RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
Afdeling Strafrecht
Zittingslocatie Utrecht
Parketnummer: 16/661213-13(P)
Vonnis van de meervoudige kamer van 28 mei 2013
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [1994],
wonende [adres] te ([postcode ] [woonplaats]
1 Het onderzoek ter terechtzitting
Het onderzoek ter terechtzitting heeft plaatsgevonden op 14 mei 2013. De verdachte is in persoon verschenen en heeft zich ter terechtzitting laten bijstaan door mr. N. van Schaik, advocaat te Utrecht.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie en van wat verdachte en de raadsman naar voren hebben gebracht.
2 Tenlastelegging
De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
Feit 1: op 25 februari 2013 in vereniging een schroevendraaier heeft gestolen bij de Hornbach in Nieuwegein;
Feit 2: op 2 januari 2013 openlijk in vereniging geweld heeft gepleegd tegen [benadeelde].
De rechtbank verbetert in de tenlastelegging eventuele kennelijke schrijffouten. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.
3 Voorvragen
De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zijzelf bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.
4 Waardering van het bewijs
4.1. Het standpunt van het Openbaar Ministerie
De officier van justitie acht beide ten laste gelegde feiten wettig en overtuigend bewezen en baseert zich daarbij op de zich in het dossier bevindende bewijsmiddelen.
4.2. Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich ten aanzien van het onder 1 ten laste gelegde feit op het standpunt gesteld dat verdachte moet worden vrijgesproken van het strafverzwarende bestanddeel medeplegen en refereert zich verder aan het oordeel van de rechtbank met betrekking tot dit feit. Ten aanzien van het onder 2 ten laste gelegde feit is de raadsman van mening dat verdachte moet worden vrijgesproken. De raadsman heeft dit onderbouwd door te stellen dat uit het dossier op geen enkele wijze blijkt dat de door aangever en getuige genoemde [verdachte] ook daadwerkelijk de [verdachte] is die hier vandaag terecht staat. Aan de getuige is geen foto getoond en zij noch aangever hebben een signalement gegeven.
4.3. Het oordeel van de rechtbank
Bewijsmiddelen
Aangever[aangever]heeft bij de politie verklaard dat hij op 25 februari 2013 werkzaam was als beveiliger bij de Hornbach te Nieuwegein. Hij zag dat verdachte samen met twee andere jongens was. Hij zag dat de verdachte bij het schap stond en een schroevendraaier in zijn mouw stak. De schroevendraaier was niet meer te zien. Daarna liepen ze richting de uitgang en zonder iets ter betaling aan te bieden liepen ze langs de kassa. Vervolgens heeft aangever verdachte buiten aangehouden.
Verbalisanten zien bij het uitkijken van de camerabeelden dat een jongen een schroevendraaier pakt en die vervolgens aan verdachte geeft. Vervolgens zien zij dat verdachte de schroevendraaier in zijn mouw omhoog schuift en dat zij de kassa passeren zonder te betalen.
Ter terechtzitting heeft verdachte verklaard dat hij de schroevendraaier inderdaad in zijn mouw gestoken heeft.
Bewijsoverweging
De rechtbank acht, gelet op het voorgaande bewijs, wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de ten laste gelegde diefstal heeft gepleegd. Er is onvoldoende bewijs dat deze diefstal tezamen en in vereniging met een ander of anderen zou zijn gepleegd.
Bewijsmiddelen
Aangever [benadeelde] heeft op 2 januari 2013 bij de politie verklaard dat hij op 31 december 2012 een conflict heeft gehad met verdachte, waarbij hij verdachte een slag in zijn gezicht gegeven heeft. In de nacht van 1 op 2 januari 2013 werd hij door verdachte gebeld. Verdachte vroeg aangever naar het parkeerterrein van voetbalvereniging Seystum te komen, aan de Patrijzenlaan in Zeist om hem te helpen met een BMW met accuproblemen. Daar aangekomen liep aangever naar de BMW en verdachte, die in gezelschap was van [A], vroeg aan hem of hij even naar het dashboard wilde kijken. Aangever boog voorover en op dat moment zag hij dat [A] hem met zijn hand/arm en met grote kracht op zijn achterhoofd sloeg. Vervolgens zag aangever dat [A] en verdachte hem meerdere malen begonnen te slaan en te stompen. Zij sloegen zeker een keer of twintig tegen onder andere het gezicht en de borst van aangever aan. Aangever is vervolgens op de bestuurdersstoel van de BMW gevallen/gaan zitten. Toen zag aangever[B]op hem af komen lopen. Hij zag en voelde dat[B]zijn kraag pakte en met zijn hoofd een koppende beweging naar aangever maken. Hierbij kwam het hoofd van [B] tegen de neus van aangever. Ondertussen zag aangever dat [A] aan de andere zijde van de auto instapte en aangever zag en voelde dat hij hem weer begon te slaan. Op een gegeven moment is aangever uit de auto gestapt en een stukje met [B] meegelopen. Aangever liep iets voorover, omdat hij pijn aan zijn borst had. Op dat moment zag aangever verdachte naar hem toe komen lopen en zag hij dat verdachte een flinke trap naar het gezicht van aangever maakte. Aangever voelde dat de voet van verdachte tegen zijn linkeroog kwam. Aangever voelde veel pijn alsof er iets knapte. Vervolgens is aangever in zijn auto gestapt.
Aangever kent [verdachte] al heel lang. Aangever weet dat hij vaak bij zijn vader verblijft aan het Nijenheim.
Aangever heeft een uitdraai van zijn what’s-app berichten aan de politie ter beschikking gesteld. Genoemde berichten zijn gevoerd tussen [naam 1] en [naam 2]in de periode tussen 2 januari 2013 te 05.31 uur en 4 januari 2013 te 18.26 uur. Aangever deelde verbalisant [verbalisant] mede dat dit what’s-app berichten waren die hij gewisseld had met verdachte, aangever staat vermeld als ‘[naam 1]’ en [verdachte] onder de naam ‘ [naam 2]’. [verdachte] noemt aangever [naam 3]en zegt tegen hem: “Dat krijgt iemand ervan die aan mij zit.” “Die klap die je gister aan mij gaf deed mij zo’n pijn.” “[naam 3], we staan quitte.”
Uit de medische verklaring blijkt dat aangever op 2 januari 2013 door de huisarts is onderzocht en dat aangever een peri-orbitaal hematoom heeft, een hematoom op zijn linker wang en hersenzenuwen.
Getuige [getuige] heeft op 2 januari 2013 bij de politie verklaard dat zij op 2 januari 2013 omstreeks 01.30 uur samen met aangever en een vriend in de auto zat toen aangever werd gebeld door verdachte. De getuige hoorde aangever zeggen dat hij er aan zou komen om te helpen. Zij hoorde dat ze op een parkeerterrein in Zeist afspraken. Daar aangekomen zag de getuige dat aangever uitstapte en naar de auto toeliep. De getuige zag dat [A] en verdachte aangever meerdere malen sloegen. De getuige zag aangever vervolgens half liggend in de auto zitten op de bestuurdersplek. Toen kwam er plotseling een derde man aan rennen en hij ging op aangever af. De getuige ziet verder niet wat deze man doet. Vervolgens zag de getuige verdachte en [A] naar de bijrijdersplek gaan, het portier openen en aangever slaan en schoppen. De getuige is toen haar auto uit gegaan en heeft geschreeuwd dat zij aangever met rust moesten laten. De getuige zag vervolgens aangever met de derde man weglopen. Aangever liep voorover gebogen. Toen kwam verdachte er aan en hij schopte aangever in zijn buik.
Bewijsoverweging
De rechtbank acht, gelet op het voorgaande bewijs, wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de ten laste gelegde openlijke geweldpleging heeft gepleegd. De raadsman heeft als verweer aangevoerd dat verdachte niet diegene is die door aangever als [verdachte] wordt aangeduid. De rechtbank overweegt dat aangever verdachte kent en daarnaast heeft aangever het adres genoemd waar verdachte op het moment van het ten laste gelegde inderdaad woonachtig was. De rechtbank heeft geen enkele aanleiding om te twijfelen aan de juistheid van verdachte. Het verweer van de raadsman zal de rechtbank derhalve verwerpen.
5 Bewezenverklaring
De rechtbank acht op grond van de onder 4. vervatte bewijsmiddelen bewezen dat verdachte
Feit 1:
op 25 februari 2013 te Nieuwegein, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen een schroevendraaier, toebehorende aan Hornbach gevestigd aan Veldwade 11 Nieuwegein;
Feit 2:
op 2 januari 2013 te Zeist met anderen, op of aan de openbare weg, Patrijzenlaan te Zeist, openlijk in vereniging geweld heeft gepleegd tegen [benadeelde], welk geweld bestond uit het met kracht slaan tegen het (achter)hoofd van die [benadeelde] en het slaan en stompen en trappen en (met kracht) geven van een kopstoot tegen het gezicht of borst of lichaam van die [benadeelde];
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten staan, zijn deze verbeterd. Verdachte is hierdoor niet in de verdediging geschaad.
6 De strafbaarheid van het feit
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.
Het bewezenverklaarde levert de navolgende strafbare feiten op.
Feit 1: Diefstal
Feit 2: Het openlijk in vereniging geweld plegen tegen personen.
7 De strafbaarheid van verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.
8 Motivering van de straffen en maatregelen
8.1. De eis van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte voor het door de officier van justitie bewezen geachte zal worden veroordeeld tot een werkstraf van 90 uren met aftrek van het voorarrest en met bevel, voor het geval dat verdachte de werkstraf niet naar behoren verricht, dat vervangende hechtenis zal worden toegepast van 45 dagen.
Tevens vordert de officier van justitie ten aanzien van feit 2 de toewijzing van de vordering van de benadeelde partij, vermeerderd met de wettelijke rente en oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
8.2. Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft geen strafmaatverweer gevoerd.
Ten aanzien van de vordering van de benadeelde partij heeft de verdediging zich op het standpunt gesteld dat de benadeelde partij niet-ontvankelijk moet worden verklaard in zijn vordering.
8.3. Het oordeel van de rechtbank
Bij het bepalen van de op te leggen straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en de persoon van de verdachte.
Verdachte heeft aangever naar een parkeerplaats gelokt met het doel hem daar met anderen in elkaar te slaan omdat aangever hem de dag ervoor een klap gegeven had. Door dit handelen hebben verdachte en deze anderen het slachtoffer pijn gedaan en letsel toegebracht. Een dergelijke openlijke geweldpleging roept bij omstanders, en ook in de samenleving, gevoelens van onrust en onveiligheid op. Het slachtoffer heeft het gebeuren ook zelf als ingrijpend ervaren. De rechtbank neemt verdachte dit zeer kwalijk. Het plegen van eigenrichting is onacceptabel.
Verdachte heeft tevens een winkeldiefstal gepleegd. Winkeldiefstallen zijn ergerlijke feiten, die naast schade vaak veel hinder opleveren voor de gedupeerde bedrijven. Diefstallen kosten winkels, en daardoor ook het publiek, jaarlijks veel geld. Verdachte heeft hier nimmer bij stilgestaan en enkel gedacht aan zijn eigen gewin.
Met betrekking tot de persoon van de verdachte heeft de rechtbank rekening gehouden met een hem betreffend uittreksel uit de justitiële documentatie d.d. 5 april 2013, waaruit blijkt dat verdachte eerder is veroordeeld voor winkeldiefstallen en daarnaast dat hij op 22 februari 2013 –nota bene drie dagen voor de diefstal bij de Hornbach!- bijzondere voorwaarden opgelegd heeft gekregen, waardoor het contact met de reclassering nu aan het opstarten is.
Verdachte heeft ter zitting uitgesproken dat de tijd die hij in voorlopige hechtenis heeft gezeten, erg veel indruk heeft gemaakt. Hij heeft voor het eerst een periode in een penitentiaire inrichting voor volwassenen doorgebracht. Dit motiveert verdachte om niet meer met politie of justitie in aanraking te komen.
Alles afwegend komt de rechtbank tot het oordeel dat de door de officier van justitie gevorderde straf voldoende recht doet aan de ernst van de feiten en de persoon van de verdachte. De rechtbank is dan ook van oordeel dat een werkstraf voor de duur van 90 uren, met aftrek van de periode die verdachte reeds in voorarrest heeft doorgebracht, passend en noodzakelijk is.
9 Benadeelde partij
De benadeelde partij [benadeelde] heeft overeenkomstig het bepaalde in artikel 51f van het Wetboek van Strafvordering opgave gedaan van de inhoud van de vordering.
De benadeelde partij vordert in totaal een bedrag van € 906,56, bestaande uit € 500,00 euro wegens immateriële schade en € 406,56 ter zake van kosten voor rechtsbijstand .
De officier van justitie heeft integrale toewijzing gevorderd van de vordering, vermeerderd met de wettelijke rente en met daarbij oplegging van de schadevergoedingsmaatregel. De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat verdachte moet worden vrijgesproken van het ten laste gelegde en dat derhalve de vordering van de benadeelde partij niet-ontvankelijk moet worden verklaard.
De rechtbank is van oordeel dat de gevorderde schade een rechtstreeks gevolg is van het onder 2 bewezen verklaarde feit en acht verdachte aansprakelijk voor die schade. De rechtbank zal de gevorderde immateriële schade in zijn geheel toewijzen, omdat deze voldoende is onderbouwd en niet is weersproken. Ten aanzien van de materiële schade, zal de rechtbank overeenkomstig het liquidatietarief 1 punt toekennen.
De verdachte is op de voet van de artikelen 6:6 e.v. BW niet tot vergoeding gehouden indien en voor zover het toegewezen bedrag reeds door (een) mededader(s) is voldaan.
Na te noemen maatregel wordt opgelegd omdat verdachte naar burgerlijk recht hoofdelijk aansprakelijk is voor de schade die door het strafbare feit is toegebracht.
Met betrekking tot de toegekende vordering van de benadeelde partij zal de rechtbank tevens de schadevergoedingsmaatregel opleggen. De rechtbank zal de gevorderde wettelijke rente toewijzen vanaf het tijdstip waarop het feit werd gepleegd.
De verdachte zal worden verwezen in de tot op heden door de benadeelde partij gemaakte kosten, die worden vastgesteld op nihil, en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken.
De kosten van rechtsbijstand zijn op de voet van artikel 592a van het Wetboek van Strafvordering voor toewijzing vatbaar. De rechtbank zal deze kosten toewijzen tot een bedrag van € 384,00. De rechtbank heeft voor de hoogte van dit bedrag aansluiting gezocht bij het liquidatietarief in burgerlijke zaken (een punt ad € 384,00).
10 Toepasselijke wettelijke voorschriften
De beslissing berust op de artikelen 9, 22c, 22d, 24c, 36f, 57, 63, 310 en 141 van het Wetboek van Strafrecht.
De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.
Bewezenverklaring
Verklaart bewezen dat verdachte het onder 1 en 2 ten laste gelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op:
Feit 1: diefstal;
Feit 2: het openlijk in vereniging geweld plegen tegen personen.
Veroordeelt verdachte tot een taakstraf, bestaande uit het verrichten van onbetaalde arbeid, van 90 uren, met bevel, voor het geval dat de verdachte de taakstraf niet naar behoren heeft verricht, dat vervangende hechtenis zal worden toegepast van 45 dagen.
Beveelt dat de tijd die door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van deze straf geheel in mindering zal worden gebracht naar de maatstaf van 2 uren per dag.
Benadeelde partij
- veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [benadeelde] van een bedrag van
€ 500,00 euro wegens immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente, te berekenen vanaf 2 januari 2013 tot aan de dag der algehele voldoening;
- veroordeelt de verdachte om dit bedrag tegen kwijting aan deze benadeelde partij te betalen, met dien verstande dat verdachte van deze verplichting zal zijn bevrijd indien en voor zover dit bedrag door (een) mededader(s) is betaald.
- veroordeelt verdachte in de kosten die de benadeelde partij ter zake van rechtsbijstand heeft gemaakt, te weten € 384,00;
- veroordeelt verdachte tevens in de kosten van de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken, tot op heden begroot op nihil;
- legt aan verdachte de verplichting op aan de Staat, ten behoeve van [benadeelde],
€ 500,00 te betalen, bij niet betaling te vervangen door 10 dagen hechtenis, met dien verstande dat toepassing van de vervangende hechtenis de betalingsverplichting niet opheft;
- bepaalt dat bij voldoening van de schadevergoedingsmaatregel de betalingsverplichting aan de benadeelde partij vervalt en omgekeerd.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.J. Veldhuijzen, voorzitter, mrs. E.A.A. van Kalveen en J.M. Bruins, rechters, in tegenwoordigheid van mr. M. van der Meulen, griffier en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 28 mei 2013.
Mr. J.M. Bruins is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
BIJLAGE : De tenlastelegging
Aan bovenbedoelde gedagvaarde persoon wordt tenlastegelegd dat
hij op of omstreeks 25 februari 2013 te Nieuwegein, althans in het
arrondissement Utrecht, tezamen en in vereniging met een ander of anderen,
althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft
weggenomen een schroevendraaier, in elk geval enig goed, geheel of ten dele
toebehorende aan Hornbach (gevestigd aan Veldwade 11 Nieuwegein), in elk
geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en / of zijn mededader(s);
art 310 Wetboek van Strafrecht
art 311 lid 1 ahf/sub 4 Wetboek van Strafrecht
parketnummer 16/661350-13
hij op of omstreeks 2 januari 2013 te Zeist met een ander of anderen, op of
aan de openbare weg, Patrijzenlaan te Zeist, in elk geval op of aan een
openbare weg, openlijk in vereniging geweld heeft gepleegd tegen [benadeelde],
welk geweld bestond uit het (met kracht) slaan tegen het (achter)hoofd van die
[benadeelde] en/of het slaan en/of stompen en/of trappen en/of (met kracht) geven
van een kopstoot tegen/in het gezicht en/of borst en/of lichaam van die [benadeelde];
art 141 lid 1 Wetboek van Strafrecht
art 141 lid 2 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht