RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
Afdeling Strafrecht
Zittingslocatie Utrecht
Parketnummer: 16/654445-12 (P)
Vonnis van de meervoudige kamer van 28 mei 2013
in de strafzaak tegen de minderjarige
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [1994],
wonende [adres] te ([postcode])[woonplaats].
1 Het onderzoek ter terechtzitting
Het onderzoek ter terechtzitting heeft plaatsgevonden op 14 mei 2013. De verdachte is in persoon verschenen en heeft zich ter terechtzitting laten bijstaan door mr. N. van Schaik, advocaat te Utrecht.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie en van wat verdachte en de raadsman naar voren hebben gebracht.
2 Tenlastelegging
De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
Primair: op 20 maart 2012 met voorbedachten rade, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, heeft geprobeerd [slachtoffer] te doden;
Subsidiair: op 20 maart 2012 tezamen en in vereniging met een ander of anderen, [slachtoffer] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel heeft toegebracht;
Meer subsidiair: op 20 maart 2012 openlijk in vereniging geweld heeft gepleegd tegen
[slachtoffer].
De rechtbank verbetert in de tenlastelegging eventuele kennelijke schrijffouten. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.
3 Voorvragen
De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zijzelf bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.
4 Waardering van het bewijs
4.1. Het standpunt van het Openbaar Ministerie
De officier van justitie vordert een vrijspraak ten aanzien van het primair en subsidiair ten laste gelegde. Wel acht de officier van justitie wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het meer subsidiair ten laste gelegde feit heeft begaan en baseert zich daarbij op de zich in het dossier bevindende bewijsmiddelen.
4.2. Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat verdachte moet worden vrijgesproken wegens het ontbreken van wettig en overtuigend bewijs. De raadsman heeft dit onderbouwd door te stellen dat uit de bewijsmiddelen niet overtuigend kan worden afgeleid dat verdachte een van de vijf personen is geweest die geweld tegen aangever hebben gebruikt. De resultaten van de Foslo plaatsen hem niet in die groep en zijn signalement past niet in de door aangever en getuige [getuige 1] gegeven signalementen. Derhalve moet verdachte worden vrijgesproken. De raadsman heeft nog opgemerkt dat de verklaring van verdachte, dat hij de hele dag thuis heeft gezeten, niet aannemelijk lijkt.
4.3. Het oordeel van de rechtbank
Vrijspraak
De rechtbank is met de raadsman en de officier van justitie van oordeel dat het onder primair en subsidiair ten laste gelegde niet bewezen kan worden. De rechtbank zal verdachte hiervan dan ook vrijspreken.
Bewijsmiddelen
Aangever [slachtoffer] heeft op 21 maart 2012 bij de politie verklaard dat hij en zijn vriendin op dinsdag 20 maart 2012 omstreeks 18.15 uur naar winkelcentrum De Clomp in Zeist zijn gelopen. Aangever zag bij de kaasboer een groep jongens staan. Toen hij met zijn vriendin uit de Albert Heijn kwam, zag hij de groep jongens in de richting van de [flatnaam]lopen in de richting van de voetbalkooi. Aangever herkende de groep jongens uit de buurt waar hij woont. Ter hoogte van de voetbalkooi hoorde aangever dat er een aantal jongens begonnen te roepen naar zijn vriendin. Aangever vond dit ongepast en wilde de jongens hierop aanspreken. Aangever is op de jongen met het rood witte petje afgelopen. Toen aangever recht voor de jongen stond zag hij dat de drie jongens die hij voorbij was gelopen in een boog achter hem gingen staan. Aangever voelde dat er vanaf achter een arm om zijn nek heen werd getrokken en hij voelde dat hij tegen zijn benen werd geschopt waardoor hij ten val kwam. Hij voelde dat hij van alle kanten werd geslagen en geschopt. Hij zag dat hij door alle vijf de jongens die om hem heen stonden, geschopt werd. Toen hij vervolgens op probeerde te staan en op zijn knieën ging zitten, werd hij door alle vijf de jongens tegelijkertijd geschopt. De jongen die links naast de jongen met het rood witte petje stond schopte hem tegen zijn linker oog. Hij is door de jongens met name tegen zijn hoofd geschopt. Dit veroorzaakte bij aangever veel pijn.
Bij de Foslo confrontatie heeft aangever verklaard dat verdachte waarschijnlijk in het groepje zat.
Aangever heeft op 8 november 2012 bij de politie verklaard dat hij destijds een persoon had aangewezen bij het foto’s kijken bij de politie, waarvan hij had gezegd dat die persoon volgens hem aanwezig was bij de mishandeling. Aangever bedoelde daarmee te zeggen dat de door hem aangewezen persoon hem heeft geschopt en geslagen. Hij heeft dat toen gezien en gevoeld.
Uit de geneeskundige verklaring d.d. 22 maart 2012 blijkt dat aangever op 20 maart 2012 is onderzocht en dat er sprake is van een forse zwelling en bloeduitstorting rondom het linker oog. Verder is er sprake van een oogkasbodembreuk links, waarvoor mogelijk nog een operatie nodig is om de bodem van de oogkas te herstellen.
Getuige [getuige 1] heeft bij de politie verklaard dat zij op 20 maart 2012 omstreeks 17.45 uur samen met aangever boodschappen is gaan doen bij de AH op de Clomp in Zeist. Omstreeks 18.15 uur liepen zij terug. Voor hen liep een groepje Marokkaanse jongens in de leeftijd van ongeveer 16 à 17 jaar oud. Het groepje sloeg rechtsaf in de richting van het voetbalveld. Een van de jongens maakte een aantal opmerkingen naar getuige [getuige 1], zoals “lekker blondje”, “lekker kontje”, “neuken”, “ze zal wel lekker kunnen pijpen”. De getuige zag aangever naar de groep toelopen en hen aanspreken. Op dat moment kwam er een jongen naar aangever toelopen. Aangever was, toen hij op de groep afliep, door de jongen met het rode petje in eerste instantie geslagen (eerst omschreef de getuige dit als roze). Deze jongen was de getuige al opgevallen door zijn agressieve kop. Deze jongen heeft aangever geschopt en geslagen. Deze jongen was de bravourmaker van de groep. Op dat moment kwamen er nog 4 à 5 man aanlopen/rennen en deze begonnen aangever te duwen en te schoppen waardoor aangever op de grond viel. De getuige ziet dat de jongens op aangever in begonnen te slaan en te trappen tegen de linkerzijde van zijn lichaam. De getuige hoort de jongens schreeuwen. Op een gegeven moment stond aangever op, maar kort daarna werd hij weer omver geduwd door de jongens en werd hij weer getrapt en geslagen. Op dat moment schreeuwde de getuige dat zij aan het filmen was en de politie had gebeld en toen rende het groepje jongens weg in de richting van het bruggetje.
Verbalisant spreekt ook met getuige [getuige 2]. De getuige heeft aan de verbalisant verklaard dat zij heeft gezien dat een groep van 5 à 6 buitenlandse jongeren een manspersoon hebben geschopt en geslagen. Dit gebeurde in of bij de voetbalkooi. De jongens zijn volgens de getuige vervolgens weggerend in de richting van de [flatnaam]. Er zou een jongen bij zijn die was gekleed in een bruin trainingsjack met 3 gele strepen.
Verbalisant [verbalisant]kijkt de beelden uit van de Albert Heijn en de [flatnaam]. Verbalisant ziet op de beelden een groep jongens de Albert Heijn binnen lopen en herkent op de beelden onder andere [A] en [verdachte] (met bruine Adidas bovenkleding met drie lichte strepen op de armen). Deze personen lopen voor aangever en zijn vriendin even later winkelcentrum De Clomp uit in de richting van de voetbalkooi. Daarna lopen deze jongeren kort (36 seconden) voor aangever en zijn vriendin uit weer terug in de richting van de voetbalkooi Nijenheim. Op de beelden van de [flatnaam] van diezelfde dag rond dezelfde tijd ziet de verbalisant[A]en [verdachte]de 90 flat in rennen.
Bewijsoverweging
Gelet op de hierboven genoemde bewijsmiddelen acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich, samen met anderen, heeft schuldig gemaakt aan de meer subsidiair ten laste gelegde openlijke geweldpleging tegen [slachtoffer].
De rechtbank verwerpt het verweer van de raadsman dat niet duidelijk is dat verdachte een van de jongens is geweest die geweld heeft gebruikt tegen aangever en overweegt daartoe het volgende. Aangever heeft verdachte herkend bij de Foslo-confrontatie en hij heeft daar later nog nader over verklaard. Uit de beschrijving van de camerabeelden door de politie blijkt dat verbalisanten verdachte herkennen en dat hij een bruin jack draagt met lichte strepen op de mouw. Verder blijkt dat verdachte met een groepje, waaronder[A], in de Albert Heijn loopt en dat zij net voor het slachtoffer en zijn vriendin de Albert Heijn verlaten en in de richting van de voetbalkooi lopen. Vervolgens ziet korte tijd later een getuige een aantal jongens, die eerst geweld plegen jegens een man bij de voetbalkooi, wegrennen in de richting van de [flatnaam]. De getuige beschrijft dat één van deze jongens een bruin trainingsjack draagt met stepen op de mouw. Verbalisanten herkennen op de camerabeelden van de [flatnaam], verdachte en [A] als de twee jongens die de flat komen binnen rennen. Het kan niet anders dan dat verdachte één van de jongens is geweest die geweld heeft gebruikt. De rechtbank heeft bij het bekijken van de beelden ter zitting niet een andere indruk gekregen dan de beschrijving die de politie heeft gemaakt.
5 Bewezenverklaring
De rechtbank acht op grond van de onder 4. vervatte bewijsmiddelen bewezen dat verdachte
Meer subsidiair:
op 20 maart 2012 te Zeist, met anderen, op de openbare weg, Nijenheim, openlijk in vereniging geweld heeft gepleegd tegen [slachtoffer], welk geweld bestond uit het:
- naar achteren trekken van die [slachtoffer] en
- schoppen tegen de benen van die [slachtoffer] en
- meermalen met kracht schoppen tegen het hoofd van die [slachtoffer] nadat die [slachtoffer] op de grond was gevallen.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten staan, zijn deze verbeterd. Verdachte is hierdoor niet in de verdediging geschaad.
6 De strafbaarheid van het feit
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.
Het bewezenverklaarde levert het navolgende strafbare feit op.
Meer subsidiair:
Het openlijk in vereniging geweld plegen tegen personen.
7 De strafbaarheid van verdachte
De rechtbank heeft kennis genomen van het psychologisch onderzoek pro justitia van 12 juni 2012 van J.S.H. Stolk, gz-psycholoog. In dit rapport wordt ten aanzien van onderhavig parketnummer onder meer het volgende geconstateerd.
Verdachte is lijdende aan een gebrekkige ontwikkeling van de geestvermogens in de vorm van cognitief functioneren op het niveau van laag begaafd/moeilijk lerend en een gedragsstoornis Niet Anderszins Omschreven (NAO). Of dit ook zo was ten tijde van het ten laste gelegde, kan de onderzoeker niet zeggen. Gezien het feit dat het cognitief functioneren en een gedragsstoornis immer aanwezig zijn, waren deze ten tijde van het ten laste gelegde ook aanwezig. Door de ontkennende houding van verdachte is er geen enkel inzicht verkregen in de wijze waarop de gedragsstoornis en de cognitieve beperkingen hierin een rol zouden kunnen hebben gespeeld. De onderzoeker trekt derhalve geen conclusies ten aanzien van de toerekeningsvatbaarheid van verdachte.
De rechtbank neemt de conclusie uit het rapport van bovengenoemde gz-psycholoog over en oordeelt dat verdachte weliswaar laagbegaafd, maar volledig toerekeningsvatbaar is.
Overeenkomstig dit oordeel kan niet worden gezegd dat verdachte niet strafbaar is. Er is voorts ook geen andere omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.
8 Motivering van de straffen en maatregelen
8.1. De eis van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte voor het door de officier van justitie bewezen geachte zal worden veroordeeld tot een jeugddetentie van 41 dagen, met aftrek van het voorarrest, alsmede tot een werkstraf van 60 uren, met bevel, voor het geval dat verdachte de werkstraf niet naar behoren verricht, dat vervangende jeugddetentie zal worden toegepast van 30 dagen.
Tevens vordert de officier van justitie de toewijzing van de vordering van de benadeelde partij, hoofdelijk en vermeerderd met de wettelijke rente en oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
8.2. Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft geen strafmaatverweer gevoerd.
Ten aanzien van de vordering van de benadeelde partij heeft de verdediging zich op het standpunt gesteld dat de benadeelde partij niet-ontvankelijk moet worden verklaard in zijn vordering.
8.3. Het oordeel van de rechtbank
Bij het bepalen van de op te leggen straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en de persoon van de verdachte.
Verdachte heeft samen met anderen een man, die hen op onaanvaardbaar gedrag had aangesproken en die zij verder niet kenden, in een park op klaarlichte dag geslagen en geschopt. Door dit handelen hebben verdachte en deze anderen het slachtoffer pijn gedaan en ernstig (oog)letsel toegebracht. Een dergelijke openlijke geweldpleging roept bij omstanders, en ook in de samenleving, gevoelens van onrust en onveiligheid op. Het slachtoffer heeft het gebeuren ook zelf als ingrijpend ervaren. De rechtbank neemt verdachte dit zeer kwalijk.
Wat de persoon van de verdachte betreft, heeft de rechtbank rekening gehouden met:
- een hem betreffend uittreksel uit de justitiële documentatie van verdachte d.d.
5 april 2013, waaruit volgt dat verdachte op het moment van het plegen van het thans bewezen verklaarde feit eerder was veroordeeld voor geweldsdelicten;
- een de verdachte betreffend psychologisch onderzoek pro justitia d.d. 12 juni 2012, opgesteld door J.S.H. Stolk, gz-psycholoog, inhoudende de conclusie dat bij verdachte sprake is van een gebrekkige ontwikkeling van de geestvermogens in de vorm van cognitief functioneren op het niveau van laag begaafd/moeilijk lerend en een gedragsstoornis Niet Anderszins Omschreven (NAO).
Uit het verhandelde ter zitting is het de rechtbank gebleken dat er de afgelopen jaren in het jeugdkader al veel is ingezet. Mevrouw Sengul heeft namens de Raad voor de Kinderbescherming ter zitting toegelicht dat er de Raad geen interventie uit het jeugdstrafrecht passend acht. Dat is een gepasseerd station. Het contact met de volwassen reclassering wordt nu opgezet in het kader van de laatste veroordeling van verdachte in februari van dit jaar. Mevrouw Sengul heeft ter zitting aangegeven dat verdachte gemotiveerd lijkt om uit de problemen te blijven, nu hij met zijn gezin is verhuisd naar een andere omgeving en daarnaast een negatieve ervaring heeft gehad in volwassen detentie. De Raad adviseert een werkstraf op te leggen. Verdachte heeft ter zitting aangegeven dat hij erg geschrokken is van de tijd in volwassen detentie en dat hij nu alles in het werk stelt om daar niet meer terecht te komen.
De rechtbank acht, alles afwegende en rekening houdend met de straffen die in het algemeen voor soortgelijke feiten worden opgelegd, artikel 63 en met het feit dat dit een oude zaak betreft, een jeugddetentie van 60 dagen passend en geboden. De rechtbank zal een deel daarvan, groot 19 dagen, voorwaardelijk opleggen met een proeftijd van 2 jaren. Van belang is dat inmiddels in het kader van een ander (niet onherroepelijk) strafvonnis een begin is gemaakt met reclasseringsbegeleiding en de rechtbank acht het van belang dat deze begeleiding wordt gecontinueerd. Derhalve zal ook in onderhavige zaak reclasseringsbegeleiding worden opgelegd. Tevens dient deze voorwaardelijke straf als stok achter de deur om verdachte er in de toekomst van te weerhouden wederom (soortgelijke) strafbare feiten te plegen. De rechtbank heeft overwogen om een onvoorwaardelijke jeugddetentie van zodanige lengte op te leggen, dat verdachte zich weer dient te melden bij de justitiële jeugdinrichting. Naar verwachting zou een dergelijke straf de ontwikkeling van verdachte negatief beïnvloeden en daardoor het recidiverisico vergroten in plaats van verkleinen. De rechtbank zal daartoe niet overgaan. De rechtbank zal voorts verdachte veroordelen tot een werkstraf.
9 Beslag
9.1. Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd de in beslag genomen voorwerpen (die genoemd zijn op de beslaglijst) terug te geven aan verdachte.
9.2. Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft geen standpunt ingenomen ten aanzien van de in beslag genomen voorwerpen.
9.3. Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank zal de teruggave gelasten van de in beslag genomen voorwerpen, genoemd op de beslaglijst aan verdachte, aangezien de voorwerpen niet vatbaar zijn voor verbeurdverklaring of onttrekking aan het verkeer en zij onder verdachte in beslag zijn genomen.
10 Benadeelde partij
De benadeelde partij [slachtoffer] heeft overeenkomstig het bepaalde in artikel 51f van het Wetboek van Strafvordering opgave gedaan van de inhoud van de vordering.
De benadeelde partij vordert in totaal een bedrag van € 4.389,02, bestaande uit € 1.889,02 aan materiële schade en € 2.500,00 euro wegens immateriële schade.
De officier van justitie heeft integrale toewijzing gevorderd van de vordering, vermeerderd met de wettelijke rente en met daarbij oplegging van de schadevergoedingsmaatregel. De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat verdachte moet worden vrijgesproken van het ten laste gelegde en dat derhalve de vordering van de benadeelde partij niet-ontvankelijk moet worden verklaard.
De rechtbank is van oordeel dat de gevorderde schade een rechtstreeks gevolg is van het bewezen verklaarde feit en acht verdachte aansprakelijk voor die schade. De rechtbank zal de gevorderde schade in zijn geheel toewijzen, omdat deze voldoende is onderbouwd en niet is weersproken.
De verdachte is op de voet van de artikelen 6:6 e.v. BW niet tot vergoeding gehouden indien en voor zover het toegewezen bedrag reeds door (een) mededader(s) is voldaan.
Na te noemen maatregel wordt opgelegd omdat verdachte naar burgerlijk recht hoofdelijk aansprakelijk is voor de schade die door het strafbare feit is toegebracht.
Met betrekking tot de toegekende vordering van de benadeelde partij zal de rechtbank tevens de schadevergoedingsmaatregel opleggen. De rechtbank zal de gevorderde wettelijke rente toewijzen vanaf het tijdstip waarop het feit werd gepleegd.
De verdachte zal worden verwezen in de tot op heden door de benadeelde partij gemaakte kosten, die worden vastgesteld op nihil, en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken.
11 Toepasselijke wettelijke voorschriften
De beslissing berust op de artikelen 36f, 63, 77a,77g, 77m, 77n, 77x, 77y, 77z, 77aa en 141 van het Wetboek van Strafrecht.
De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.
Vrijspraak
Verklaart het onder primair en subsidiair ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij.
Bewezenverklaring
Verklaart bewezen dat verdachte het onder meer subsidiair ten laste gelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde feit levert op:
Meer subsidiair: het openlijk in vereniging geweld plegen tegen personen.
Veroordeelt verdachte tot een jeugddetentie van 60 dagen.
Beveelt dat de tijd die door veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige jeugddetentie is doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van die straf in mindering gebracht zal worden.
Beveelt dat een gedeelte, groot 19 dagen, van deze jeugddetentie niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij later anders wordt gelast.
Stelt daarbij een proeftijd van 2 (twee) jaren vast.
De tenuitvoerlegging kan worden gelast indien veroordeelde gedurende de proeftijd de hierna vermelde voorwaarden niet naleeft.
Stelt als algemene voorwaarden dat de veroordeelde
1. zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
2. ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verleent aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
3. medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in 77aa, tweede lid, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen.
De tenuitvoerlegging kan ook worden gelast indien veroordeelde gedurende de proeftijd de hierna vermelde bijzondere voorwaarde niet naleeft.
Stelt als bijzondere voorwaarde:
dat verdachte zich tijdens de proeftijd moet gedragen naar de voorschriften en aanwijzingen die worden gegeven door of namens de volwassen reclassering, uit te voeren door Reclassering Nederland.
Geeft aan genoemde instelling opdracht veroordeelde bij de naleving van die voorwaarden hulp en steun te verlenen.
Veroordeelt verdachte tot een taakstraf, bestaande uit het verrichten van onbetaalde arbeid, van 60 uren, met bevel, voor het geval dat de verdachte de taakstraf niet naar behoren heeft verricht, dat vervangende jeugddetentie zal worden toegepast van 30 dagen.
Beslag
gelast de teruggave aan verdachte van de in beslag genomen voorwerpen, genoemd op de beslaglijst.
Benadeelde partij
- veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer] van een bedrag van
€ 1.889,02 aan materiële schade en € 2.500,00 euro wegens immateriële schade. In totaal een bedrag van € 4.389,02, te vermeerderen met de wettelijke rente, te berekenen vanaf 20 maart 2012 tot aan de dag der algehele voldoening;
- veroordeelt de verdachte om dit bedrag tegen kwijting aan deze benadeelde partij te betalen, met dien verstande dat verdachte van deze verplichting zal zijn bevrijd indien en voor zover dit bedrag door (een) mededader(s) is betaald.
- veroordeelt verdachte tevens in de kosten van de benadeelde partij tot nu toe gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken, tot op heden begroot op nihil;
- legt aan verdachte de verplichting op aan de Staat, ten behoeve van [slachtoffer],
€ 4.389,02 te betalen, bij niet betaling te vervangen door 26 dagen jeugddetentie, met dien verstande dat toepassing van de vervangende jeugddetentie de betalingsverplichting niet opheft;
- bepaalt dat bij voldoening van de schadevergoedingsmaatregel de betalingsverplichting aan de benadeelde partij vervalt en omgekeerd.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.J. Veldhuijzen, voorzitter en tevens kinderrechter,
mrs. E.A.A. van Kalveen en J.M. Bruins, rechters, in tegenwoordigheid van mr. M. van der Meulen, griffier en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 28 mei 2013.
Mr. J.M. Bruins is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
BIJLAGE : De tenlastelegging
Aan bovenbedoelde gedagvaarde persoon wordt tenlastegelegd dat
hij op of omstreeks 20 maart 2012 te Zeist, althans in het arrondissement
Utrecht, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen
en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk[slachtoffer]van het leven te beroven, tezamen en in vereniging met een ander of
anderen, althans alleen, met dat opzet als volgt heeft gehandeld: zijnde en/of
hebbende hij, verdachte, en/of (één of meer van) zijn mededader(s) die [slachtoffer]
naar achteren getrokken en/of tegen de benen van die[slachtoffer]geschopt en/of
(nadat die [slachtoffer] op de grond was gevallen) (meermalen) met kracht tegen het
hoofd, althans het (boven)lichaam, van die [slachtoffer] heeft geschopt/getrapt en/of
geslagen, zijnde de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet voltooid;
art 287 Wetboek van Strafrecht
art 45 lid 1 Wetboek van Strafrecht
art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht
hij op of omstreeks 20 maart 2012 te Zeist, althans in het arrondissement
Utrecht, tezamen en in vereniging met anderen of een ander, althans alleen,
aan een persoon genaamd [slachtoffer], opzettelijk zwaar lichamelijk letsel (breuk
in oogkas), heeft toegebracht, door opzettelijk die [slachtoffer] naar achteren te
trekken en/of tegen de benen van die [slachtoffer] te schoppen en/of (nadat die
[slachtoffer] op de grond was gevallen) (meermalen) met kracht tegen het hoofd,
althans het (boven)lichaam van die [slachtoffer] te schoppen/trappen en/of te slaan;
art 302 lid 1 Wetboek van Strafrecht
art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht
hij op of omstreeks 20 maart 2012 te Zeist, althans in het arrondissement
Utrecht, met een ander of anderen, op of aan de openbare weg, de [straatnaam], in
elk geval op of aan een openbare weg, openlijk in vereniging geweld heeft
gepleegd tegen [slachtoffer], welk geweld bestond uit het:
- naar achteren trekken van die [slachtoffer] en/of
- schoppen tegen de benen van die [slachtoffer] en/of
- (meermalen) met kracht schoppen tegen het hoofd, althans het (boven)lichaam
van die [slachtoffer] (nadat die [slachtoffer] op de grond was gevallen);
art 141 lid 1 Wetboek van Strafrecht