroordeelt verdachte voorts in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil;
legt verdachte de verplichting op ten behoeve van [benadeelde 3], aan de Staat € 1.109,14 (elfhonderdnegen euro en veertien cent) te betalen, behalve voor zover dit bedrag al door of namens een ander of anderen is betaald, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door jeugddetentie van 21 dagen (de toepassing van die jeugddetentie heft de hiervoor opgelegde verplichting niet op);
bepaalt dat, indien en voor zover verdachte aan een van de genoemde betalingsverplichtingen heeft voldaan, daarmee de andere is vervallen;
heft op het, reeds geschorste, bevel tot voorlopige hechtenis van verdachte met ingang van het tijdstip waarop dit vonnis onherroepelijk wordt.
Dit vonnis is gewezen door
mr. E.A. Messer, voorzitter en tevens kinderrechter,
mrs. G.V.M. Veldhoen en M.P. Glerum, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. G.C. van de Ven-de Vries, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 18 maart 2014.
Mr. E.A. Messer is niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.
BIJLAGE: De tenlastelegging
Aan bovenbedoelde gedagvaarde persoon wordt tenlastegelegd dat
1.
(zaak 3)
hij op of omstreeks 27 oktober 2013 te Nieuwegein, althans in het
arrondissement Midden-Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of
anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening
heeft weggenomen een tas (met inhoud, onder andere een OV-chipkaart), in elk
geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [benadeelde 1], in elk geval
aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), welke
diefstal werd voorafgegaan en / of vergezeld en / of gevolgd van geweld en /
of bedreiging met geweld tegen [benadeelde 1] en/of [benadeelde 2], gepleegd met het
oogmerk om die diefstal voor te bereiden en / of gemakkelijk te maken en / of
om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en / of aan (een) andere
deelnemer(s) van voormeld misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij
het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld en / of welke
bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat hij en/of zijn mededader(s)
- die [benadeelde 1] tot stoppen heeft/hebben gedwongen en/of van de fiets
heeft/hebben afgetrokken en/of (vervolgens) een mes, althans een dergelijk
voorwerp, voor zich heeft/hebben uitgestoken in de richting van die [benadeelde 1],
in elk geval getoond aan die [benadeelde 1] en/of (daarbij) dreigend de woorden
heeft/hebben toegevoegd "Ik wil alles hebben", althans woorden van gelijke
aard en/of strekking en/of
- om die [benadeelde 1] en/of [benadeelde 2] heen gingen staan en/of
- die [benadeelde 2] meermalen heeft/hebben geslagen/geschopt op/tegen het hoofd
en/of benen, althans het lichaam en/of
- dreigend een hockeystick heeft/hebben getoond en/of omhoog heeft/hebben
gehouden en/of
- dreigend een mes heeft/hebben getoond aan die [benadeelde 2] en/of
- die [benadeelde 2] met een mes, althans een dergelijk voorwerp meermalen in het
lichaam heeft/hebben gestoken;
2.
Primair
(zaak 6)
hij op of omstreeks 2 september 2013 te Nieuwegein, althans in het
arrondissement Midden-Nederland, tezamen en in vereniging met anderen of een
ander, althans alleen, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen
misdrijf om aan een persoon genaamd [slachtoffer], opzettelijk zwaar lichamelijk
letsel toe te brengen, met dat opzet die [slachtoffer] (met kracht) meerdere malen,
in ieder geval eenmaal,
- heeft vastgepakt bij de armen en/of
- heeft geslagen/gestompt op de neus, ten gevolge waarvan die [slachtoffer] op de
grond is gevallen en/of
- heeft geslagen/gestompt op/tegen de rug,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
Subsidiair
hij op of omstreeks 2 september 2013 te Nieuwegein, althans in het
arrondissement Midden-Nederland, met een ander of anderen, op een voor het
publiek toegankelijke plaats of in een voor het publiek toegankelijke ruimte,
te weten in het [naam] College, - onverholen en/of waarneembaar voor ter
plaatse aanwezige personen - openlijk met verenigde krachten geweld heeft
gepleegd tegen [slachtoffer], welk geweld bestond uit het (met kracht) meerdere
malen, in ieder geval eenmaal
- vastpakken bij de armen en/of
- slaan/stompen op de neus, ten gevolge waarvan die [slachtoffer] op de grond is
gevallen en/of
- slaan/stompen op/tegen rug;
Meer subsidiair
hij op of omstreeks 2 september 2013 te Nieuwegein, althans in het
arrondissement Midden-Nederland, opzettelijk mishandelend [slachtoffer] (met
kracht) meerdere malen, in ieder geval eenmaal
- heeft vastgepakt bij de armen en/of
- heeft geslagen/gestompt op de neus, ten gevolge waarvan die [slachtoffer] op de
grond is gevallen en/of
- heeft geslagen/gestompt op/tegen de rug,
waardoor voornoemde [slachtoffer] letsel heeft bekomen en / of pijn heeft
ondervonden;
3.
(zaak 2)
hij op of omstreeks 25 oktober 2013 te Nieuwegein, althans in het
arrondissement midden-Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of
anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening
heeft weggenomen een telefoon en/of een hoesje met meerdere waardepapieren
waaronder een pinpas, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende
aan [benadeelde 3], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of
zijn mededader(s), welke diefstal werd voorafgegaan en / of vergezeld en / of
gevolgd van geweld en / of bedreiging met geweld tegen die [benadeelde 3], gepleegd
met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en / of gemakkelijk te maken
en / of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en / of aan (een) andere
deelnemer(s) van voormeld misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij
het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld en / of welke
bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat
hij, verdachte, en/of zijn mededader(s)
- die [benadeelde 3] tot stoppen heeft/hebben gedwongen en/of (vervolgens) een mes,
althans een dergelijk voorwerp, voor zich heeft/hebben uitgestoken in de
richting van die [benadeelde 3], in elk geval getoond aan die [benadeelde 3] en/of (daarbij)
voornoemde [benadeelde 3] dreigend de woorden heeft/hebben toegevoegd: "Ik wil je
telefoon" en/of "Ik wil ook je portemonnee", althans woorden van gelijke aard
en/of strekking en/of (vervolgens)
- de sleutel uit de fiets van die [benadeelde 3] heeft/hebben gehaald en/of in een
sloot heeft/hebben gegooid en/of (vervolgens) heeft/hebben gezegd "stap van je
fiets af" en/of "wat is je pincode" en/of (vervolgens) heeft/hebben gezegd dat
die [benadeelde 3] in het gras moest gaan liggen;
en/of
hij op of omstreeks 25 oktober 2013 te Nieuwegein, althans in
het arrondissement Midden-Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of
anderen, althans alleen, met het oogmerk om zich en / of (een) ander(en)
wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en / of bedreiging met geweld [benadeelde 3]
heeft gedwongen tot de afgifte van een telefoon en/of een hoesje met
meerdere waardepapieren waaronder een pinpas, in elk geval van enig goed,
geheel of ten dele toebehorende aan die [benadeelde 3], in elk geval aan
een ander of anderen dan aan verdachte en / of zijn/haar mededader(s), welk
geweld en / of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat
hij, verdachte, en/of zijn mededader(s)
- die [benadeelde 3] tot stoppen heeft/hebben gedwongen en/of (vervolgens) een mes,
althans een dergelijk voorwerp, voor zich heeft/hebben uitgestoken in de
richting van die [benadeelde 3], in elk geval getoond aan die [benadeelde 3] en/of (daarbij)
voornoemde [benadeelde 3] dreigend de woorden heeft/hebben toegevoegd: "Ik wil je
telefoon" en/of "Ik wil ook je portemonnee", althans woorden van gelijke aard
en/of strekking en/of (vervolgens)
- de sleutel uit de fiets van die [benadeelde 3] heeft/hebben gehaald en/of in een
sloot heeft/hebben gegooid en/of (vervolgens) heeft/hebben gezegd "stap van je
fiets af" en/of "wat is je pincode" en/of (vervolgens) heeft/hebben gezegd dat
die [benadeelde 3] in het gras moest gaan liggen.

Voetnoten

1.Het proces-verbaal van aangifte van [benadeelde 1], opgenomen op pagina 439-440, van het proces-verbaal met nummer 096 KULA 2013 242463, van politie regio Utrecht, in de wettelijke vorm opgemaakt en doorgenummerd van 1 tot en met 639.
2.Het proces-verbaal van verhoor aangeefster [benadeelde 1], in de wettelijke vorm opgemaakt en opgenomen in het onder voetnoot 1 genoemde proces-verbaal, pagina 445.
3.Het proces-verbaal van aangifte van [benadeelde 2], in de wettelijke vorm opgemaakt en opgenomen in het onder voetnoot 1 genoemde proces-verbaal, pagina 453-454.
4.Het geschrift, te weten een medische verklaring, opgenomen in het onder voetnoot 1 genoemde proces-verbaal, pagina 465-466.
5.Het proces-verbaal van verhoor verdachte [medeverdachte 1], in de wettelijke vorm opgemaakt en opgenomen in het onder voetnoot 1 genoemde proces-verbaal, pagina 62.
6.Het proces-verbaal van verhoor verdachte [medeverdachte 1], in de wettelijke vorm opgemaakt en opgenomen in het onder voetnoot 1 genoemde proces-verbaal, pagina 83-84.
7.Het proces-verbaal van bevindingen, in de wettelijke vorm opgemaakt en opgenomen in het onder voetnoot 1 genoemde proces-verbaal, pagina 557.
8.Het proces-verbaal van verhoor verdachte [medeverdachte 2], in de wettelijke vorm opgemaakt en opgenomen in het onder voetnoot 1 genoemde proces-verbaal, pagina 628-630.
9.Het proces-verbaal van verhoor verdachte [verdachte], in de wettelijke vorm opgemaakt en opgenomen in het onder voetnoot 1 genoemde proces-verbaal, pagina 288-290.
10.De verklaring van verdachte [verdachte], afgelegd ter terechtzitting van 4 maart 2014.
11.Het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer], in de wettelijke vorm opgemaakt en opgenomen in het onder voetnoot 1 genoemde proces-verbaal, pagina 370.
12.Het proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 1], in de wettelijke vorm opgemaakt en opgenomen in het onder voetnoot 1 genoemde proces-verbaal, pagina 378-379.
13.Het proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 3], in de wettelijke vorm opgemaakt en opgenomen in het onder voetnoot 1 genoemde proces-verbaal, pagina 382.
14.Het proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 4], in de wettelijke vorm opgemaakt en opgenomen in het onder voetnoot 1 genoemde proces-verbaal, pagina 380.
15.De verklaring van verdachte [verdachte], afgelegd ter terechtzitting van 4 maart 2014.
16.Het proces-verbaal van aangifte van [benadeelde 2], in de wettelijke vorm opgemaakt en opgenomen in het onder voetnoot 1 genoemde proces-verbaal, pagina 424-426.
17.Het proces-verbaal van verhoor verdachte [medeverdachte 1], in de wettelijke vorm opgemaakt en opgenomen in het onder voetnoot 1 genoemde proces-verbaal, pagina 58, 60-61.
18.Het proces-verbaal van verhoor verdachte [medeverdachte 2], in de wettelijke vorm opgemaakt en opgenomen in het onder voetnoot 1 genoemde proces-verbaal, pagina 630-631.