ECLI:NL:RBMNE:2013:CA3457

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
12 juni 2013
Publicatiedatum
22 juni 2013
Zaaknummer
C-16-343299 - KG ZA 13-313
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beslaglegging door advocaat op vorderingsrechten van cliënten in het kader van een declaratiegeschil

In deze zaak, die voor de Rechtbank Midden-Nederland werd behandeld, ging het om een geschil tussen de Chileense vennootschap Chilean Lumber Company SA (CLC) en de besloten vennootschap Van As Advocaten Groep BV. CLC vorderde de opheffing van door Van As gelegde beslagen op vorderingsrechten van haar cliënten, Arkans en [A]. De zaak draaide om de vraag of de opdracht van Van As aan de deurwaarder om beslag te leggen op deze vorderingsrechten, in strijd was met artikel 3:43 van het Burgerlijk Wetboek (BW), dat rechtshandelingen die strekken tot verkrijging van goederen waarover een geding aanhangig is, nietig verklaart.

De rechtbank oordeelde dat de beslaglegging door Van As niet nietig was. De voorzieningenrechter stelde vast dat de vorderingsrechten van Arkans en [A] niet in strikte zin werden overgedragen door de beslaglegging. De ratio van artikel 3:43 BW is het waarborgen van de onkreukbaarheid van het gerechtelijk apparaat. De voorzieningenrechter concludeerde dat de term 'verkrijging' in dit artikel een bredere betekenis heeft dan alleen overdracht en dat beslaglegging ook onder deze term valt.

De rechtbank wees de vorderingen van CLC af, omdat niet voldaan was aan het vereiste dat er een geding aanhangig was over de vorderingsrechten waarop beslag was gelegd. CLC werd veroordeeld in de proceskosten, die aan de zijde van Van As werden begroot op € 816,- aan salaris advocaat. Het vonnis werd uitgesproken op 12 juni 2013 door mr. M.E. Heinemann, voorzieningenrechter.

Uitspraak

vonnis
RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
Afdeling Civiel recht
handelskamer
locatie Utrecht
zaaknummer / rolnummer: C/16/343299 / KG ZA 13-313
Vonnis in kort geding van 12 juni 2013
in de zaak van
de vennootschap naar Chileens recht
CHILEAN LUMBER COMPANY SA,
gevestigd te San Bernardo, Chile,
eiseres,
advocaat: mr. P.H.N. van Spanje te Wageningen,
tegen
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
VAN AS ADVOCATENGROEP BV,
gevestigd te Nieuwegein,
gedaagde,
advocaat: mr. A.R. van Roo te Nieuwegein.
Partijen zullen hierna CLC en Van As genoemd worden.
1. De procedure
1.1. Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding;
- de brief van 23 mei 2013 van CLC met producties;
- de brief van 24 mei 2013 van Van As met producties;
- de fax van 27 mei 2013 van Van As met producties;
- de mondelinge behandeling;
- de pleitnota van Van As.
1.2. Ten slotte is vonnis bepaald.
2. Feiten
2.1. CLC exporteerde in samenwerking met en door tussenkomst van Arkans hout naar Nederland. Directeur van Arkans is [A].
2.2. Op 17 september 2010 heeft CLC ten laste van [A] conservatoir beslag doen leggen onder Van Lanschot Bankiers BV (hierna: Van Lanschot), waar [A] een rekening-courant heeft. Op 12 oktober 2010 heeft CLC ten laste van Arkans conservatoir beslag laten leggen onder Homé Hout en Elegant Wood, beide klanten van Arkans.
2.3. Bij vonnis van 20 februari 2013 heeft de rechtbank Midden-Nederland de vordering van CLC op Arkans voor een bedrag van € 211.535,86 toegewezen. Bij vonnis van diezelfde dag is de vordering van CLC op [A] voor een bedrag van € 16.112,58 toegewezen. In deze procedure werden Arkans en [A] juridisch bijgestaan door Van As.
2.4. In het verstekvonnis van 28 maart 2012 tussen Van As en Arkans en [A] heeft de rechtbank Utrecht de vordering van Van As op Arkans en [A] toegewezen voor een bedrag van € 19.780,36. Deze procedure had betrekking op onbetaalde declaraties van Van As.
2.5. Ter executie van dat verstekvonnis heeft Van As op 26 februari 2013 executoriaal beslag laten leggen ten laste van Arkans en [A] onder Homé Hout, Elegant Wood en Van Lanschot.
2.6. CLC heeft het eindvonnis aan Arkans op 27 februari 2013 betekend en op 8 maart 2013 aan [A]. Arkans en [A] hebben hoger beroep ingesteld van het eindvonnis.
2.7. Bij brief van 24 april 2013 heeft CLC Van As verzocht de beslagen op te heffen. Van As heeft dat geweigerd.
3. Het geschil
3.1. CLC vordert samengevat - de opheffing van de door Van As onder Homé Hout, Elegant Wood en Van Lanschot gelegde beslagen en Van As te verbieden om onder genoemde bedrijven, zolang tussen CLC en Arkans en Westdorp een geding aanhangig is, beslag te leggen, op straffe van verbeurte van een dwangsom van € 1.000,- per dag en met veroordeling van Van As in de proceskosten en nakosten, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de veertiende dag na dagtekening van dit vonnis tot de voldoening.
3.2. Van As voert verweer.
3.3. Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.
4. De beoordeling
4.1. CLC baseert haar vordering op artikel 3:43, lid 1, sub a van het Burgerlijk Wetboek (BW). Volgens CLC is de machtiging van Van As aan de deurwaarder tot het leggen van executoriaal beslag onder Homé Hout, Elegant Wood en Van Lanschot op grond van dit artikel een nietige rechtshandeling.
4.2. Artikel 3:43, lid 1, sub a BW luidt als volgt:
Rechtshandelingen die, hetzij rechtstreeks, hetzij door tussenkomende personen, strekken tot verkrijging door rechters, leden van het openbaar ministerie, gerechtsauditeurs, griffiers, advocaten, deurwaarders en notarissen van goederen waarover een geding aanhangig is voor het gerecht, onder welks rechtsgebied zij hun bediening uitoefenen zijn nietig en verplichten de verkrijgers tot schadevergoeding.
4.3. Van As betwist de toepasselijkheid van artikel 3:43 BW, onder meer omdat er geen sprake is van een rechtshandeling tot verkrijging van een goed waarover een geding aanhangig is. Zij voert in dit verband aan dat het goed waarover een geding tussen CLC en Arkans en CLC en [A] aanhangig is een vermogensrecht is. Met de opdracht tot beslaglegging verkrijgt Van As niet dat vermogensrecht van CLC op Arkans/[A].
4.4. De voorzieningenrechter is van oordeel dat de beslagobjecten waarop Van As beslag heeft gelegd, een goed zijn in de zin van artikel 3:43 BW en overweegt daartoe als volgt. Van As heeft beslag gelegd op gelden die Van Lanschot aan [A] uit hoofde van een rekening-courantverhouding verschuldigd is en op gelden die Homé Hout en Elegant Wood verschuldigd zijn aan Arkans. Zodoende heeft zij beslag gelegd op vorderingsrechten van [A] en Arkans. Dergelijke vorderingsrechten zijn overdraagbaar en moeten op de voet van artikel 3:6 BW aangemerkt worden als een vermogensrecht. Een vermogensrecht is op grond van artikel 3:1 BW een goed.
4.5. Verder stelt de voorzieningenrechter vast dat tussen partijen niet in geschil is dat de rechtshandeling waar het hier om gaat, de opdracht is die Van As heeft gegeven aan de deurwaarder om beslag te leggen op de hiervoor genoemde vorderingsrechten van Arkans en [A].
4.6. Met Van As is de voorzieningenrechter van oordeel dat de vorderingsrechten van Arkans en [A] door de beslaglegging niet in strikte zin worden overgedragen. De ratio van deze bepaling is het dienen van het algemeen belang, gelegen in de onkreukbaarheid van het gerechtelijk apparaat in de ruime zin van het woord. Daarom mag zelfs de schijn niet worden gewekt dat personen die horen tot het gerechtelijk apparaat belang hebben bij de uitkomst van een geding. Hierom is de voorzieningenrechter van oordeel dat het begrip ‘verkrijging’ als bedoeld in artikel 3:43 BW een ruimere strekking heeft dan overdracht en dat onder dit begrip, anders dan Van As aanvoert, tevens beslaglegging moet worden verstaan.
Immers verkrijgt Van As met deze rechtshandeling dat wat Akans en [A] zelf ook met hun vorderingsrecht op Van Lanschot, Homé Hout en Elegant Wood zouden verkrijgen, namelijk het recht op betaling.
4.7. Over het goed in kwestie (de vorderingsrechten van Arkans/[A]) en wat daarmee verkregen kan worden, is echter geen geding aanhangig. De procedures van CLC tegen Arkans en [A] hebben namelijk betrekking op (gestelde) vorderingen van CLC op Arkans en [A]. Dat Van Lanschot, Homé Hout en Elegant Wood op hun beurt moeten betalen aan respectievelijk [A] en Arkans is niet aan enig rechtsgeding onderworpen. Dit betekent dat niet voldaan is aan het vereiste ‘waarover een geding aanhangig is’ en artikel 3:43 BW dus niet van toepassing is.
4.8. Hoewel de voorzieningenrechter het standpunt van CLC dat Van As door - met gebruikmaking van kennis uit het dossier - beslag te laten leggen onder dezelfde beslagdebiteuren als waaronder CLC al eerder beslag heeft doen leggen, de schijn wekt dat zij belang heeft bij de uitkomst van de (appel)procedure tussen haar cliënten Arkans en [A] enerzijds en CLC anderzijds, op voorhand niet onbegrijpelijk acht, leidt dit standpunt er niet toe dat het vereiste ‘waarover een geding aanhangig is’ zo ruim moet worden uitgelegd als CLC voorstaat.
4.9. Uit het voorgaande volgt dat de vorderingen van CLC niet voor toewijzing in aanmerking komen.
4.10. CLC zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van Van As worden begroot op € 816,- aan salaris advocaat.
5. De beslissing
De voorzieningenrechter:
5.1. wijst de vorderingen af,
5.2. veroordeelt CLC in de proceskosten aan de zijde van Van As tot op heden begroot op € 816,- aan salaris advocaat.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.E. Heinemann, voorzieningenrechter, en in het openbaar uitgesproken op 12 juni 2013.?