ECLI:NL:RBMNE:2014:1019

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
18 maart 2014
Publicatiedatum
18 maart 2014
Zaaknummer
16-703042-13 (P)
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Gewelddadige straatroven gepleegd door verdachte en medeverdachten in Nieuwegein

In deze zaak heeft de rechtbank Midden-Nederland op 18 maart 2014 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die samen met anderen twee gewelddadige straatroven heeft gepleegd in Nieuwegein. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte op 27 oktober 2013, samen met medeverdachten, met geweld een tas heeft weggenomen van twee slachtoffers, [benadeelde 1] en [benadeelde 2]. Tijdens deze straatroof werd een mes gebruikt, wat leidde tot lichamelijk letsel bij [benadeelde 2]. De rechtbank heeft ook vastgesteld dat op 25 oktober 2013 de verdachte en zijn medeverdachten een telefoon en andere waardevolle spullen hebben afgenomen van [benadeelde 3], waarbij wederom geweld werd gebruikt. De verdachte heeft zich ter terechtzitting laten bijstaan door een advocaat en heeft de tenlastelegging betwist, met als argument dat er sprake was van onherstelbare vormverzuimen in het voorbereidend onderzoek. De rechtbank heeft echter geoordeeld dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er voldoende bewijs is voor de bewezenverklaring van de feiten. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot 160 dagen jeugddetentie, waarvan 123 dagen voorwaardelijk, en een werkstraf van 120 uur. Daarnaast zijn er schadevergoedingen toegewezen aan de benadeelde partijen, die de gevolgen van de straatroven hebben ondervonden. De rechtbank heeft in haar overwegingen rekening gehouden met de ernst van de feiten, de impact op de slachtoffers en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder zijn jeugdige leeftijd en ADHD.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Afdeling Strafrecht
Zittingslocatie Utrecht
Parketnummer: 16-703042-13 (P)
Vonnis van de meervoudige strafkamer van 18 maart 2014
in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [1998],
ingeschreven in de gemeentelijke basisadministratie persoonsgegevens op het adres
[woonplaats], [adres].

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Het onderzoek ter terechtzitting heeft plaatsgevonden op 4 maart 2014. De verdachte is in persoon verschenen en heeft zich ter terechtzitting laten bijstaan door mr. M.L. Plas, advocaat te Bunnik.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie en van wat verdachte en de raadsvrouw naar voren hebben gebracht.

2.Tenlastelegging

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
feit 1:op 27 oktober 2013 te Nieuwegein samen met anderen [benadeelde 1] en [benadeelde 2] met geweld heeft bestolen;
feit 2:op 25 oktober 2013 samen met anderen [benadeelde 3] met geweld heeft bestolen en/of heeft afgeperst.

3.Voorvragen

De dagvaarding is geldig, deze rechtbank is bevoegd tot kennisneming van de ten laste gelegde feiten en er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.
De ontvankelijkheid van de officier van justitie
De verdediging heeft bepleit dat de officier van justitie niet-ontvankelijk dient te worden verklaard in de vervolging, omdat er sprake is van een onherstelbaar vormverzuim in het voorbereidend onderzoek, waarbij een ernstige inbreuk is gemaakt op de beginselen van een behoorlijke procesorde, waarbij doelbewust, althans met grove veronachtzaming van de belangen van verdachte aan diens recht op een eerlijke behandeling van zijn zaak is tekortgedaan. Zo zijn de verklaringen die medeverdachte [medeverdachte 1] bij de politie heeft afgelegd onjuist geverbaliseerd en is, mede daardoor, ten onrechte aan verdachte en diens medeverdachten voorgehouden dat belastend over hen is verklaard. Juist door deze werkwijze van de politie zijn medeverdachten – over verdachte – gaan verklaren.
De officier van justitie is van mening dat er geen sprake is van een onherstelbaar vormverzuim in het voorbereidend onderzoek en is dan ook van oordeel dat zij wel ontvankelijk is in de vervolging.
De rechtbank is van oordeel dat er geen sprake is van een onherstelbaar vormverzuim in het voorbereidend onderzoek ex artikel 359a van het Wetboek van Strafvordering.
Ten aanzien van de wijze van verbaliseren van de verklaringen van medeverdachte [medeverdachte 1] overweegt de rechtbank dat het proces-verbaal van verhoor dat de politie heeft opgemaakt geen letterlijke, maar slechts een korte en zakelijke, weergave van het verhoor betreft. De rechtbank is niet gebleken dat deze korte en zakelijke weergaven zodanig anders zijn dan de letterlijke verklaringen, dat daarmee de essentie van de verklaringen van medeverdachte [medeverdachte 1] is veranderd.
Ten aanzien van de verhoormethoden van de politie overweegt de rechtbank dat haar niet is gebleken dat er sprake is geweest van overtreding van het pressieverbod ingevolge artikel 29 lid 1 van het Wetboek van Strafvordering. Het door de politie wekken van suggesties over hetgeen medeverdachten hebben verklaard is niet zonder meer een ontoelaatbare verhoortechniek. Het is de rechtbank overigens niet gebleken dat tijdens de verhoren van verdachte en diens medeverdachten onjuistheden aan hen zijn voorgehouden.
Nu de rechtbank van oordeel is dat er geen sprake is van een onherstelbaar vormverzuim in het voorbereidend onderzoek, zal de rechtbank de officier van justitie ontvankelijk verklaren in de vervolging.

4.Waardering van het bewijs

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de hem ten laste gelegde feiten heeft begaan.
Ten aanzien van feit 1 baseert de officier van justitie zich op de aangiften van [benadeelde 1] en [benadeelde 2] en op de verklaringen van medeverdachten [medeverdachte 1], [medeverdachte 2] en[medeverdachte 3].
Ten aanzien van feit 2 baseert de officier van justitie zich op de aangifte van [benadeelde 3] en eveneens op de verklaringen van medeverdachten [medeverdachte 1], [medeverdachte 2] en [medeverdachte 3].
4.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft primair betoogd dat verdachte dient te worden vrijgesproken van de hem ten laste gelegde feiten, omdat er sprake is van onherstelbare vormverzuimen die dienen te leiden tot bewijsuitsluiting, waardoor onvoldoende wettig en overtuigend bewijs resteert dat verdachte de hem ten laste gelegde feiten heeft begaan. De verdediging heeft daartoe het volgende aangevoerd.
Ten eerste is de verklaring van medeverdachte [medeverdachte 1] bij de politie niet correct geverbaliseerd. Hij heeft dan ook niet belastend verklaard over verdachte en medeverdachte [medeverdachte 2]. Dit betekent dat er op het moment van aanhouding van verdachte geen sprake was van een redelijk vermoeden van schuld, zodat de aanhouding van verdachte onrechtmatig was. Dit geldt ook voor de aanhoudingen van medeverdachten [medeverdachte 2] en [medeverdachte 3].
Ten tweede verwijst de verdediging naar hetgeen zij onder 3 heeft betoogd.
Ook indien de rechtbank voorbij gaat aan voornoemde verweren is de verdediging van mening dat verdachte – gedeeltelijk – dient te worden vrijgesproken van de hem ten laste gelegde feiten. De verdediging heeft daartoe het volgende aangevoerd.
Ten aanzien van feit 1: het opzet van verdachte was niet gericht op het gebruik van een mes door een van de medeverdachten, zodat verdachte voor dat deel van de tenlastelegging moet worden vrijgesproken.
Ten aanzien van feit 2: verdachte past niet in het door de aangever gegeven signalement en medeverdachte [medeverdachte 3] verklaart niet uit eigen wetenschap, zodat voor dat feit onvoldoende wettig en overtuigend bewijs is dat verdachte dit heeft begaan.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
4.3.1
Ten aanzien van feit 1
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het hem onder 1 ten laste gelegde feit heeft begaan en overweegt daartoe het volgende.
Het bewijs
Aangeefster [benadeelde 1] heeft verklaard dat zij op 27 oktober 2013 met [benadeelde 2] te Nieuwegein fietste en dat zij een groep van vier personen zag staan. Toen zij ter hoogte van de groep waren stapte één van de personen op hen af. Aangeefster zag dat hij met een mes in zijn handen op hen af kwam lopen. Hij hield het dreigend op ooghoogte vast. Ze hoorde dat hij tegen haar zei: ‘ik wil alles hebben’. Ze zag dat [benadeelde 2] door drie van de personen uit de groep werd vastgepakt. Ze zag dat de groep op hem in aan het slaan en schoppen was. Ze zag dat een van de jongens haar hockeystick vast had. Een van de jongens stond met haar tas en riep dat hij hun geld en telefoons wilde. De jongens zijn uiteindelijk weggerend met haar tas, waarin onder meer haar OV-chipkaart zat. [1]
Aangeefster [benadeelde 1] heeft aanvullend verklaard dat alle vier de jongens zich bezig hebben gehouden met [benadeelde 2]. Ze waren aan het slaan en schoppen en raakten hem op zijn hoofd, benen en romp. Tijdens de worsteling zag aangeefster het mes weer. De[benadeelde 3] stond recht tegenover [benadeelde 2], met zijn mes in zijn handen. Aangeefster zag vervolgens dat [benadeelde 2] bloedde en dat hij wonden had bij zijn lies, buik en vinger. [2]
Aangever [benadeelde 2] heeft verklaard dat er vier jongemannen op het fietspad stonden en dat zij, aangever en [benadeelde 1], hen niet goed konden passeren. Hij zag dat [benadeelde 1] aan haar tas van haar fiets werd getrokken en zag vervolgens dat een van hen de hockeystick van [benadeelde 1] in zijn handen had. De vier jongemannen stonden om [benadeelde 1] heen en een van hen had haar tas al in zijn handen. Aangever hoorde dat een van hen zei dat zij hun portemonnees en geld aan hen moesten afgeven. Een van hen hield de hockeystick boven het hoofd van [benadeelde 1] en dreigde ermee. Aangever heeft vervolgens snijwonden opgelopen. [3]
Uit de medische verklaring van het Sint Antonius Ziekenhuis blijkt dat [benadeelde 2] pees- en zenuwletsel heeft opgelopen aan zijn wijsvinger. [4]
Medeverdachte [medeverdachte 1] heeft verklaard dat hij erbij was. [5] [medeverdachte 1] heeft voorts, nadat de politie hem heeft voorgehouden dat zij dachten dat verdachte op 27 oktober 2013 samen met [medeverdachte 2] (rechtbank: [medeverdachte 2]) en [verdachte] was, geantwoord dat de politie haar werk goed had gedaan. [6]
Uit bevindingen van de politie blijkt dat medeverdachte [medeverdachte 1] tegen zijn vader heeft gezegd dat de jongens van de camerabeelden de jongens waren met wie hij de straatroof had gepleegd. Op de camerabeelden staan [medeverdachte 1], [medeverdachte 2] en verdachte. [7]
Medeverdachte [medeverdachte 2] heeft verklaard dat hij met een aantal personen aan het fietsen was. Er kwamen bekenden van hem langs. Zij werden door [medeverdachte 1] (rechtbank: [medeverdachte 1]) tegengehouden. Hij zag dat [medeverdachte 1] in gevecht ging met die man. [medeverdachte 2] verklaart voorts dat zij [medeverdachte 1] toen gingen helpen. [medeverdachte 1] pakte de tas van het meisje. [medeverdachte 2] had de jongen een keer geslagen en geduwd. [verdachte] hielp [medeverdachte 1] ook. [8]
Medeverdachte[medeverdachte 3] heeft verklaard dat hij op 27 oktober 2013 samen met een aantal vrienden was. [medeverdachte 1] (rechtbank: [medeverdachte 1]) stelde voor om een straatroof te plegen. Daarop bleef iedereen stil staan op het fietspad. Op een gegeven moment zag hij een jongen en een meisje fietsen. Hij hoorde [medeverdachte 1] roepen: ‘Ik ga je lek steken’. Hij zag dat [medeverdachte 1] begon met vechten. Hij zag dat ze allemaal bij elkaar stonden en dat ze fysiek met elkaar bezig waren. Na het gevecht zag hij dat [medeverdachte 1] bloed aan zijn hand had en dat hij een mes vast hield. Die avond is een handtas gestolen. [medeverdachte 2] (rechtbank: [medeverdachte 2]) had de handtas bij zich. [medeverdachte 1] vertelde dat hij had gestoken. [verdachte] (rechtbank: [verdachte]) heeft zich bemoeid met het vechten. Medeverdachte [medeverdachte 3] zag namelijk armbewegingen van hem. [9]
Nadere bewijsoverwegingen
De verdediging heeft aangevoerd dat het opzet van verdachte niet was gericht op het gebruik van een mes door een van de medeverdachten, zodat verdachte vrij moet worden gesproken van dat deel van de tenlastelegging.
De rechtbank overweegt dat blijkens de hiervoor weergegeven bewijsmiddelen sprake was van een bewuste en nauwe samenwerking: medeverdachte [medeverdachte 1] stelde voor om een straatroof te plegen en maakte vervolgens een begin aan de uitvoering daarvan, waarna medeverdachte [medeverdachte 2] en verdachte hem gaan helpen. Daarbij kan ook het gebruik van het mes aan verdachte worden toegerekend, nu het gebruik van een wapen, zoals een mes, bij een diefstal met geweld inherent is aan het feit. Verdachte heeft, door mee te doen aan een straatroof, bewust de aanmerkelijke kans aanvaard dat een van de medeverdachten daarbij een wapen, zoals een mes zou gebruiken.
4.3.1
Ten aanzien van feit 2
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het hem onder 2 ten laste gelegde feit heeft begaan en overweegt daartoe het volgende.
Het bewijs
Aangever [benadeelde 3] heeft verklaard dat hij op 25 oktober 2013 te Nieuwegein was. Er kwamen drie personen aan fietsen. Ze kwamen achter aangever aan. Persoon 1 haalde aangever in en sneed hem af, zodat hij niet meer door kon fietsen. Persoon 1 liet aangever een mes zien dat hij in zijn hand had en hield het mes voor aangever zijn gezicht. Daarna deed hij het mes schuin en hield hij het ter hoogte van de buik van aangever. Aangever hoorde dat persoon 1 tegen hem zei: ‘ik wil je telefoon’. Aangever heeft zijn telefoon gepakt en toen hij hem in zijn handen had pakte persoon 1 deze uit aangever zijn handen. Hij hoorde dat persoon 1 zei: ‘ik wil ook je portemonnee’. Aangever heeft uitgelegd dat hij het hoesje van zijn telefoon gebruikt als portemonnee. Persoon 2 deed de fiets van aangever op slot. Aangever hoorde daarna dat de sleutel in de sloot terecht kwam. Aangever hoorde dat persoon 1 tegen hem zei: ‘stap van je fiets af’. Persoon 1 vroeg aan aangever: ‘wat is je pincode’. Aangever hoorde dat persoon 1 tevens tegen hem zei dat hij, aangever, in het gras moest gaan liggen. In het hoesje van de telefoon van aangever zaten onder andere een pinpas, rijbewijs en OV-chipkaart. [10]
Medeverdachte [medeverdachte 1] heeft verklaard dat hij heeft meegedaan. Een van de jongens zei tegen het slachtoffer: ‘geld en telefoon’. [medeverdachte 1] heeft voorts verklaard dat de jongens zeiden: ‘we gaan iemand beroven’ en dat hij, [medeverdachte 1], en de jongens toen iemand klem hebben gereden, de portemonnee met geld en telefoon hebben meegenomen en de sleutels hebben weggegooid. [11]
Medeverdachte [medeverdachte 2] heeft verklaard dat [verdachte] erbij was. [12]
Medeverdachte[medeverdachte 3] heeft verklaard dat hij van [medeverdachte 1] (rechtbank: [medeverdachte 1]) heeft gehoord dat [medeverdachte 1] een straatroof had gepleegd, waarbij ze een jongeman zijn sleutels hebben afgepakt en hebben weggegooid. [medeverdachte 1] heeft dat, volgens medeverdachte [medeverdachte 3], gedaan met [medeverdachte 2] (rechtbank: [medeverdachte 2]). [verdachte] (rechtbank: [verdachte]) was er ook bij. [13]
Nadere bewijsoverwegingen
De rechtbank overweegt dat zij bewezen acht dat verdachte het hem ten laste gelegde feit heeft medegepleegd. Zowel medeverdachte [medeverdachte 2] als [medeverdachte 3] verklaren dat hij erbij was. De rechtbank heeft geen redenen om aan die verklaringen te twijfelen.

5.Bewezenverklaring

De rechtbank acht op grond van de in rubriek 4 genoemde bewijsmiddelen bewezen dat verdachte
feit 1
op 27 oktober 2013 te Nieuwegein, tezamen en in vereniging met anderen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een tas met inhoud (onder andere een OV-chipkaart), toebehorende aan [benadeelde 1], welke diefstal werd vergezeld van geweld en bedreiging met geweld tegen [benadeelde 1] en [benadeelde 2], gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken, welk geweld en welke bedreiging met geweld hierin bestonden dat hij en/of zijn mededader(s)
- die [benadeelde 1] tot stoppen heeft/hebben gedwongen en van de fiets heeft/hebben afgetrokken en vervolgens een mes heeft/hebben getoond aan die [benadeelde 1] en daarbij dreigend de woorden heeft/hebben toegevoegd ‘ik wil alles hebben’, en
- om die [benadeelde 1] en [benadeelde 2] heen gingen staan en
- die [benadeelde 2] meermalen heeft/hebben geslagen/geschopt tegen het hoofd en benen,
- dreigend een hockeystick heeft/hebben getoond en omhoog heeft/hebben gehouden en
- dreigend een mes heeft/hebben getoond aan die [benadeelde 2] en
- die [benadeelde 2] met een mes meermalen in het lichaam heeft/hebben gestoken;
feit 2
op 25 oktober 2013 te Nieuwegein, tezamen en in vereniging met anderen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een telefoon en een hoesje met meerdere waardepapieren waaronder een pinpas, toebehorende aan [benadeelde 3], welke diefstal werd vergezeld en gevolgd van geweld en bedreiging met geweld tegen die [benadeelde 3], gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken en om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of aan (een) andere deelnemer(s) van voormeld misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren
,welk geweld en welke bedreiging met geweld hierin bestonden dat hij, verdachte, en/of zijn mededader(s)
- die[benadeelde 3] tot stoppen heeft/hebben gedwongen en vervolgens een mes voor zich heeft/hebben uitgestoken in de richting van die[benadeelde 3] en daarbij voornoemde[benadeelde 3] dreigend de woorden heeft/hebben toegevoegd: ‘ik wil je telefoon’ en ‘ik wil ook je portemonnee’ en vervolgens
- de sleutel uit de fiets van die[benadeelde 3] heeft/hebben gehaald en in een sloot heeft/hebben gegooid en vervolgens heeft/hebben gezegd ‘stap van je fiets af’ en ‘wat is je pincode’ en vervolgens heeft/hebben gezegd dat die[benadeelde 3] in het gras moest gaan liggen;
en/of
op 25 oktober 2013 te Nieuwegein, tezamen en in vereniging met anderen, met het oogmerk om zich en/of (een) ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en bedreiging met geweld [benadeelde 3] heeft gedwongen tot de afgifte van een telefoon en een hoesje met
meerdere waardepapieren waaronder een pinpas, toebehorende aan die[benadeelde 3], welk geweld en welke bedreiging met geweld hierin bestonden dat hij, verdachte, en/of zijn mededader(s)
- die[benadeelde 3] tot stoppen heeft/hebben gedwongen en vervolgens een mes voor zich heeft/hebben uitgestoken in de richting van die[benadeelde 3] en daarbij voornoemde[benadeelde 3] dreigend de woorden heeft/hebben toegevoegd: ‘ik wil je telefoon’ en ‘ik wil ook je portemonnee’ en vervolgens
- de sleutel uit de fiets van die[benadeelde 3] heeft/hebben gehaald en in een sloot heeft/hebben gegooid en vervolgens heeft/hebben gezegd ‘stap van je fiets af’ en ‘wat is je pincode’ en vervolgens heeft/hebben gezegd dat die[benadeelde 3] in het gras moest gaan liggen;
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten staan, zijn deze verbeterd. Verdachte is hierdoor niet in de verdediging geschaad.

6.De strafbaarheid van het feit

Het bewezen geachte feit is volgens de wet strafbaar als
feit 1:diefstal, vergezeld van geweld en bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen;
feit 2:diefstal, vergezeld en gevolgd van geweld en bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken en om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf en andere deelnemers van het misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen en afpersing, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen.
Het bestaan van een rechtvaardigingsgrond is niet aannemelijk geworden.

7.De strafbaarheid van verdachte

De rechtbank heeft kennis genomen van het psychiatrisch onderzoek pro justitia van 3 maart 2014 van M.L. van Steenderen, kinder- en jeugdpsychiater. In dit rapport wordt onder meer het volgende geconstateerd.
Bij verdachte is sprake van ADHD. Er kan echter geen uitspraak worden gedaan over de mate waarin het ten laste gelegde al dan niet aan de verdachte kan worden toegerekend vanwege de ontkenning van enige betrokkenheid door verdachte.
Verdachte is dan ook strafbaar, nu geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk is geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit.

8.Motivering van de straffen en maatregelen

8.1.
De eis van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte voor de door haar bewezen geachte feiten zal worden veroordeeld tot jeugddetentie van 160 dagen, met aftrek van voorarrest, waarvan 123 dagen voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaren en met als bijzondere voorwaarde dat de verdachte zich in het kader van de maatregel Hulp en Steun moet gedragen naar de aanwijzingen van de jeugdreclassering, waarvan zes maanden ITB Plus. De officier van justitie heeft voorts een werkstraf van 150 uur, subsidiair 75 dagen jeugddetentie, gevorderd.
8.2.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft bepleit dat de op te leggen straf dient te worden beperkt tot de door de officier van justitie geëiste deels voorwaardelijke jeugddetentie. Het opleggen van daarnaast een werkstraf acht de verdediging te zwaar.
8.3.
Het oordeel van de rechtbank
De hierna te noemen strafoplegging is in overeenstemming met de ernst van het bewezen geachte, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals daarvan ter terechtzitting is gebleken.
De rechtbank heeft bij de keuze tot het opleggen van een vrijheidsbenemende straf en bij de vaststelling van de duur daarvan in het bijzonder het volgende laten meewegen.
Verdachte heeft in een tijdsbestek van drie dagen samen met anderen twee gewelddadige straatroven gepleegd. Hij heeft nietsvermoedende personen aangevallen voor hun portemonnees en telefoons. De rechtbank acht dit zeer ernstig. Verdachte heeft zich bij zijn handelen uitsluitend laten leiden door het financiële gewin van zichzelf en de andere groepsleden en geen oog gehad voor het gegeven dat dergelijke feiten een enorme impact hebben op het leven van de slachtoffers en bijdragen aan de gevoelens van onveiligheid bij de slachtoffers in het bijzonder en in de maatschappij in het algemeen. Uit de schriftelijke slachtofferverklaringen van de slachtoffers blijkt dat zij nog steeds de psychische gevolgen van de feiten ondervinden en dat één van de slachtoffers blijvend lichamelijk letsel heeft opgelopen.
Met betrekking tot de persoon van de verdachte heeft de rechtbank rekening gehouden met:
  • een de verdachte betreffend uittreksel uit de justitiële documentatie d.d. 17 januari 2014, waaruit blijkt dat verdachte niet eerder is veroordeeld voor strafbare feiten en enkel een transactie op zijn naam heeft staan;
  • een de verdachte betreffend rapport van de Raad voor de Kinderbescherming d.d. 3 januari 2014, waaruit blijkt dat er bij verdachte aandacht nodig is op het gebied van delictbespreking, eventuele agressie- en frustratietolerantieproblematiek en vriendenkeuze;
  • een de verdachte betreffend psychiatrisch onderzoek pro justitia d.d. 3 maart 2014, opgesteld door M.L. van Steenderen, kinder- en jeugdpsychiater, waaruit blijkt dat verdachte lijdende is aan ADHD;
  • het ter terechtzitting d.d. 4 maart 2014 door E. Sengul, namens de Raad voor de Kinderbescherming, en S. Hafzi, namens Bureau Jeugdzorg, gegeven advies om aan verdachte een, gedeeltelijk, voorwaardelijke straf op te leggen onder de bijzondere voorwaarde dat de verdachte zich in het kader van de maatregel Hulp en Steun moet houden aan de aanwijzingen van de jeugdreclassering, waarvan 6 maanden ITB Plus.
Gelet op alle hiervoor genoemde omstandigheden is de rechtbank van oordeel dat er aanleiding bestaat bij de straftoemeting af te wijken van wat de officier van justitie heeft gevorderd.
De rechtbank acht jeugddetentie voor de duur van 160 dagen, met aftrek van voorarrest, passend en geboden. De rechtbank zal een gedeelte daarvan, te weten 123 dagen, voorwaardelijk opleggen. Met het voorwaardelijke strafdeel beoogt de rechtbank niet alleen de verdachte ervan te weerhouden nogmaals strafbare feiten te plegen, maar beoogt zij ook de oplegging van de maatregel Hulp en Steun, inclusief ITB Plus, mogelijk te maken. De rechtbank zal daarnaast een werkstraf opleggen van 120 uur, subsidiair 60 dagen jeugddetentie.

9.Ten aanzien van de benadeelde partij en de schadevergoedingsmaatregel

9.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie is van mening dat de vorderingen van alle benadeelde partijen hoofdelijk dienen te worden toegewezen en dat daarbij de schadevergoedingsmaatregel moet worden opgelegd.
9.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft geen opmerkingen over de vordering van de benadeelde partij [benadeelde 1]. Ten aanzien van de vordering van de benadeelde partij [benadeelde 2] is de verdediging van mening dat het bedrag dient te worden gematigd, omdat verdachte niet aansprakelijk kan worden gehouden voor het gebruik van het mes door een van de medeverdachten. De verdediging is voorts van mening dat de benadeelde partij [benadeelde 3] niet-ontvankelijk moet worden verklaard in zijn vordering, omdat verdachte dient te worden vrijgesproken van het onder 2 ten laste gelegde feit.
Tot slot heeft de verdediging bepleit dat, indien en voor zover de vorderingen van de benadeelde partijen worden toegewezen, de vorderingen hoofdelijk moeten worden toegewezen.
9.3
Het oordeel van de rechtbank
Ten aanzien van de benadeelde partij [benadeelde 1]
De benadeelde partij [benadeelde 1] heeft een bedrag van € 410,00 gevorderd als vergoeding van door haar geleden schade ten gevolge van het onder 1 ten laste gelegde feit, waarvan € 10,00 euro ter zake van materiële schade en € 400,00 ter zake van immateriële schade.
De behandeling van de vordering van de benadeelde partij, levert niet een onevenredige belasting van het strafgeding op. Tevens is komen vast te staan dat de benadeelde partij als gevolg van het hiervoor onder 1 bewezen geachte feit rechtstreeks schade heeft geleden. De rechtbank waardeert deze op € 410,00 (vierhonderdentien euro), waarvan € 10,00 ter zake van materiële schade en € 400,00 ter zake van immateriële schade, en acht verdachte hoofdelijk aansprakelijk voor die schade, omdat de schade kort gezegd door een groep is toegebracht. De vordering zal dan ook tot dat bedrag – hoofdelijk – worden toegewezen, te vermeerderen met de wettelijke rente, vanaf het tijdstip waarop de schade is veroorzaakt, te weten 27 oktober 2013.
Voorts zal verdachte worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog zal maken, tot op heden begroot op nihil.
In het belang van de benadeelde partij voornoemd wordt als extra waarborg voor betaling de schadevergoedingsmaatregel aan verdachte – eveneens hoofdelijk – opgelegd.
Ten aanzien van de benadeelde partij [benadeelde 2]
De benadeelde partij [benadeelde 2] heeft een bedrag van € 2.429,42 gevorderd als vergoeding van door hem geleden schade ten gevolge van het onder 1 ten laste gelegde feit, waarvan € 1.224,42 euro ter zake van materiële schade en € 1.205,00 ter zake van immateriële schade.
De behandeling van de vordering van de benadeelde partij, levert niet een onevenredige belasting van het strafgeding op. Tevens is komen vast te staan dat de benadeelde partij als gevolg van het hiervoor onder 1 bewezen geachte feit rechtstreeks schade heeft geleden. De rechtbank waardeert deze op € 2.429,42 (vierentwintighonderdnegenentwintig euro en tweeënveertig cent), waarvan € 1.224,42 ter zake van materiële schade en € 1.205,00 ter zake van immateriële schade, en acht verdachte hoofdelijk aansprakelijk voor die schade, omdat de schade kort gezegd door een groep is toegebracht (zie nader hieronder). De vordering zal dan ook tot dat bedrag – hoofdelijk – worden toegewezen, te vermeerderen met de wettelijke rente, vanaf het tijdstip waarop de schade is veroorzaakt, te weten 27 oktober 2013.
De rechtbank heeft hierbij in overweging genomen dat zij verdachte mede aansprakelijk houdt voor de schade die is veroorzaakt door het steken met een mes door een van de medeverdachten. De rechtbank heeft medeplegen van diefstal met geweld bewezen verklaard, zodat verdachte in strafrechtelijke zin aansprakelijk is voor alle schade die de benadeelde partij daardoor heeft geleden. Daarnaast is de verdachte ook in civielrechtelijke zin aansprakelijk op grond van het bepaalde in artikel 6:166 van het Burgerlijk Wetboek over groepsaansprakelijkheid.
Voorts zal verdachte worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog zal maken, tot op heden begroot op nihil.
In het belang van de benadeelde partij voornoemd wordt als extra waarborg voor betaling de schadevergoedingsmaatregel aan verdachte – eveneens hoofdelijk – opgelegd.
Ten aanzien van de benadeelde partij [benadeelde 3]
De benadeelde partij [benadeelde 3] heeft een bedrag van € 1.109,14 gevorderd als vergoeding van door hem geleden schade ten gevolge van het onder 2 ten laste gelegde feit, waarvan € 359,14 euro ter zake van materiële schade en € 750,00 ter zake van immateriële schade.
De behandeling van de vordering van de benadeelde partij, levert niet een onevenredige belasting van het strafgeding op. Tevens is komen vast te staan dat de benadeelde partij als gevolg van het hiervoor onder 2 bewezen geachte feit rechtstreeks schade heeft geleden. De rechtbank waardeert deze op € 1.109,14 (elfhonderdnegen euro en veertien cent), waarvan
€ 359,14 ter zake van materiële schade en € 750,00 ter zake van immateriële schade, en acht verdachte hoofdelijk aansprakelijk voor die schade, omdat de schade kort gezegd door een groep is toegebracht. De vordering zal dan ook tot dat bedrag – hoofdelijk – worden toegewezen, te vermeerderen met de wettelijke rente, vanaf het tijdstip waarop de schade is veroorzaakt, te weten 25 oktober 2013.
Voorts zal verdachte worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog zal maken, tot op heden begroot op nihil.
In het belang van de benadeelde partij voornoemd wordt als extra waarborg voor betaling de schadevergoedingsmaatregel aan verdachte – eveneens hoofdelijk – opgelegd.

10.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 36f, 47, 77a, 77g, 77i, 77m, 77n, 77x, 77y, 77z, 77aa, 77gg, 312 en 317 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde en op de reeds aangehaalde artikelen.

11.Beslissing

De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.
De rechtbank:
verklaart de officier van justitie ontvankelijk in de vervolging;
verklaart bewezen dat verdachte het ten laste gelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld;
verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
verklaart dat het bewezen verklaarde oplevert:
feit 1:diefstal, vergezeld van geweld en bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen;
feit 2:diefstal, vergezeld en gevolgd van geweld en bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken en om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf en andere deelnemers van het misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen en afpersing, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen;
verklaart het bewezene strafbaar;
verklaart verdachte daarvoor strafbaar;
veroordeelt verdachte tot jeugddetentie van
160 dagen;
beveelt dat de tijd die door veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van die straf in mindering gebracht zal worden;
bepaalt dat een gedeelte, te weten 123 dagen, van deze jeugddetentie niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten;
bepaalt dat de tenuitvoerlegging kan worden gelast indien de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd van twee jaren niet aan de hem opgelegde voorwaarden houdt;
stelt als algemene voorwaarden dat de veroordeelde:
* zich voor het einde van de proeftijd niet aan een strafbaar feit schuldig maakt;
* ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verleent aan het nemen van een of meer vingerafdrukken en/of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht aanbiedt;
* medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 77aa, tweede lid, van het Wetboek van Strafrecht de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen;
stelt als bijzondere voorwaarde dat de veroordeelde:
* zich zal houden aan de aanwijzingen gegeven door of namens de Stichting Bureau Jeugdzorg Utrecht, afdeling Jeugdreclassering, te Utrecht in het kader van de hierbij opgelegde Maatregel Hulp en Steun, waarvan 6 maanden ITB Plus;
geeft aan genoemde instelling opdracht veroordeelde bij de naleving van die voorwaarden hulp en steun te verlenen;
veroordeelt verdachte tot een taakstraf, bestaande uit het verrichten van een werkstraf, van
120 uren, met bevel, voor het geval dat de verdachte de taakstraf niet naar behoren heeft verricht, dat vervangende jeugddetentie zal worden toegepast van 60 dagen;
wijst –
ten aanzien van feit 1– de vordering van [benadeelde 1] toe tot € 410,00 (vierhonderdentien euro), waarvan € 10,00 euro ter zake van materiële schade en € 400,00 ter zake van immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf 27 oktober 2013 tot aan de dag van de algehele voldoening;
veroordeelt verdachte tot betaling van het toegewezen bedrag aan de benadeelde partij voornoemd, behalve voor zover deze vordering al door of namens een ander is betaald;
veroordeelt verdachte voorts in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil;
legt verdachte de verplichting op ten behoeve van [benadeelde 1], aan de Staat € 410,00 (vierhonderdentien euro) te betalen, behalve voor zover dit bedrag al door of namens een ander of anderen is betaald, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door jeugddetentie van 8 dagen (de toepassing van die jeugddetentie heft de hiervoor opgelegde verplichting niet op);
bepaalt dat, indien en voor zover verdachte aan een van de genoemde betalingsverplichtingen heeft voldaan, daarmee de andere is vervallen;
wijst –
ten aanzien van feit 1– de vordering van [benadeelde 2] toe tot € 2.429,42 (vierentwintighonderdnegenentwintig euro en tweeënveertig cent), waarvan € 1.224,42 euro ter zake van materiële schade en € 1.205,00 ter zake van immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf 27 oktober 2013 tot aan de dag van de algehele voldoening;
veroordeelt verdachte tot betaling van het toegewezen bedrag aan de benadeelde partij voornoemd, behalve voor zover deze vordering al door of namens een ander is betaald;
veroordeelt verdachte voorts in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil;
legt verdachte de verplichting op ten behoeve van [benadeelde 2], aan de Staat € 2.429,42 (vierentwintighonderdnegenentwintig euro en tweeënveertig cent) te betalen, behalve voor zover dit bedrag al door of namens een ander of anderen is betaald, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door jeugddetentie van 34 dagen (de toepassing van die jeugddetentie heft de hiervoor opgelegde verplichting niet op);
bepaalt dat, indien en voor zover verdachte aan een van de genoemde betalingsverplichtingen heeft voldaan, daarmee de andere is vervallen;
wijst –
ten aanzien van feit 2– de vordering van [benadeelde 3] toe tot € 1.109,14 (elfhonderdnegen euro en veertien cent), waarvan € 359,14 euro ter zake van materiële schade en € 750,00 ter zake van immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf 25 oktober 2013 tot aan de dag van de algehele voldoening;
veroordeelt verdachte tot betaling van het toegewezen bedrag aan de benadeelde partij voornoemd, behalve voor zover deze vordering al door of namens een ander is betaald;
veroordeelt verdachte voorts in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil;
legt verdachte de verplichting op ten behoeve van [benadeelde 3], aan de Staat € 1.109,14 (elfhonderdnegen euro en veertien cent) te betalen, behalve voor zover dit bedrag al door of namens een ander of anderen is betaald, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door jeugddetentie van 21 dagen (de toepassing van die jeugddetentie heft de hiervoor opgelegde verplichting niet op);
bepaalt dat, indien en voor zover verdachte aan een van de genoemde betalingsverplichtingen heeft voldaan, daarmee de andere is vervallen;
heft op het, reeds geschorste, bevel tot voorlopige hechtenis van verdachte met ingang van het tijdstip waarop dit vonnis onherroepelijk wordt.
Dit vonnis is gewezen door
mr. E.A. Messer, voorzitter en tevens kinderrechter,
mrs. G.V.M. Veldhoen en M.P. Glerum, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. G.C. van de Ven-de Vries, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 18 maart 2014.
Mr. E.A. Messer is niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.
BIJLAGE: De tenlastelegging
Aan bovenbedoelde gedagvaarde persoon wordt tenlastegelegd dat
1.
hij op of omstreeks 27 oktober 2013 te Nieuwegein, althans in het
arrondissement Midden-Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of
anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening
heeft weggenomen een tas (met inhoud, onder andere een OV-chipkaart), in elk
geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [benadeelde 1], in elk geval
aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), welke
diefstal werd voorafgegaan en / of vergezeld en / of gevolgd van geweld en /
of bedreiging met geweld tegen [benadeelde 1] en/of [benadeelde 2], gepleegd met het
oogmerk om die diefstal voor te bereiden en / of gemakkelijk te maken en / of
om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en / of aan (een) andere
deelnemer(s) van voormeld misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij
het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld en / of welke
bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat hij en/of zijn mededader(s)
- die [benadeelde 1] tot stoppen heeft/hebben gedwongen en/of van de fiets
heeft/hebben afgetrokken en/of (vervolgens) een mes, althans een dergelijk
voorwerp, voor zich heeft/hebben uitgestoken in de richting van die [benadeelde 1],
in elk geval getoond aan die [benadeelde 1] en/of (daarbij) dreigend de woorden
heeft/hebben toegevoegd "Ik wil alles hebben", althans woorden van gelijke
aard en/of strekking en/of
- om die [benadeelde 1] en/of [benadeelde 2] heen gingen staan en/of
- die [benadeelde 2] meermalen heeft/hebben geslagen/geschopt op/tegen het hoofd
en/of benen, althans het lichaam en/of
- dreigend een hockeystick heeft/hebben getoond en/of omhoog heeft/hebben
gehouden en/of
- dreigend een mes heeft/hebben getoond aan die [benadeelde 2] en/of
- die [benadeelde 2] met een mes, althans een dergelijk voorwerp meermalen in het
lichaam heeft/hebben gestoken;
2.
hij op of omstreeks 25 oktober 2013 te Nieuwegein, althans in het
arrondissement midden-Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of
anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening
heeft weggenomen een telefoon en/of een hoesje met meerdere waardepapieren
waaronder een pinpas, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende
aan [benadeelde 3], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of
zijn mededader(s), welke diefstal werd voorafgegaan en / of vergezeld en / of
gevolgd van geweld en / of bedreiging met geweld tegen die[benadeelde 3], gepleegd
met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en / of gemakkelijk te maken
en / of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en / of aan (een) andere
deelnemer(s) van voormeld misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij
het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld en / of welke
bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat
hij, verdachte, en/of zijn mededader(s)
- die[benadeelde 3] tot stoppen heeft/hebben gedwongen en/of (vervolgens) een mes,
althans een dergelijk voorwerp, voor zich heeft/hebben uitgestoken in de
richting van die[benadeelde 3], in elk geval getoond aan die[benadeelde 3] en/of (daarbij)
voornoemde[benadeelde 3] dreigend de woorden heeft/hebben toegevoegd: "Ik wil je
telefoon" en/of "Ik wil ook je portemonnee", althans woorden van gelijke aard
en/of strekking en/of (vervolgens)
- de sleutel uit de fiets van die[benadeelde 3] heeft/hebben gehaald en/of in een
sloot heeft/hebben gegooid en/of (vervolgens) heeft/hebben gezegd "stap van je
fiets af" en/of "wat is je pincode" en/of (vervolgens) heeft/hebben gezegd dat
die[benadeelde 3] in het gras moest gaan liggen;
en/of
hij op of omstreeks 25 oktober 2013 te Nieuwegein, althans in
het arrondissement Midden-Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of
anderen, althans alleen, met het oogmerk om zich en / of (een) ander(en)
wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en / of bedreiging met geweld[benadeelde 3]
heeft gedwongen tot de afgifte van een telefoon en/of een hoesje met
meerdere waardepapieren waaronder een pinpas, in elk geval van enig goed,
geheel of ten dele toebehorende aan die[benadeelde 3], in elk geval aan
een ander of anderen dan aan verdachte en / of zijn/haar mededader(s), welk
geweld en / of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat
hij, verdachte, en/of zijn mededader(s)
- die[benadeelde 3] tot stoppen heeft/hebben gedwongen en/of (vervolgens) een mes,
althans een dergelijk voorwerp, voor zich heeft/hebben uitgestoken in de
richting van die[benadeelde 3], in elk geval getoond aan die[benadeelde 3] en/of (daarbij)
voornoemde[benadeelde 3] dreigend de woorden heeft/hebben toegevoegd: "Ik wil je
telefoon" en/of "Ik wil ook je portemonnee", althans woorden van gelijke aard
en/of strekking en/of (vervolgens)
- de sleutel uit de fiets van die[benadeelde 3] heeft/hebben gehaald en/of in een
sloot heeft/hebben gegooid en/of (vervolgens) heeft/hebben gezegd "stap van je
fiets af" en/of "wat is je pincode" en/of (vervolgens) heeft/hebben gezegd dat
die[benadeelde 3] in het gras moest gaan liggen.

Voetnoten

1.Het proces-verbaal van aangifte van [benadeelde 1], opgenomen op pagina 439-440, van het proces-verbaal met nummer 096 KULA 2013 242463, van politie regio Utrecht, in de wettelijke vorm opgemaakt en doorgenummerd van 1 tot en met 639.
2.Het proces-verbaal van verhoor aangeefster [benadeelde 1], in de wettelijke vorm opgemaakt en opgenomen in het onder voetnoot 1 genoemde proces-verbaal, pagina 445.
3.Het proces-verbaal van aangifte van [benadeelde 2], in de wettelijke vorm opgemaakt en opgenomen in het onder voetnoot 1 genoemde proces-verbaal, pagina 453-454.
4.Het geschrift, te weten een medische verklaring, opgenomen in het onder voetnoot 1 genoemde proces-verbaal, pagina 465-466.
5.Het proces-verbaal van verhoor verdachte [medeverdachte 1], in de wettelijke vorm opgemaakt en opgenomen in het onder voetnoot 1 genoemde proces-verbaal, pagina 62.
6.Het proces-verbaal van verhoor verdachte [medeverdachte 1], in de wettelijke vorm opgemaakt en opgenomen in het onder voetnoot 1 genoemde proces-verbaal, pagina 83-84.
7.Het proces-verbaal van bevindingen, in de wettelijke vorm opgemaakt en opgenomen in het onder voetnoot 1 genoemde proces-verbaal, pagina 557.
8.Het proces-verbaal van verhoor verdachte [medeverdachte 2], in de wettelijke vorm opgemaakt en opgenomen in het onder voetnoot 1 genoemde proces-verbaal, pagina 288-290.
9.Het proces-verbaal van verhoor verdachte[medeverdachte 3], in de wettelijke vorm opgemaakt en opgenomen in het onder voetnoot 1 genoemde proces-verbaal, pagina 628-630.
10.Het proces-verbaal van aangifte van [benadeelde 2], in de wettelijke vorm opgemaakt en opgenomen in het onder voetnoot 1 genoemde proces-verbaal, pagina 424-426.
11.Het proces-verbaal van verhoor verdachte [medeverdachte 1], in de wettelijke vorm opgemaakt en opgenomen in het onder voetnoot 1 genoemde proces-verbaal, pagina 58, 60-61.
12.Het proces-verbaal van verhoor verdachte [medeverdachte 2], in de wettelijke vorm opgemaakt en opgenomen in het onder voetnoot 1 genoemde proces-verbaal, pagina 287.
13.Het proces-verbaal van verhoor verdachte[medeverdachte 3], in de wettelijke vorm opgemaakt en opgenomen in het onder voetnoot 1 genoemde proces-verbaal, pagina 630-631.