ECLI:NL:RBMNE:2014:1052

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
17 maart 2014
Publicatiedatum
19 maart 2014
Zaaknummer
365025 KG ZA 14-184
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Kort geding
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Onrechtmatigheid van oproep tot staking door FNV Bondgenoten tegen Aviapartner Cargo B.V.

In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 17 maart 2014 uitspraak gedaan in een kort geding tussen Aviapartner Cargo B.V. en FNV Bondgenoten. Aviapartner, een bedrijf dat zich bezighoudt met het laden en lossen van vrachtvliegtuigen op Schiphol, vorderde een verbod op FNV Bondgenoten om haar leden op te roepen tot werkstakingen en andere collectieve acties. De achtergrond van het geschil ligt in de onderhandelingen over een nieuwe collectieve arbeidsovereenkomst (CAO) voor de werknemers van Aviapartner. FNV Bondgenoten had eerder voorstellen gedaan voor een nieuwe CAO, maar Aviapartner weigerde deze te bespreken, wat leidde tot een impasse in de onderhandelingen.

Aviapartner stelde dat er geen sprake was van een belangengeschil in de zin van artikel 6 lid 4 van het Europees Sociaal Handvest (ESH), omdat er geen daadwerkelijke onderhandelingen over een nieuwe CAO hadden plaatsgevonden. FNV Bondgenoten daarentegen betoogde dat de aangekondigde collectieve acties een rechtmatige uitoefening waren van hun rechten onder het ESH, aangezien er wel degelijk een belangengeschil bestond. De voorzieningenrechter oordeelde dat er sprake was van een belangengeschil en dat de oproep tot collectieve acties door FNV Bondgenoten niet onrechtmatig was.

De rechtbank concludeerde dat Aviapartner niet kon volhouden dat FNV Bondgenoten geen recht had om tot collectieve acties over te gaan, aangezien de onderhandelingen over de CAO niet waren afgesloten en er geen duidelijke afspraken waren gemaakt. De vordering van Aviapartner werd afgewezen, en zij werd veroordeeld in de proceskosten. Dit vonnis benadrukt het belang van het recht op collectieve actie en de rol van vakbonden in het beschermen van de belangen van werknemers, vooral in situaties waarin werkgevers en werknemers in een impasse verkeren over arbeidsvoorwaarden.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
Afdeling Civiel recht
locatie Utrecht
zaaknummer: 365025 KG ZA 14-184 LH/4059
Kort geding vonnis van 17 maart 2014
inzake
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
Aviapartner Cargo B.V.,
gevestigd te Haarlemmermeer,
verder ook te noemen Aviapartner,
eisende partij,
advocaat: mr. P.Th. Sick,
tegen:
de vereniging met volledige rechtsbevoegdheid
FNV Bondgenoten,
gevestigd te Utrecht,
verder ook te noemen FNV Bondgenoten,
verwerende partij,
advocaat: mr. R.A. Severijn.

1.Het verloop van de procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de concept dagvaarding en de daarbij behorende producties 1 t/m 23;
  • de door FNV Bondgenoten op 17 maart 2014 toegezonden producties 1 t/m 15;
  • de mondelinge behandeling van 17 maart 2014, waarvan aantekening is gehouden;
  • de pleitnota van Aviapartner;
  • de door Aviapartner ter zitting overgelegde productie 24;
  • de pleitnota van FNV Bondgenoten;
  • het door FNV Bondgenoten ter zitting overgelegde artikel uit Nieuwsblad Transport van 11 maart 2014.
1.2.
Na sluiting van de mondelinge behandeling is op 17 maart 2014 mondeling vonnis gewezen. Het onderstaande vormt hiervan de schriftelijke uitwerking en is op 18 maart 2014 vastgesteld.

2.De feiten

2.1.
Aviapartner houdt zich bezig met het laden en lossen van vrachtvliegtuigen en het ten behoeve van import en export opslaan en verplaatsen van vracht op de luchthaven Schiphol.
2.2.
FNV Bondgenoten is een vakbond die de belangen van haar leden, onder meer zij die werkzaam zijn in dienst van Aviapartner, behartigt. FNV Bondgenoten organiseert ongeveer 200 van de 400 werknemers van Aviapartner.
2.3.
Sinds jaar en dag, in elk geval reeds vanaf de jaren ’80, sluit Aviapartner ter regeling van de arbeidsvoorwaarden in haar onderneming collectieve arbeidsovereenkomsten, de CAO Aviapartner Cargo B.V. genaamd, af. Bij deze ondernemings-CAO’s zijn lange tijd aan de ene zijde Aviapartner en aan de andere zijde FNV Bondgenoten en vakbond De Unie partij geweest. Dit was ook het geval bij de CAO die heeft gegolden van 1 april 2011 tot en met 30 september 2012.
2.4.
Eind 2012/begin 2013 hebben Aviapartner, FNV Bondgenoten en De Unie onderhandeld over een nieuwe CAO. Aviapartner en FNV Bondgenoten hebben daarover geen overeenstemming bereikt. Met alleen De Unie heeft Aviapartner een CAO afgesloten, en wel voor de periode van 1 oktober 2012 tot en met 31 december 2013. Per abuis is FNV Bondgenoten in de definitiebepaling van deze CAO nog als een van de CAO-partijen vermeld. Namens Aviapartner is deze CAO (hierna te noemen de CAO 2012-2013) ondertekend door de heer [A] (general manager) en de heer [B] (manager human resources).
2.5.
In artikel 22 lid 2 van de CAO 2012-2013 (‘Duur van de collectieve arbeidsovereenkomst’) is bepaald:
‘Deze collectieve arbeidsovereenkomst treedt in werking per 1 oktober 2012 en eindigt op 31 december 2013. De opzegging dient door partijen plaats te vinden met een termijn van drie maanden per aangetekend schrijven aan alle overige partijen.
Indien opzegging achterwege is gebleven worden alle rechten en verplichtingen uit hoofde van deze collectieve arbeidsovereenkomst geacht gedurende een zelfde periode na de hierboven vermelde einddatum onverminderd van kracht te blijven.
Vorenbedoelde rechten en verplichtingen blijven na de expiratiedatum van de CAO in geval van opzegging onverminderd gedurende ten hoogste één jaar van kracht zolang geen wijzigingen tussen partijen in dat jaar zijn overeengekomen.’
2.6.
In november 2013 heeft FNV Bondgenoten, na verkregen toestemming van Aviapartner, in het bedrijf een ledenraadpleging gehouden over de door de vakbond te formuleren CAO-voorstellen. Bij brief van 3 december 2013 heeft de heer [C], bestuurder van FNV Bondgenoten voor de burgerluchtvaart, aan Aviapartner
‘voorstellen voor de CAO Aviapartner Cargo B.V. met de looptijd van 1 januari 2014 tot en met 31 december 2014’gedaan. Onderdeel van die voorstellen maakte uit een
‘looneis van 3%.’De voorstellen kwamen voort, zo werd in de brief meegedeeld,
‘uit de ledenbijeenkomsten, die wij hebben gehouden.’
2.7.
De CAO 2012-2013 is noch door Aviapartner noch door De Unie opgezegd en is op en na 1 januari 2014 stilzwijgend verlengd.
2.8.
Bij e-mail van 12 januari 2014 heeft de heer [C] aan de heer [B] gemaild:
‘Begin december heb je van mij een brief ontvangen waarin ik heb gevraagd data voor te stellen waarop de Cao onderhandelingen Aviapartner Cargo zouden kunnen plaatsvinden. Aangezien ik van jou hierop nog geen reactie heb ontvangen, ben ik zo vrij geweest hier zelf het initiatief toe te nemen. [D](de betrokken bestuurder van De Unie, rechtbank)
en ik hebben onze agenda’s naast elkaar gelegd. Wij zijn tot de volgende data gekomen waarop de Cao onderhandelingen kunnen plaatsvinden. Op één van de eerste twee voorgestelde data kan de eerste onderhandelingsronde plaatsvinden en op één van de andere twee data de tweede onderhandelingsronde. (-) Wij, [D] en ik, hopen op een snelle reactie van jouw kant.’Bij e-mail van 15 januari 2014 heeft de heer [B] voornoemd namens Aviapartner aan de heer [C] en mevrouw [D] vanwege verhindering enkele andere data voorgesteld voor de
‘1e Cao onderhandeling’en voor de
‘2e Cao onderhandeling.’Uiteindelijk is omstreeks 20 januari 2014 afgesproken dat op 24 februari 2014 het eerste en op 7 maart 2014 het tweede overleg tussen Aviapartner en de vakbonden zou plaatsvinden.
2.9.
Bij e-mail van 27 januari 2014 heeft de heer [B] namens Aviapartner aan FNV Bondgenoten en De Unie onder meer het volgende meegedeeld:
‘Vanuit Aviapartner hebben wij de behoefte om voorafgaand aan dit overleg(bedoeld is het geplande overleg van 24 februari 2014, rechtbank)
een helder statement te maken. Zoals jullie wellicht beseffen is per 1 januari 2014 de CAO verlengd voor dezelfde duur als waarvoor die was aangegaan (derhalve 15 maanden), dit in verband met het feit dat CAO-partijen de laatst overeengekomen CAO niet hebben opgezegd. Dat betekent dat er op dit moment een voortgezette CAO is met een looptijd van 1 januari 2014 t/m 31 maart 2015. Aviapartner wenst te benadrukken dat wij op dit moment niet voornemens zijn de huidige CAO open te breken indien dit (zeer) negatieve gevolgen heeft voor de continuïteit van ons bedrijf. Wij hebben de bereidheid om op 24 februari aanstaande in overleg te treden maar voor ons heeft dat overleg (vooralsnog) de status van periodiek overleg, een overleg waarin wij jullie zullen bijpraten over de bedrijfssituatie van Aviapartner Cargo en Aviapartner in het geheel. Treden wij na dit periodiek overleg in overleg over een nieuw af te sluiten CAO dan zal deze nieuwe CAO (in principe) in werking treden per 1 april 2015, tenzij partijen anders besluiten.’
2.10.
In zijn reactie van 30 januari 2014 op deze e-mail van 27 januari 2014 heeft de heer [C] namens FNV Bondgenoten aan Aviapartner meegedeeld niet in te stemmen met de wijze waarop de heer [B] het karakter van het geplande overleg omschreef: ‘
Aviapartner heeft de hele tijd geweten dat wij weer cao-partij willen zijn en dat het gaat om een cao met ingangsdatum 1 januari 2014, wat ook steeds het uitgangspunt is geweest voor de vastgestelde onderhandelingsdata.’
2.11.
Bij brief van 5 februari 2014 heeft de heer [B] aan de heer [C] meegedeeld:
‘(-) wij staan er ook niet afwijzend tegenover om die voorstellen met u te bespreken. Maar het is echter niet zo dat de gesprekken automatisch de insteek zullen hebben om een nieuwe CAO met terugwerkende kracht per 1 januari 2014 tot stand te brengen, alleen al niet omdat Aviapartner zich ten opzichte van De Unie heeft verbonden aan CAO-afspraken die lopen tot en met 31 maart 2015. Het staat Aviapartner niet vrij die afspraken zonder meer open te breken, als zij dat al zou willen. (-) Indien echter alle CAO-partijen het over eens zijn dat een nieuwe CAO per 1 januari 2014 afgesloten kan worden, zonder dat de inhoud daarvan de continuïteit van onze onderneming en de werkgelegenheid in gevaar brengt, dan staat Aviapartner daar positief tegenover. Wij hebben inmiddels - na ontvangst van uw voorstellenbrief - zicht op de financiële afsluiting voor 2013. Voor het derde jaar op rij is er zwaar verlies geleden. Wij zullen de komende periode alle zeilen bij moeten zetten om de continuïteit van Aviapartner te waarborgen. In dat licht zullen wij bij ons overleg de voorstellen uit uw voorstellenbrief met u willen bespreken. Of die gesprekken zullen leiden tot een nieuwe CAO zal, mede tegen deze achtergrond, in onderling overleg met FNV Bondgenoten en De Unie nader moeten worden bezien.’
2.12.
Op 11 februari 2014 heeft mevrouw [D] voornoemd aan Aviapartner namens De Unie de
‘wijzigingsvoorstellen voor een nieuwe cao per 1 januari 2014’gezonden. De Unie stelde een CAO voor
‘met een looptijd (-) van 12 maanden, te weten van 1 januari 2014 tot en met 31 december 2014.’De Unie zette onder meer in op
‘(h)erstel van koopkracht.’
2.13.
In het overleg van 24 februari 2014 heeft Aviapartner haar bedrijfseconomische positie uiteengezet. Zij stelde zich op het standpunt dat er onder de gegeven omstandigheden niet kan worden ingestemd met de voorstellen van FNV Bondgenoten, omdat er geen ruimte is voor een nieuwe CAO die ertoe leidt dat de personeelskosten stijgen. In het overleg van 7 maart 2014 heeft Aviapartner de vakbonden meegedeeld dat (opnieuw) een grote klant, Saudia Cargo, had aangekondigd de samenwerking met haar te zullen beëindigen. Aviapartner heeft FNV Bondgenoten en De Unie opgeroepen mee te werken aan het treffen van maatregelen om het bedrijf overeind te houden.
2.14.
In reactie op het door FNV Bondgenoten op 11 maart 2014 gestelde ‘voorultimatum’, heeft Aviapartner in haar brief van 12 maart 2014 aan FNV Bondgenoten meegedeeld
‘niet afwijzend te staan tegen voorstellen die u in die gesprekken zou doen. Als die uiteindelijk (met medewerking van De Unie) zouden leiden tot een cao waaraan ook FNV Bondgenoten weer deelneemt, zou Aviapartner dat toejuichen. Maar dat gaat niet tegen elke prijs. Met deze insteek hebben wij tijdens de afgelopen verkennende bijeenkomsten geprobeerd te bezien of aanleiding bestaat voor het openbreken van de lopende cao en het overeenkomen van een nieuwe cao.’Voorts schreef Aviapartner:
‘Wij hebben FNV Bondgenoten en De Unie gevraagd om, net als de Ondernemingsraad, met ons mee te denken over hoe wij de onderneming overeind kunnen houden. U heeft aangegeven aan dergelijk overleg niet mee te willen doen. Uw enige insteek is een cao te bewerkstelligen die nog duurder is dan de cao die we al hebben. Dat zal niet gaan: we verliezen de concurrentieslag met onze concurrenten nu al doordat wij een relatief dure cao hebben, terwijl onze concurrenten ruim onder onze arbeidsvoorwaarden zitten en dus aanzienlijk lagere prijzen aan hun klanten kunnen berekenen.’
2.15.
Bij brief van 14 maart 2014 heeft FNV Bondgenoten aan Aviapartner een ‘ultimatum’ gesteld dat op 16 maart 2014 om 23.00 uur is afgelopen zonder dat Aviapartner zich tot verder overleg over een met FNV Bondgenoten af te sluiten CAO voor het kalenderjaar 2014 bereid heeft verklaard. Omdat Aviapartner vervolgens op 14 maart 2014 aan FNV Bondgenoten sommeerde geen collectieve acties te voeren en de berichtgeving daarover in te trekken, en zij aangekondigde zonodig een kort geding aanhangig te zullen maken, heeft FNV Bondgenoten besloten met de aangezegde
‘acties, waaronder werkonderbrekingen en stakingen voor kortere of langere duur’te wachten totdat de uitkomst daarvan bekend is.

3.De vordering en de standpunten van partijen

3.1.
Aviapartner vordert in dit kort geding dat de voorzieningenrechter bij wege van voorlopige voorziening, bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis:
1. aan FNV Bondgenoten verbiedt haar in de onderneming van Aviapartner werkzame leden op te roepen tot het houden van werkstakingen en/of andere vormen van collectieve acties, zoals aangekondigd in haar brief van 13 maart 2014,
2. aan FNV Bondgenoten gebiedt om haar in de onderneming van Aviapartner werkzame leden op te roepen geen werkstakingen en/of andere vormen van collectieve acties te ondernemen,
3. aan FNV Bondgenoten gebiedt om haar publieke berichten over de aangekondigde werkstakingen en/of andere vormen van collectieve acties, daaronder in elk geval het bericht van 14 maart 2014 getiteld ‘Ultimatum voor Aviapartners Cargo’, zoals gepubliceerd op www.fnvbondgenoten.nl, te verwijderen,
4. aan FNV Bondgenoten gebiedt om op haar website www.fnvbondgenoten.nl een bericht te plaatsen en geplaatst te houden met de strekking dat het haar door de voorzieningenrechter te Utrecht is verboden werkzame leden bij Aviapartner op te roepen tot werkstakingen en/of andere vormen van collectieve actie, onder vermelding van de overwegingen uit en de datum van vonnis,
5. bepaalt dat FNV Bondgenoten een dwangsom van € 100.000,-- per overtreding van het onder 1 tot en met 4 gevorderde, te vermeerderen met € 100.000,-- per dag dat de overtreding voortduurt,
6. en - voor zover ten tijde van vonnis reeds collectieve acties hebben plaatsgevonden - FNV Bondgenoten veroordeelt om aan Aviapartner te voldoen een voorschot op de vergoeding van de door Aviapartner ten gevolge daarvan geleden schade van € 100.000,--,
7. met veroordeling van FNV Bondgenoten in de proceskosten.
3.2.
Aviapartner legt aan haar vordering ten grondslag dat FNV Bondgenoten onrechtmatig handelt door haar leden op te roepen tot collectieve acties en door zich daarover publiekelijk uit te laten. Op de bescherming die artikel 6 lid 4 van het Europees Sociaal Handvest biedt kan FNV Bondgenoten geen aanspraak maken, omdat van een belangengeschil in de zin van die verdragsbepaling geen sprake is. Van onderhandelingen over een nieuwe CAO is geen sprake geweest. Er zijn slechts verkennende besprekingen gevoerd en Aviapartner heeft geweigerd FNV Bondgenoten tot het CAO-overleg met De Unie toe te laten. Zij heeft dat ook mogen doen. FNV Bondgenoten heeft zich begin 2003 buiten het CAO-overleg geplaatst en roept nu op tot staking, teneinde zich - opnieuw - de positie van CAO-partij te verwerven. Collectieve acties met een dergelijk doel hebben geen belangengeschil tot onderwerp. Aan FNV Bondgenoten staan andere rechtsmiddelen open om zich opnieuw toegang tot de CAO-onderhandelingen te verzekeren. Die middelen dient zij eerst uit te putten, alvorens naar het stakingswapen te grijpen. De thans aangezegde collectieve acties zijn voorbarig en prematuur. Ten slotte verwijt Aviapartner FNV Bondgenoten misbruik van recht, omdat niet eerder dan begin december 2013 CAO-voorstellen zijn gedaan, omdat Aviapartner op de rand van de afgrond staat en in het arbeidsvoorwaardenoverleg de ‘nul-lijn’ moet hanteren om te kunnen overleven, en omdat FNV Bondgenoten jegens een concurrent, Menzies World Cargo, wèl rekening heeft willen houden met de marktomstandigheden en haar eisen heeft gematigd.
3.3.
FNV Bondgenoten voert verweer.
3.4.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover dat voor de beoordeling van het geschil van belang is, nader ingegaan.

4.De beoordeling van het geschil

Beoordelingskader

4.1.
Het recht op het voeren van collectieve acties van werknemers of hun vertegenwoordigende vakbonden, waaronder begrepen het stakingsrecht, wordt in beginsel beheerst door de bepalingen van het Europees Sociaal Handvest (het ESH), dat in Nederland in zijn oorspronkelijke vorm sinds 1980 van kracht is en in de herziene vorm sinds 1 juli 2006. In artikel 6, aanhef en onder lid 4, ESH wordt het recht van werknemers of hun vertegenwoordigende vakbonden op collectief optreden erkend in gevallen van belangengeschillen met werkgevers, behoudens verplichtingen uit hoofde van reeds eerder gesloten collectieve arbeidsovereenkomsten. Wordt een collectieve actie gedekt door artikel 6 lid 4 ESH, dan brengt dat mee dat deze in beginsel moet worden geduld als een rechtmatige uitoefening van het in deze verdragsbepaling erkende grondrecht, ondanks de met haar beoogde en op de koop toe genomen schadelijke gevolgen voor de bestaakte werkgever en derden.
4.2.
Bij een onder de dekking van artikel 6 lid 4 ESH vallende staking moet de rechter ervan uitgaan dat de bij de uitoefening van het betreffende grondrecht betrokken belangen voor de vakbond en haar leden zwaarwegend zijn. Behoudens bijzondere omstandigheden heeft de rechter dan ook niet te treden in de beoordeling van de vraag of de ene dan wel de andere partij meer of minder gelijk heeft in het arbeidsconflict dat ten grondslag ligt aan de staking. Voor het oordeel dat de staking niettemin onrechtmatig is, is slechts dan plaats indien zwaarwegende procedureregels ("spelregels") zijn veronachtzaamd dan wel indien - met inachtneming van de door artikel G ESH gestelde beperkingen - moet worden geoordeeld dat de bonden en haar leden in redelijkheid niet tot deze actie hadden kunnen komen.
4.3.
Met betrekking tot de in artikel G ESH gestelde beperkingen aan de rechtmatige uitoefening van het in artikel 6 lid 4 ESH erkende grondrecht geldt dat moet kunnen worden vastgesteld dat de staking, gelet op de zorgvuldigheid die krachtens artikel 6:162 BW in het maatschappelijk verkeer in acht moet worden genomen ten aanzien van de persoon en de goederen van anderen, in zodanige mate inbreuk maakt op de in artikel G ESH aangewezen rechten van derden of algemene belangen dat beperkingen, maatschappelijk gezien, dringend noodzakelijk zijn. Onbeperkte uitoefening van het grondrecht is dan jegens allen, die daarvan schade ondervinden, onrechtmatig. Of dit het geval is, is een vraag van proportionaliteit die slechts kan worden beslist door, met inachtneming van alle omstandigheden van het geval in onderling verband, de bij de uitoefening van het grondrecht betrokken belangen af te wegen tegen die waarop inbreuk wordt gemaakt.
Toespitsing op dit geschil
4.4.
Het hiervoor geschetste toetsingskader doet de beantwoording van de door Aviapartner in dit kort geding primair opgeworpen vraag, of tussen haar en FNV Bondgenoten sprake is van een belangengeschil in de zin van artikel 6 lid 4 ESH - welke vraag zij ontkennend beantwoord wenst te zien - klemmen, in die zin dat bij een bevestigende beantwoording
- zoals FNV Bondgenoten die voorstaat - de aangezegde collectieve acties in beginsel onder de bescherming van deze (rechtstreeks werkende) verdragsbepaling vallen en door Aviapartner in beginsel als rechtmatig moeten worden geduld.
4.5.
Aviapartner heeft betoogd dat FNV Bondgenoten niet tot collectieve acties mag oproepen, omdat nog in het geheel geen onderhandelingen over een nieuwe CAO zijn gevoerd. Waar alleen nog verkennend met elkaar is gesproken en geen collectief CAO-overleg is gevoerd, zo stelt Aviapartner, kan het stakingswapen niet dienen ter waarborging van een doeltreffende uitoefening van het recht op collectief onderhandelen, terwijl alleen dáárvoor dat grondrecht in artikel 6 lid 4 ESH bedoeld is. De voorzieningenrechter volgt Aviapartner in dit betoog niet en overweegt hieromtrent het volgende. In reactie op de brief van FNV Bondgenoten van 3 december 2013, waarin voorstellen voor een CAO voor het kalenderjaar 2014 zijn gedaan en de hoop op ‘constructieve onderhandelingen’ is uitgesproken, heeft Aviapartner - met enige vertraging, hetgeen FNV Bondgenoten ertoe noopte zelf het initiatief te nemen tot de planning van het overleg - welwillend gereageerd. Bij e-mail van 15 januari 2014 heeft de heer [B] er namens Aviapartner mee ingestemd om ‘Cao onderhandeling(en)’ te voeren, waarvoor uiteindelijk de data van 24 februari en 7 maart 2014 zijn vastgelegd. Deze reactie van Aviapartner heeft FNV Bondgenoten redelijkerwijs aldus mogen opvatten dat Aviapartner met haar het overleg over een nieuwe CAO wenste te voeren. Deze afspraak had zij gestand te doen. Aviapartner kon nadien niet eenzijdig het karakter van het geplande overleg wijzigen.
4.6.
Het is overigens de vraag of Aviapartner het karakter van het overleg wel wezenlijk heeft willen wijzigen. Op 27 januari 2014, dus twee weken later, heeft Aviapartner weliswaar het standpunt ingenomen dat de met De Unie afgesloten CAO 2012-2013 vanaf 31 december 2013 voor de duur van 15 maanden stilzwijgend was verlengd (tot en met 31 maart 2015), maar ook in die e-mail heeft zij de mogelijkheid open gehouden dat in het overleg met de vakbonden wordt besloten een nieuwe CAO eerder in werking te doen treden. Vervolgens heeft Aviapartner zich bij brief van 5 februari 2014 niet zodanig uitgelaten dat FNV Bondgenoten daaruit heeft moeten begrijpen dat er wat Aviapartner betreft over de door FNV Bondgenoten verlangde CAO voor 2014 niet te praten was. Integendeel: in die brief heette het dat Aviapartner positief stond tegenover het afsluiten van een nieuwe CAO per 1 januari 2014, indien deze althans de continuïteit van het bedrijf en de werkgelegenheid niet in gevaar zou brengen en zo’n CAO de uitkomst van het geplande overleg zou zijn. Ten slotte heeft Aviapartner ook bij brief van 12 maart 2014 (waarin het standpunt werd ingenomen dat van CAO-onderhandelingen geen sprake was geweest) nog laten weten een CAO, waarbij behalve De Unie ook FNV Bondgenoten weer partij is, toe te juichen. Kennelijk zat voor haar de pijn - enkel - in de verzwaring van de personeelskosten die van een nieuwe CAO mogelijk het gevolg zou zijn. Aviapartner wenste derhalve, zo moet uit deze correspondentie worden afgeleid, wel een nieuwe CAO voor het kalenderjaar 2014 af te sluiten, maar - zoals zij schreef - ‘niet tegen elke prijs.’ Zij maakte in laatstgenoemde brief aan FNV Bondgenoten het verwijt alleen een CAO te willen sluiten die ‘nog duurder’ was dan de CAO 2012-2013.
4.7.
Begrijpelijk is daarom dat FNV Bondgenoten, toen Aviapartner in het overleg van 7 maart 2014 niet over een nieuwe CAO maar slechts over haar voornemen tot reorganisatie wenste te overleggen, de conclusie heeft getrokken dat verdere pogingen om over een CAO voor 2014 te overleggen zouden afstuiten op de weigering van Aviapartner om inhoudelijk op de CAO-voorstellen van de beide vakbonden in te gaan. Daarmee was de aankondiging tot het oproepen tot collectieve actie het uiterste middel dat FNV Bondgenoten ten dienste stond om het CAO-overleg vlot te trekken. Waar het niet tot (verdere) onderhandelingen over de inhoud van een nieuwe CAO is gekomen, was het Aviapartner die dat heeft belet.
4.8.
Aan het voorgaande doet niet af dat Aviapartner jegens De Unie gebonden was aan de voortgezette CAO 2012-2013. Uit het feit dat De Unie de CAO 2012-2013 aan haar niet had opgezegd, heeft Aviapartner niet de gevolgtrekking kunnen verbinden dat zij door deze vakbond aan die CAO zou worden gehouden en dat het haar niet vrij stond - (ook) met FNV Bondgenoten - een nieuwe CAO af te sluiten die met terugwerkende kracht vanaf 1 januari 2014 voor een jaar zou gelden. De Unie heeft immers harerzijds voorgesteld een nieuwe CAO voor het kalenderjaar 2014 af te sluiten en te kennen gegeven in het overleg daarover samen met FNV Bondgenoten te willen optrekken. Maar ook indien dit anders zou zijn, vormde de rechtsverhouding tot De Unie voor Aviapartner geen belemmering om met FNV Bondgenoten een CAO voor 2014 af te sluiten. Niet gesteld of gebleken is dat de relevante bepalingen van de CAO 2012-2013 een standaardkarakter hebben. Daarvan mocht Aviapartner dan ook ten gunste van haar werknemers, ook de leden van De Unie, afwijken. Dat het sluiten van een tweede CAO naast de voortgezette CAO 2012-2013, in verband met de in individuele arbeidsovereenkomsten opgenomen incorporatiebedingen, aanleiding zou kunnen geven tot de vraag welke CAO Aviapartner jegens een individuele werknemer heeft toe te passen, is een omstandigheid die haar niet hoefde te weerhouden van het afsluiten van een tweede CAO met FNV Bondgenoten. Ook de wens om gelijke arbeid gelijk te belonen hoefde door een tweede CAO niet in gevaar te komen, omdat het Aviapartner vrij stond jegens al haar werknemers de gunstigste CAO-bepalingen toe te passen.
4.9.
Het voorgaande leidt tot de tussenconclusie dat tussen Aviapartner en FNV Bondgenoten sprake was, en is, van een belangengeschil als bedoeld in artikel 6 lid 4 ESH. Bij het geschil over de vraag of de nieuwe CAO het voortbestaan van de onderneming en de werkgelegenheid niet in gevaar brengt, gaat het immers bij uitstek om een geschil dat onderwerp kan zijn van collectieve onderhandelingen. Op grond van hetgeen hierboven is overwogen kan Aviapartner niet worden gevolgd in haar standpunt dat in feite sprake is van een geschil over de vraag of FNV Bondgenoten het recht heeft weer tot het CAO-overleg te worden toegelaten. Anders dan Aviapartner in dit kort geding heeft betoogd, kunnen haar uitlatingen - zowel die van vóór als die van na 27 januari 2014 - redelijkerwijs niet worden verstaan als een weigering om met FNV Bondgenoten te overleggen over een nieuwe CAO voor het kalenderjaar 2014. Integendeel: nog bij brief van 12 maart 2014 heeft Aviapartner laten blijken een nieuwe CAO, waarbij ook FNV Bondgenoten partij is, toe te juichen. Voor een civiele procedure ter verkrijging van toegang tot het CAO-overleg bestond dan ook geen aanleiding. Overigens sluit een dergelijke gang naar de civiele rechter niet zonder meer de mogelijkheid uit dat een vakbond door middel van collectieve acties een werkgever dwingt om CAO-onderhandelingen te openen. Het beroep dat Aviapartner op het arrest van de Hoge Raad van 8 juni 2007 (NJ 2007, 464) heeft gedaan, kan haar daarom niet baten.
4.10.
Resteert de vraag of FNV Bondgenoten door haar oproep tot collectieve acties misbruik van recht maakt. Nog afgezien van de vraag of voor een toetsing aan artikel 3:13 Burgerlijk Wetboek in een constellatie als de onderhavige plaats is, - verdedigbaar is dat deze toets opgaat in de vraag naar de proportionaliteit van de inzet van het stakingswapen -, heeft Aviapartner onvoldoende gesteld om te kunnen concluderen dat hier van misbruik van recht sprake is. Het was Aviapartner al in november 2013 bekend dat FNV Bondgenoten doende was haar leden in het bedrijf te raadplegen over de voor een nieuwe CAO te formuleren voorstellen. Met haar reactie op de voorstellenbrief van 3 februari 2013 heeft Aviapartner geruime tijd gedraald, hetgeen ertoe heeft geleid dat pas eind februari/begin maart 2014 kon worden overlegd. Door de opstelling van Aviapartner in dat overleg zijn de inhoudelijke CAO-onderhandelingen niet van de grond gekomen. Aviapartner kan aan FNV Bondgenoten ten slotte niet tegenwerpen dat zij het overleg is ingegaan met een looneis van 3%, die strookt met het landelijke FNV-beleid. Het lag op de weg van Aviapartner om in het overleg te trachten de vakbond ervan te overtuigen dat een dergelijke looneis, gezien de bedrijfseconomische situatie en de marktomstandigheden, niet op z’n plaats is.
4.11.
Op het voorgaande stuit de vordering, in al haar onderdelen, af. Aviapartner wordt als de in het ongelijk gestelde partij veroordeeld in de proceskosten.

5.De beslissing

De voorzieningenrechter:
5.1.
wijst de vordering af;
5.2.
veroordeelt Aviapartner in de proceskosten, aan de zijde van FNV Bondgenoten tot op heden begroot op € 1.424,--.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.J.M. de Laat en in het openbaar uitgesproken op 17 maart 2014. [1]

Voetnoten

1.type: LH/4059