AI samenvatting door Lexboost • Automatisch gegenereerd
Onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor langdurige uitkeringsfraude
In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 5 maart 2014 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van langdurige uitkeringsfraude. De verdachte, geboren in Suriname, had in de periode van 1 januari 2004 tot en met 31 mei 2012 opzettelijk nagelaten om tijdig de benodigde gegevens te verstrekken aan het UWV, terwijl hij wist dat deze gegevens van belang waren voor zijn uitkering op grond van de Wet Arbeidsongeschiktheidsverzekering Zelfstandigen. Tijdens de zitting op 19 februari 2014 heeft de rechtbank de vordering van de officier van justitie en de verdediging van de verdachte gehoord. De officier van justitie eiste een gevangenisstraf van zeven maanden, waarvan drie maanden voorwaardelijk, terwijl de verdediging pleitte voor een geheel voorwaardelijke straf of een werkstraf, rekening houdend met de omstandigheden van de verdachte.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte gedurende een lange periode opzettelijk geen melding heeft gemaakt van zijn inkomsten en werkzaamheden die hij verrichtte binnen door hem opgerichte ondernemingen. Dit gedrag werd als ernstig beschouwd, omdat het misbruik maakte van het sociale stelsel en de solidariteit ondermijnde. De rechtbank heeft het benadelingsbedrag vastgesteld op € 97.879,09, gebaseerd op gegevens van het UWV. De rechtbank oordeelde dat de verdachte zich professioneel had gedragen in zijn ondernemingen, maar tegelijkertijd geen openheid van zaken had gegeven aan de uitkeringsinstantie. Dit leidde tot de conclusie dat een onvoorwaardelijke gevangenisstraf passend was.
Uiteindelijk heeft de rechtbank de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van zes maanden, waarbij de rechtbank de ernst van de fraude en de gevolgen voor het sociale stelsel in overweging heeft genomen. De rechtbank heeft de zaak afgesloten met de vaststelling dat de verdachte strafbaar was en dat het bewezen verklaarde feit in strijd was met de wettelijke verplichtingen die aan hem waren opgelegd.
Voetnoten
1.Voor zover niet anders vermeld, wordt in de hierna volgende voetnoten telkens verwezen naar bewijsmiddelen die zich in het aan deze zaak ten grondslag liggende proces-verbaal, nummer 1404443, bevinden, volgens de in dat dossier toegepaste nummering (pagina 1 tot en met 537). Tenzij anders vermeld, gaat het daarbij om processen-verbaal, in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.
2.Aanvraag AAW-uitkering d.d. 3 december 1992, pagina 23 en proces-verbaal van verhoor verdachte, pagina 511.
3.Feit van algemene bekendheid.
4.Beslissing van de Bedrijfsvereniging voor Bank- en Verzekeringswezen Groothandel en Vrije Beroepen, pagina 30. Dit betreft een geschrift als bedoeld in artikel 344, eerste lid, aanhef en onder 5 Wetboek van Strafvordering.
5.Het proces-verbaal van verhoor van verdachte, d.d. 3 april 2012, pagina 512.
6.Het formulier “Wijzigingen doorgeven – Als u een WIA-, WAO-, WAZ- of Wajong-uitkering heeft”, pagina 63 en 64. Dit betreft een geschrift als bedoeld in artikel 344, eerste lid, aanhef en onder 5 Wetboek van Strafvordering.
7.Het proces-verbaal van verhoor van verdachte, d.d. 3 april 2012, pagina 514.
8.Een afschrift van het proces-verbaal van verhoor van verdachte, d.d. 13 november 2007, pagina 75. Dit betreft een geschrift als bedoeld in artikel 344, eerste lid, aanhef en onder 5 Wetboek van Strafvordering.
9.Een afschrift van het proces-verbaal van verhoor van verdachte, d.d. 20 november 2007, pagina 95. Dit betreft een geschrift als bedoeld in artikel 344, eerste lid, aanhef en onder 5 Wetboek van Strafvordering.
10.Een afschrift van het proces-verbaal van verhoor van verdachte, d.d. 28 november 2007, pagina 122 en 123. Dit betreft een geschrift als bedoeld in artikel 344, eerste lid, aanhef en onder 5 Wetboek van Strafvordering.
11.Idem, pagina 124.
12.Een afschrift van het proces-verbaal van verhoor van verdachte, d.d. 29 november 2007, pagina 135. Dit betreft een geschrift als bedoeld in artikel 344, eerste lid, aanhef en onder 5 Wetboek van Strafvordering.
13.Idem, pagina 136.
14.Overzicht FiBase betreffende fiscale eenheid [A] Beheer, pagina 371. Dit betreft een geschrift als bedoeld in artikel 344, eerste lid, aanhef en onder 5 Wetboek van Strafvordering.
15.Het proces-verbaal werknemersfraude, d.d. 12 november 2012, blad 10 van 18.
16.Het proces-verbaal van verbalisant E.R. de Knijf, opsporingsfunctionaris bij het UWV, d.d. 30 januari 2014, proces-verbaal nummer 1404443. Dit proces-verbaal is niet opgenomen in het onder 1 vermelde dossier.