ECLI:NL:RBMNE:2013:CA3517

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
31 mei 2013
Publicatiedatum
22 juni 2013
Zaaknummer
C/16/343094/FL RK 13/985
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Voorlopige machtiging tot opname en verblijf van betrokkene in een psychiatrische instelling

Op 31 mei 2013 heeft de Rechtbank Midden-Nederland een beschikking gegeven in een zaak betreffende een voorlopige machtiging tot opname van een betrokkene in een psychiatrische instelling. De rechtbank ontving op 25 april 2013 een verzoek van de officier van justitie, met bijlagen, en nodigde de betrokkene uit voor een zitting op 31 mei 2013. Tijdens deze zitting waren de advocaat van de betrokkene, mr. F.A. de Munnik-Hoogendoorn, en een psychiater aanwezig. De betrokkene, die gediagnosticeerd is met schizofrenie van het paranoïde type, onttrok zich aan zorg en vertoonde verward gedrag, wat leidde tot zorgen van familieleden en hulpverleners. De advocaat voerde verweer aan, stellende dat de betrokkene niet goed was opgeroepen en dat de rechtbank de betrokkene had moeten horen voordat een beslissing werd genomen.

De rechtbank oordeelde dat, hoewel de betrokkene niet ter zitting was verschenen, hij wel degelijk op de hoogte was van de oproep. De rechtbank concludeerde dat de betrokkene niet bereid was om gehoord te worden en dat verdere uitstel van de beslissing het gevaar voor de betrokkene zou vergroten. De rechtbank stelde vast dat er gevaar bestond voor de betrokkene, zowel maatschappelijk als fysiek, en dat opname in een psychiatrische instelling noodzakelijk was. De rechtbank verleende een voorlopige machtiging tot opname voor de duur van één maand, met de voorwaarde dat de rechtbank binnen drie werkdagen na opname de betrokkene en zijn advocaat zou horen.

De beschikking werd openbaar uitgesproken door mr. M.A. Pot, en de rechtbank benadrukte dat de Wet Bopz vereist dat een geneeskundige verklaring is opgemaakt door een psychiater die de betrokkene persoonlijk heeft onderzocht, maar dat in dit geval voldoende informatie was verkregen van eerdere behandelaars en familieleden. De rechtbank achtte zich voldoende voorgelicht en oordeelde dat de betrokkene niet in staat was om zich vrijwillig te laten opnemen, waardoor de machtiging noodzakelijk was.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
Afdeling Familierecht
Locatie Lelystad
zaak/rolnr. : C/16/343094/FL RK 13/985
datum : 31 mei 2013
Beschikking van de enkelvoudige familiekamer
gezien het verzoek van de officier van justitie strekkende tot het verlenen van een voorlopige machtiging op grond van artikel 2 lid 1 van de Wet bijzondere opnemingen in psychiatrische ziekenhuizen (Wet Bopz) van:
achternaam : [achternaam]
voornamen : [voornamen]
geboren op : [geboortedatum]
wonende : [adres], [postcode] [woonplaats]
verblijvende : thuis
hierna te noemen betrokkene.
Het procesverloop
De rechtbank heeft:
- op 25 april 2013 een verzoek van de officier van justitie ontvangen, met bijlagen;
- betrokkene per brief van 23 mei 2013 uitgenodigd voor de zitting op de rechtbank te Lelystad op 31 mei 2013;
- op de zitting van 31 mei 2013 op de rechtbank gehoord: de advocaat van betrokkene, mr. F.A. de Munnik-Hoogendoorn, alsmede drs. Bakker, psychiater en de heer de Vries, sturend behandelaar.
Het verzoekschrift
Uit de schriftelijke verklaring van een psychiater en de mondelinge toelichting ter zitting blijkt het volgende. Betrokkene is tijdens eerdere opnamen in een psychiatrisch ziekenhuis gediagnosticeerd met een stoornis van de geestvermogens: er is sprake van schizofrenie van het paranoïde type. Betrokkene onttrekt zich nu aan zorg en lijkt zich steeds meer terug te trekken. Hij is in beeld gekomen door agressief en verward gedrag. Hij veroorzaakt geluidsoverlast in de buurt door schreeuwen. Betrokkene heeft een hypotheekachterstand van ongeveer 1 jaar en te verwachten valt dat de hypotheeknemer zijn huis zal gaan verkopen. Het gas, water en licht wat afgesloten. Met inzet van maatschappelijk werk is dat weer hersteld. Betrokkene heeft geen ziektebesef of -inzicht. Uit de psychiatrische voorgeschiedenis van betrokkene is gebleken dat hij fors kan decompenseren. Dat verliep volgens eenzelfde patroon als ook nu het geval is, namelijk dat betrokkene zich steeds verder terugtrekt en elk contact afhoudt. Familieleden van betrokkene hebben hun grote bezorgdheid over de psychische toestand van betrokkene richting de hulpverleners geuit. De zus van betrokkene is verbaal en fysiek bedreigd door hem. De maatschappelijke teloorgang wordt steeds ernstiger.
De psychiater heeft recentelijk niet persoonlijk met betrokkene kunnen spreken, nu deze zich onttrekt aan alle zorg. Hulpverleners van de psychiatrische instelling zijn gedurende de afgelopen 5 weken 2 tot 3 maal per week bij betrokkene aan de deur geweest. Hij deed nooit open en reageerde ook verder niet. Wel kon worden geconstateerd dat er geen post of reclamefolders zichtbaar waren op de deurmat, waaruit is af te leiden dat hij in huis aanwezig is. De gordijnen, die allemaal dicht zijn, hingen vaak ook iets anders. Onder de trap stonden 2 liter waterflessen.
Het verweer
De advocaat van betrokkene stelt dat zij, gezien hetgeen uit het dossier blijkt, verweer kan voeren voor betrokkene, ook al heeft zij betrokkene niet zelf kunnen spreken. Zij heeft hiertoe diverse vruchteloze pogingen ondernomen. De advocaat stelt ten eerste dat een beslissing tot opname tegen iemands wil slechts door de rechtbank genomen kan worden na betrokkene gehoord te hebben. Dit is een formele eis op grond van de Wet Bopz. Daarnaast stelt zij dat, gezien het voorliggende verzoek van de officier van justitie, niet te verwachten is dat betrokkene per trein vanuit Almere naar de rechtbank in Lelystad zal komen voor deze zitting. Vervolgens stelt zij dat betrokkene niet goed is opgeroepen, nu deze oproeping per gewone post is verstuurd en niet aangetekend is.
Derhalve vordert de advocaat van betrokkene primair afwijzing van het verzoek en subsidiair aanhouding van het verzoek, zodat de rechtbank de betrokkene thuis kan horen.
De beoordeling
Op grond van artikel 8, eerste lid, van de Wet Bopz hoort de rechter, alvorens op het verzoek te beslissen, degene ten aanzien van wie de machtiging is verzocht, tenzij de rechter vaststelt dat de betrokkene niet bereid is zich te doen horen. Indien de betrokkene in Nederland verblijft, maar buiten staat is zich naar de rechtbank te begeven, zal de rechter, door de griffier vergezeld, hem te zijner verblijfplaats horen.
Betrokkene is, hoewel door de rechtbank deugdelijk opgeroepen, niet ter zitting verschenen en derhalve niet gehoord door de rechtbank. Uit het dossier en de toelichting ter zitting leidt de rechtbank af dat betrokkene wel thuis is en ook post ontvangt. Derhalve zal betrokkene ook kennis hebben genomen, althans hebben kunnen nemen, van de oproep van de rechtbank. Dat betrokkene thans niet ter zitting aanwezig is in vervolg op deze oproep past volledig in het beeld dat betrokkene elk contact vermijdt, als onderdeel van zijn geestelijke stoornis. De rechtbank leidt hieruit af dat betrokkene niet bereid is om gehoord te worden. De rechtbank verwijst in dit verband ook naar de arresten van de Hoge Raad van 14 februari 1997 (LJN ZC2283) en 17 juni 2005 (LJN AT4078). Ten slotte is nog van belang dat niet valt te verwachten dat een bezoek aan de woning van betrokkene tot contact met betrokkene zal leiden, terwijl uit de stukken moet worden afgeleid dat de situatie van betrokkene ernstig is, zodat verder uitstel het gevaar waarin betrokkene verkeert, zal vergroten.
De Wet Bopz gaat uit van het beginsel dat een geneeskundige verklaring bij een verzoek tot een voorlopige machtiging van een psychiater opgemaakt is, nadat deze betrokkene persoonlijk heeft onderzocht. Echter, indien een betrokkene alle medewerking aan zo’n onderzoek weigert, kan de psychiater op een andere manier proberen aan de benodigde informatie komen, op basis waarvan hij het verantwoord vindt een geneeskundige verklaring op te maken (zie onder meer ook het hiervoor vermelde arrest van de Hoge Raad van 17 juni 2005). In het onderhavige geval is sprake van informatie afkomstig van eerdere behandelaars uit de psychiatrische instelling, familieleden van betrokkene en zijn naaste woonomgeving. Daarnaast hebben hulpverleners van de psychiatrische instelling gedurende de afgelopen weken aantoonbare pogingen gedaan om met betrokkene in contact te komen, door regelmatig bij zijn huis langs te gaan.
De rechtbank acht zich voldoende voorgelicht door de informatie uit de geneeskundige verklaring. De rechtbank oordeelt dat er sprake is van een stoornis van de geestvermogens van betrokkene. Er is sprake van schizofrenie.
Ten aanzien van het gevaar blijkt uit de geneeskundige verklaring, de mondelinge toelichting van de hulpverleners van het psychiatrische ziekenhuis en de overige verkregen informatie dat sprake is van
• gevaar dat betrokkene maatschappelijk te gronde gaat;
• gevaar dat betrokkene met hinderlijk gedrag agressie van anderen zal oproepen;
• gevaar dat betrokkene een ander van het leven zal beroven of hem ernstig lichamelijk letsel zal toebrengen.
Dit gevaar kan niet door tussenkomst van personen of instellingen buiten een psychiatrisch ziekenhuis worden afgewend, terwijl betrokkene geen blijk geeft van de nodige bereidheid zich in een psychiatrisch ziekenhuis te doen opnemen dan wel aldaar te verblijven.
Gezien het feit dat betrokkene niet is verschenen ter zitting en derhalve niet kon worden gehoord, zal de rechtbank de te verlenen machtiging beperken tot 1 maand met aanhouding van het verzoek voor het overige, alsmede onder de voorwaarde dat de rechtbank door de psychiatrische instelling op de hoogte zal worden gesteld van opname van betrokkene, waarna de rechtbank binnen 3 werkdagen na die opname betrokkene en de advocaat alsnog zal horen in de instelling en nader zal beslissen. Ter zitting is toegezegd dat opname van betrokkene direct aan de rechtbank zal worden gemeld.
Gelet op bovenstaande zal als volgt worden beslist.
Beslissing
De rechtbank:
- verleent een voorlopige machtiging tot opname en verblijf van betrokkene in een psychiatrische instelling, voor de duur van 1 (één) maand;
- houdt het verzoek voor verlening van een machtiging voor de overige aan;
- verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beschikking is gegeven op 31 mei 2013 te Lelystad door mr. A.A.T. van Rens, rechter, in tegenwoordigheid van M.A.J. Nijenhuis, griffier en in het openbaar uitgesproken door
mr. M.A. Pot.