ECLI:NL:RBMNE:2013:CA3226

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
27 maart 2013
Publicatiedatum
22 juni 2013
Zaaknummer
C/16/329448 / HA ZA 12-1060
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Aansprakelijkheid van deskundige bij onwelgevallige uitkomst en zorgvuldigheidsnormen

In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 27 maart 2013 uitspraak gedaan in een geschil tussen de naamloze vennootschap Reaal Schadeverzekeringen N.V. en een gedaagde, aangeduid als X. De zaak betreft de aansprakelijkheid van een deskundige die door Reaal was ingeschakeld om de gevolgen van een verkeersongeval op 26 augustus 2003 te beoordelen. Reaal had de aansprakelijkheid voor de schade erkend, maar stelde dat de deskundige buiten zijn deskundigheid was getreden en onjuiste conclusies had getrokken die niet in lijn waren met de medische voorgeschiedenis van X.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de deskundige, [gedaagde], zijn rapportage op zorgvuldige wijze heeft opgesteld, waarbij hij verschillende bronnen heeft geraadpleegd, waaronder medische rapportages en eigen onderzoek. De rechtbank oordeelde dat Reaal niet voldoende had onderbouwd dat de deskundige tekort was geschoten in zijn rapportage. Bovendien had Reaal geen aanvullende vragen aan de deskundige gesteld na het ontvangen van het rapport, wat de mogelijkheid om eventuele fouten te corrigeren uitsloot.

De rechtbank concludeerde dat de deskundige niet in verzuim was geraakt en dat de vorderingen van Reaal moesten worden afgewezen. Reaal werd veroordeeld in de proceskosten van de gedaagde, die op € 1.171,00 werden begroot. Dit vonnis benadrukt de verantwoordelijkheden van zowel deskundigen als partijen in een geschil en de noodzaak voor partijen om actief deel te nemen aan het proces, inclusief het stellen van vragen of het aanvechten van rapportages indien nodig.

Uitspraak

vonnis
RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
Afdeling Civiel recht
handelskamer
locatie Utrecht
zaaknummer / rolnummer: C/16/329448 / HA ZA 12-1060
Vonnis van 27 maart 2013 (bij vervroeging)
in de zaak van
de naamloze vennootschap
REAAL SCHADEVERZEKERINGEN N.V.,
gevestigd te Zoetermeer,
eiseres,
advocaat mr. J. Meyst- Michels,
tegen
[gedaagde],
wonende te [woonplaats],
gedaagde,
advocaat mr. Chr.H. van Dijk.
Partijen zullen hierna Reaal en [gedaagde] genoemd worden.
1. De procedure
1.1. Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het tussenvonnis van 12 december 2012
- het proces-verbaal van comparitie van 25 februari 2013.
1.2. Ten slotte is vonnis bepaald.
2. De feiten
2.1. Reaal is als aansprakelijkheidsverzekeraar verwikkeld geweest in een geschil met een slachtoffer, door partijen aangeduid met “X”, van een verkeersongeval op 26 augustus 2003. Reaal heeft de aansprakelijkheid voor de schade die uit het ongeval voortvloeit erkend.
2.2. In overleg hebben de medisch adviseurs van Reaal en X op 21 januari 2010 aan [gedaagde] een neurologische expertise gevraagd om de ongevalsgevolgen vast te stellen.
[gedaagde] heeft X onderzocht, heeft kennis genomen van diens relaas en heeft een samenvatting gegeven van de informatie uit de behandelende sector. Vervolgens heeft hij op 12 juli 2010 het rapport aan X aangeboden ter voldoening aan het aan X toekomend blokkeringsrecht. Toen X aangaf daarvan geen gebruik te maken is het rapport op 12 augustus 2010 aan partijen aangeboden. Reaal heeft het rapport via de medisch adviseur van X omstreeks 9 september 2010 ontvangen.
2.3. In het rapport van [gedaagde] is, voor zover thans relevant, het volgende opgenomen.
“(…)
II LICHAMELIJK ONDERZOEK:
(…)
Bij het onderzoek valt direct op dat hij met een afwijkende houding zit, staat en loopt. De houding is verkrampt met een forse hoogstand van de linker schoudergordel. De linkerhand en arm worden bij het uitkleden ook duidelijk niet gebruikt. Hij heeft daarom beperkte hulp nodig. Het zelfstandig strikken van de veters lukt niet, ook daarbij heeft hij de hulp van zijn echtgenote nodig.
opvallend bij het onderzoek is de versterkte huidvochtigheid van de linker arm en hand (ten opzichte van rechts).
(…)
Coördinatie:
Hij is rechtshandig. De coördinatieve functies in de rechter arm en hand zijn volkomen normaal. De testen terzake zijn links onmogelijk door de aldaar aanwezige functiestoornis (…)
Bovenste extremiteiten:
Er blijkt sprake van een ernstige disfunctie van de linker arm en hand. Er is een atrofie van de musculus detoideus, musculus supra- en infraspinatus, in mindere mate ook van de kleine handspieren links, waarschijnlijk door inactiviteit.
Er is geen passieve beperking in de linker schouder en elleboog, maar hij is niet in staat om tot een actieve mobilisatie in de betreffende gewrichten te komen.
Er is een uitgesproken hypertonie in de musculus trapezius links en het is hem onmogelijk om de onderarm te proneren en te supineren. (…)
Feitelijk heeft hij een afunctionele linker arm en hand met een forse dystonie in met name de musculus trapezius en in de onderarmspieren. Er is ook een areflexie in de linker arm.
(…)
III INFORMATIE UIT DE BEHANDELENDE SECTOR:
(…)
Brieven d.d. 09.05.2006 en 18.04.2007 van de neuroloog, prof. dr. [A] van het LUMC.
Betrokkene werd op 13.04.2006 poliklinisch beoordeeld op verzoek van de neuroloog van het St. Elisabeth Ziekenhuis. Er wordt gerefereerd aan het ongeval in 1986 waarbij hij de linker pols had gebroken, waarna hij het beeld had ontwikkeld van een sympathische reflexdystrofie. Voorts wordt gerefereerd aan het ongeval van 26.08.2003 en aan de klachten die zich daarna hebben gemanifesteerd. Hij had (…) een zeer pijnlijke stijve nek en een arm die totaal verlamd was. Er zat nog wel gevoel in de arm. (…) Hij had een verminderde controle over de linker arm. Hij ervoer dezelfde krampen als in de periode na het trauma in 1986 en deze krampen traden spontaan op (…). Volgens prof. [A] kon het beeld goed passen bij een Complex Regionaal Pijnsyndroom met betrokkenheid van gelaat en het segment nek- schouder- linker arm. Een component passend bij de status na een plexus brachialisletsel links was niet geheel uit te sluiten, doch zijns inziens onwaarschijnlijk, gezien de lichte atrofie. (…) Al met al ging het volgens collega [A] om een multifocale dystonie links in het kader van een Complex Regionaal Pijnsyndroom.
(…)
De informatie van de huisartsen levert in het licht van het bovenstaande weinig nieuws op. De eerste huisarts (…) refereert in zijn notitie van 04.05.2004 aan het oude pols- en handletsel in 1986, waarna betrokkene een dystrofie ontwikkelde, waardoor hij vervolgens niet meer kon metselen, zodat hij is gaan werken bij een technische dienst.
De lichamelijke ongemakken hebben X niet belet om voor zichzelf te beginnen.
(…)
Verzekeringstechnische gegevens:
Rapportage Algemeen d.d. 09.11.1993 van de verzekeringsarts van het GMD, een Rapportage Algemeen d.d. 22.05.1996 van de verzekeringsarts van het SFB, een Verzekeringsgeneeskundige rapportage d.d. 04.03.2003 van een medisch medewerker, gecompleteerd door een Rapportage Medisch Medewerker.
(volgt een samenvatting van de inhoud (RB))
Ten slotte heb ik kennis genomen van het rapport d.d. 10.05.2009 van de register arbeidsdeskundige, mevr. M.R. Frieling, van AD Reïntegratie te Naarden, waarin verslag wordt gedaan van een onderzoek naar verlies aan arbeid en verdiend vermogen bij de heer X.
Het rapport gaat uitdrukkelijk in op de door X verrichte werkzaamheden, met name in de periode sinds januari 2002, toen hij een eigen klus- en schildersbedrijf was begonnen. Vanuit een strikt medisch oogpunt bevat het geen informatie, (…).
(…)
V. SAMENVATTING:
(…)
Op voorspraak van zijn neuroloog is hij medio april 2006 beoordeeld door de neuroloog, prof. [A] in het LUMC, gespecialiseerd in bewegingsstoornissen. (…) Hij kwam tot de conclusie dat er bij X sprake is van multifocale dystonie links in het kader van een Complex Regionaal Pijnsyndroom met betrokkenheid van het gelaat en het segment nek- schouder en linker arm. (…) Aan deze opvatting van prof. [A] moet zwaar gewicht worden toegekend en het kan de destijds (en thans nog steeds aanwezige) afunctionele toestand van de linker hand en arm met betrokkenheid van het gelaat goed verklaren, mede in het licht van de voorgeschiedenis van betrokkene. Deze vermeldt namelijk dat hij in 1986 door een val in een loods een polsfractuur links heeft opgelopen (…) maar in aansluiting waarop hij het beeld heeft ontwikkeld van een sympathische reflexdystrofie (…). Hij was overigens toen al arbeidsongeschikt geraakt voor zijn werkzaamheden als metselaar wegens een lumbale hernia in 1982. Naar eigen zeggen is hij ongeveer een jaar na het trauma in 1986 weer gaan werken, deels in de technische dienst, deel bij het bureau Algemene Zaken van een transportbedrijf. Sindsdien zou er van noemenswaardig verzuim geen sprake meer zijn. Met de linker hand en pols zou het steeds beter gegaan zijn. Hij heeft langdurig een onderarmbrace gehad, maar uiteindelijk kon hij deze arm en hand alleszins redelijk gebruiken, zodanig goed dat hij in 2002 is gaan werken als ZZP-er (als klusser en schilder).
Uit de beschikbaar gestelde verzekeringstechnische gegevens valt op te maken dat hij zowel in 1993 als in 1996 nog aanzienlijk gehinderd werd door de dystrofie in de gehele linker arm met een aanmerkelijk functieverlies, waarbij door de verzekeringsgeneeskundige gesproken is over een afunctionele of niet-functionele linker arm. Het AO percentage werd destijds gehandhaafd op 80-100% en zulks is nog eens bevestigd bij een nieuwe evaluatie vijf maanden vóór het ongeval in 2003, bij het UWV Bouwnijverheid. Toen werden hem opnieuw aanzienlijke beperkingen toegedicht, ook al beweert betrokkene bij het huidige onderzoek dat hij vanaf januari 2002 zijn werkzaamheden als ZZP-er prima kon verrichten. Er lijkt sprake te zijn van een discrepantie tussen zijn eigen oordeel en dat van de verzekeringsgeneeskundigen.
(…)
VI CONCLUSIE
(…)
3. Het letsel, opgelopen bij het ongeval op 26.08.2003, lijkt derhalve gesuperponeerd op een zekere kwetsbaarheid van de linker arm en hand, waarin voordien al sprake is geweest van een Complex Regionaal Pijnsyndroom.
BEANTWOORDING VAN DE VRAGEN:
(…)
Resumerend is er bij betrokkene sprake van een multifocale dystonie links in het kader van een Complex Regionaal Pijnsyndroom met betrokkenheid van het gelaat en het segment nek- schouder en linker arm.
(…)
De thans bij betrokkene aanwezige klachten en verschijnselen waren niet voor het ongeval aanwezig en het is niet zo waarschijnlijk dat hij deze klachten en verschijnselen gekregen zou hebben indien hem het ongeval niet was overkomen. Wat dat betreft kan zijn huidige situatie wel beschouwd worden als een gevolg van het ongeval op 26.08.2003.
Toch was zijn situatie voordien niet helemaal normaal. Reeds na een polsfractuur links in 1986 had hij het beeld ontwikkeld van een sympathische reflexdystrofie (of een Complex Regionaal Pijnsyndroom in de linker arm en hand met als gevolg dat er een “afunctionele” arm was ontstaan, beschreven in verschillende verzekeringsgeneeskundige rapportages (van GMD, SFB en UWV Bouwnijverheid). Echter, door de jaren heen heeft betrokkene zijn werkzaamheden bij de technische dienst en een bureau Algemene Zaken van een transportbedrijf adequaat kunnen verrichten, zonder noemenswaardig ziekteverzuim, terwijl zijn toestand in 2002 zodanig was dat hij vanaf januari 2002 gewerkt heeft als ZZP-er, zelfstandig klusser en schilder.
Op grond daarvan moet vastgesteld worden dat de functiestoornis in de linker hand en arm (namelijk als gevolg van een ongeval in 1986) niet zodanig was dat hij geen werkzaamheden kon verrichten. Thans is dit laatste volledig onmogelijk geworden.
(…)”.
2.4. Van de door [gedaagde] in zijn rapport beschreven medische en arbeidsdeskundige stukken is in onderhavige procedure uitsluitend de Rapportage Algemeen d.d. 09.11.1993 van de verzekeringsarts van het GMD, een Rapportage Algemeen d.d. 22.05.1996 van de verzekeringsarts van het SFB, een Verzekeringsgeneeskundige rapportage d.d. 04.03.2003 van een medisch medewerker en de Rapportage Medisch Medewerker d.d. 06.03.2003 overgelegd. In de laatste twee stukken is onder meer het volgende opgenomen:
Verzekeringsgeneeskundige Rapportage:
(…)
Reden onderzoek:
TBA-Cohort Herbeoordeling
Onderzoeksvraag:
Is de cliënt arbeidsongeschikt als rechtstreeks en objectief medisch vast te stellen gevolg van ziekte of gebrek?
Zo ja, is het arbeidsvermogen gewijzigd ten opzichte van de laatst verrichte beoordeling en met ingang van welke datum?
3. Onderzoek
3.1 Gebruikte medische gegevens
Verzekeringsgeneeskundige rapportage, datum: 09-11-1993
Verzekeringsgeneeskundige rapportage, datum: 22-05-1996
ingevulde vragenlijst van de cliënt, datum: 24-02-2003
3.2 Onderzoeksactiviteiten
Dossieronderzoek
Telefonisch contact met de cliënt, duur 15 minuten, datum 04-03-2003
Overleg met de verzekeringsarts.
3.3 korte beschrijving van de cliënt en de werksituatie
De cliënt is een 53-jarige man, tot 1983 als metselaar gewerkt hiervoor afgekeurd en gaan werken in technische dienst bij transportbedrijf, na ongeval in 1986 verricht client hier aangepaste werkzaamheden, doet voorkomende boodschappen.
(…)
3.5 Visie van de cliënt op de arbeidsmogelijkheden
Vindt dat hij met de huidige werkzaamheden maximaal wordt belast.
4. Conclusie
(…)
Uit de in het dossier aanwezige medische informatie en de door client verstrekte huidge informatie blijkt een consistentie.
Conclusie: ongewijzigde belastbaarheid.
(…)
Rapportage medisch medewerker:
(…)
7. Huidige situatie
7.1 samenvatting vragenlijst
Cliënt geeft een ongewijzigde medische situatie aan.
Stoornis: rugklachten; a-functionele linkerarm; allergie
Beperkingen: Linker arm, rug, rechterbeen; hand/vingergebruik, dragen, tillen, knielen, hurken, kou, hitte, boven hoofd werken, duwen, moeite met concentreren.
Handicaps: Biljarten aangepast; fietsen beperkt; Cliënt verricht werkzaamheden plm 25 upw wisselend rekeninghoudend met lichamelijke conditie verdeeld over 5 à 6 dagen.
(…)
7.2 Aanvullende informatie:
Telefonische informatie van de cliënt, datum 04-03-2003.
Cliënt heeft per 01-04-2002 bij zijn werkgever ontslaggenomen, werk werd te zwaar. Cliënt heeft zelf cursussen gevolgd in alternatieve geneeswijze (…). Sinds 01-01-2002 heeft cliënt zich als zelfstandige laten inschrijven bij de kamer van koophandel. Cliënt verricht individuele handelingen bij zijn cliënten, te weten: massage, ontspanningsoefeningen, mediteren met als lichaam in evenwicht te brengen.
Cliënt heeft zijn werkzaamheden gemeld bij Bouwnijverheid en is bezig zijn jaarrekening te laten opstellen.
(…).
Reaal heeft geen aanvullende vragen aan [gedaagde] gesteld nadat zij kennisnam van diens rapport. In een aan de raadsman van X geschreven brief stelt Reaal - zonder motivering- dat [gedaagde] “wanprestatie” zou hebben gepleegd.
Op 3 januari 2011 heeft Reaal tegen [gedaagde] een klacht ingediend bij het Regionaal Medisch Tuchtcollege. Deze klacht is niet-ontvankelijk verklaard. Deze uitspraak is bevestigd door het Centraal Medisch Tuchtcollege.
3. Het geschil
3.1. Reaal heeft gevorderd dat een verklaring voor recht zal worden gegeven dat [gedaagde] jegens Reaal aansprakelijk is omdat hij zich niet als een goed opdrachtnemer heeft gedragen, subsidiair dat hij onrechtmatig jegens Reaal heeft gehandeld. Voorts vordert Reaal schadevergoeding, nader op te maken bij staat, een en ander vermeerderd met rente en kosten.
3.2. Aan haar vordering legt Reaal (samengevat) ten grondslag dat [gedaagde] buiten zijn deskundigheid is getreden als deskundige en dat hij conclusies heeft getrokken die niet volgen uit de medische voorgeschiedenis van X. Zij baseert haar stellingen met name op de gegevens die kunnen worden ontleend aan de rapportages van het UWV, meer specifiek die van 4 en 6 maart 2003. [gedaagde] heeft deze gegevens volgens Reaal genegeerd en hij is bovendien op de stoel van de arbeidsdeskundige gaan zitten door zich uit te laten over de arbeid(on)mogelijkheden van X. Dat oordeel is voorbehouden aan een arbeidsdeskundige.
[gedaagde] heeft zich volgens Reaal niet gehouden aan de eisen die aan een deskundigenrapportage kunnen worden gesteld.
[gedaagde] heeft gemotiveerd verweer gevoerd.
3.3. Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.
4. De beoordeling
4.1. De vraag die Reaal ter berechting heeft voorgelegd is of [gedaagde] een zodanig verwijt te maken valt aangaande diens rapportage van 12 augustus 2010 dat hij jegens [gedaagde] schadeplichtig is geworden.
4.2. De rechtbank stelt bij de beantwoording van deze vraag het volgende voorop.
De rechtsverhouding in het onderhavige geschil wordt daardoor gekenmerkt dat sprake is van een opdracht van Reaal en X aan [gedaagde] om zich deskundig te laten voorlichten over een geschil dat hen verdeeld houdt. [gedaagde] is in deze verhouding weliswaar te beschouwen als een opdrachtnemer, maar wel één met een bijzondere positie, nu bij de uitvoering van de opdracht verwacht mag worden dat hij onafhankelijk is en dus niet zijn oren laat hangen naar één van de partijen. Ook komt hem een zekere mate van vrijheid toe indien het gaat om de interpretatie van hem aangereikte gegevens. Dit is passend bij enerzijds het gegeven dat hij te maken heeft met (mogelijk) tegenstrijdige belangen en anderzijds het feit dat hij juist vanwege zijn deskundigheid gevraagd wordt te rapporteren. Bij het verrichten van zijn werkzaamheden dient een deskundige voorts zorgvuldig te werk te gaan en dient zijn rapport consistent en duidelijk te zijn. Verder dient de deskundige inzicht te geven in de door hem gevolgde gedachtengang.
Niet ongebruikelijk is dat na het verschijnen van het rapport van een deskundige bij (één van de) partijen behoefte bestaat aan een nadere uitleg of dat zij een deskundige wensen te confronteren met een (mogelijke) tegenstrijdigheid in het rapport. Het behoort bij de taak van een deskundige daarop in te gaan, nu dit kan bijdragen aan de vervulling van het door hem toe te passen beginsel van hoor en wederhoor.
Een (in de ogen van één partij) onjuist rapport betekent nog niet dat de deskundige jegens die partij is tekortgeschoten of onrechtmatig heeft gehandeld. Daarvan zal slechts in uitzonderingsgevallen sprake zijn, waarbij met name kan worden gedacht aan de situatie dat sprake is van een flagrante schending van de belangen van één van de partijen of dat het rapport ver blijft beneden de redelijkerwijs te verwachten professionele standaard en de deskundige hiervan ook een verwijt is te maken. Daarnaast kan een rapport (eventueel gedeeltelijk) buiten beschouwing worden gelaten bij de verdere geschilbeslechting tussen partijen. Hiervan kan met name sprake zijn indien de deskundige zich geheel of gedeeltelijk heeft begeven op een terrein dat buiten zijn specifieke deskundigheid ligt.
Tegenover de taakvervulling door de deskundige staan de verplichtingen van partijen. Zij dienen niet alleen hun medewerking te geven aan het te verrichten onderzoek, van hen kan evenzeer worden verwacht dat zij, indien zij menen dat het rapport één of meer fouten bevat, dat zij gemotiveerd aan de deskundige aangeven welke dat zijn, zodat die in staat wordt gesteld dit te herstellen. De algemene regels die gelden voor de vraag of de deskundige bij de uitvoering van de hem verstrekte opdracht in verzuim is geraakt zijn ook hier van toepassing.
4.3. Tegen de achtergrond van deze regels wordt het volgende overwogen.
[gedaagde] heeft aan Reaal en X gerapporteerd over onder andere de vraag of het letsel aan de linker arm van X als ongevalsgevolg moet worden aangemerkt. Hij heeft deze vraag (in essentie) bevestigend beantwoord. Uit het rapport dat hierboven deels is geciteerd blijkt dat hij verschillende bronnen heeft gebruikt om tot zijn conclusie te komen, te weten de anamnese, de informatie uit de behandelend sector, zijn eigen onderzoek en de overige gegevens die partijen hem hebben verstrekt. De stelling van Reaal dat [gedaagde] zich uitsluitend heeft gebaseerd op het verhaal van X is reeds hierom feitelijk onjuist. Evenzeer is feitelijk onjuist dat [gedaagde] de gegevens uit de verzekeringsgeneeskundige hoek heeft genegeerd. Uit de hierboven weergegeven passages blijkt evident dat [gedaagde] ze bij zijn overwegingen heeft betrokken.
4.4. Het enkele gegeven dat [gedaagde] een weging maakt van de hem aangereikte medische informatie en op basis daarvan een bepaalde conclusie trekt is inherent aan zijn opdracht. Dat Reaal de uitkomst niet bevalt is daarbij niet van belang. Indien zij meent dat [gedaagde] de gegevens onjuist heeft geïnterpreteerd had zij om nadere uitleg kunnen vragen. Vast staat dat zij dat niet heeft gedaan. Zij heeft ermee volstaan om aan X (en niet aan [gedaagde]) mee te delen dat [gedaagde] wanprestatie heeft gepleegd. Van een aan [gedaagde] gegeven mogelijkheid om zijn fout (in de ogen van Reaal) te herstellen is niet gebleken. Integendeel. Reaal heeft gesteld dat dit “geen enkele zin zou hebben” en dat deskundigen niet terugkomen op een eerder ingenomen standpunt. Een eventueel aanvullend rapport van [gedaagde] was voor Reaal ook niet acceptabel geweest (dagvaarding randnr. 49). Gedragingen of uitlatingen van [gedaagde] waarop Reaal haar standpunt baseert voert zij niet aan. Hiermee staat voor de rechtbank in juridische zin voldoende vast dat [gedaagde] jegens Reaal niet in verzuim is geraakt, nu hem - zelfs als sprake zou zijn van een tekortkoming of gebrek - hem de mogelijkheid is onthouden die te herstellen.
4.5. Tenslotte constateert de rechtbank dat Reaal haar standpunt niet heeft onderbouwd door bijvoorbeeld een rapportage van een andere deskundige waaruit zou kunnen blijken dat [gedaagde] op zijn vakgebied ernstig is tekortgeschoten.
4.6. Voor zover Reaal klaagt over de opmerking dat [gedaagde] meent dat X arbeidsongeschikt is geraakt door het ongeval, dient te worden opgemerkt dat deze opmerking past in de weging van de aangereikte informatie, met name daar waar het gaat om de beantwoording van de vraag of de huidige situatie tot het ongeval is te herleiden. Indien de opmerking had moeten worden opgevat als een arbeidsdeskundig oordeel - wat de rechtbank niet aanneemt - dan hadden partijen die opmerking buiten beschouwing kunnen laten.
4.7. De conclusie is dan ook dat de vorderingen van Reaal moeten worden afgewezen.
4.8. Reaal zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van [gedaagde] worden begroot op:
- griffierecht € 267,00
- salaris advocaat 904,00 (2,0 punten × tarief € 452,00)
Totaal € 1.171,00
5. De beslissing
De rechtbank
5.1. wijst de vorderingen af,
5.2. veroordeelt Reaal in de proceskosten, aan de zijde van [gedaagde] tot op heden begroot op € 1.171,00, en de nakosten, te vermeerderen met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf de 14e dag na het wijzen van dit vonnis tot de dag van volledige betaling,
5.3. verklaart dit vonnis wat betreft de kostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. J. Sap en in het openbaar uitgesproken op 27 maart 2013.