Uitspraak
RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
1.Het onderzoek ter terechtzitting
2.Tenlastelegging
3.Voorvragen
4.Waardering van het bewijs
5.Bewezenverklaring
,welk geweld en welke bedreiging met geweld hierin bestonden dat hij, verdachte, en/of zijn mededader(s)
6.De strafbaarheid van het feit
7.De strafbaarheid van verdachte
8.Motivering van de straffen en maatregelen
- een de verdachte betreffend uittreksel uit de justitiële documentatie d.d. 17 januari 2014, waaruit blijkt dat verdachte niet eerder is veroordeeld voor strafbare feiten en enkel een transactie op zijn naam heeft staan;
- een de verdachte betreffend rapport van de Raad voor de Kinderbescherming d.d. 3 januari 2014, waaruit blijkt dat er bij verdachte aandacht nodig is op het gebied van delictbespreking, eventuele agressie- en frustratietolerantieproblematiek en vriendenkeuze;
- een de verdachte betreffend psychiatrisch onderzoek pro justitia d.d. 3 maart 2014, opgesteld door M.L. van Steenderen, kinder- en jeugdpsychiater, waaruit blijkt dat verdachte lijdende is aan ADHD;
- het ter terechtzitting d.d. 4 maart 2014 door E. Sengul, namens de Raad voor de Kinderbescherming, en S. Hafzi, namens Bureau Jeugdzorg, gegeven advies om aan verdachte een, gedeeltelijk, voorwaardelijke straf op te leggen onder de bijzondere voorwaarde dat de verdachte zich in het kader van de maatregel Hulp en Steun moet houden aan de aanwijzingen van de jeugdreclassering, waarvan 6 maanden ITB Plus.
9.Ten aanzien van de benadeelde partij en de schadevergoedingsmaatregel
10.Toepasselijke wettelijke voorschriften
11.Beslissing
160 dagen;
120 uren, met bevel, voor het geval dat de verdachte de taakstraf niet naar behoren heeft verricht, dat vervangende jeugddetentie zal worden toegepast van 60 dagen;
ten aanzien van feit 1– de vordering van [benadeelde 1] toe tot € 410,00 (vierhonderdentien euro), waarvan € 10,00 euro ter zake van materiële schade en € 400,00 ter zake van immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf 27 oktober 2013 tot aan de dag van de algehele voldoening;
ten aanzien van feit 1– de vordering van [benadeelde 2] toe tot € 2.429,42 (vierentwintighonderdnegenentwintig euro en tweeënveertig cent), waarvan € 1.224,42 euro ter zake van materiële schade en € 1.205,00 ter zake van immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf 27 oktober 2013 tot aan de dag van de algehele voldoening;
ten aanzien van feit 2– de vordering van [benadeelde 3] toe tot € 1.109,14 (elfhonderdnegen euro en veertien cent), waarvan € 359,14 euro ter zake van materiële schade en € 750,00 ter zake van immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf 25 oktober 2013 tot aan de dag van de algehele voldoening;