2.3. In het rapport van [gedaagde] is, voor zover thans relevant, het volgende opgenomen.
“(…)
II LICHAMELIJK ONDERZOEK:
(…)
Bij het onderzoek valt direct op dat hij met een afwijkende houding zit, staat en loopt. De houding is verkrampt met een forse hoogstand van de linker schoudergordel. De linkerhand en arm worden bij het uitkleden ook duidelijk niet gebruikt. Hij heeft daarom beperkte hulp nodig. Het zelfstandig strikken van de veters lukt niet, ook daarbij heeft hij de hulp van zijn echtgenote nodig.
opvallend bij het onderzoek is de versterkte huidvochtigheid van de linker arm en hand (ten opzichte van rechts).
(…)
Coördinatie:
Hij is rechtshandig. De coördinatieve functies in de rechter arm en hand zijn volkomen normaal. De testen terzake zijn links onmogelijk door de aldaar aanwezige functiestoornis (…)
Bovenste extremiteiten:
Er blijkt sprake van een ernstige disfunctie van de linker arm en hand. Er is een atrofie van de musculus detoideus, musculus supra- en infraspinatus, in mindere mate ook van de kleine handspieren links, waarschijnlijk door inactiviteit.
Er is geen passieve beperking in de linker schouder en elleboog, maar hij is niet in staat om tot een actieve mobilisatie in de betreffende gewrichten te komen.
Er is een uitgesproken hypertonie in de musculus trapezius links en het is hem onmogelijk om de onderarm te proneren en te supineren. (…)
Feitelijk heeft hij een afunctionele linker arm en hand met een forse dystonie in met name de musculus trapezius en in de onderarmspieren. Er is ook een areflexie in de linker arm.
(…)
III INFORMATIE UIT DE BEHANDELENDE SECTOR:
(…)
Brieven d.d. 09.05.2006 en 18.04.2007 van de neuroloog, prof. dr. [A] van het LUMC.
Betrokkene werd op 13.04.2006 poliklinisch beoordeeld op verzoek van de neuroloog van het St. Elisabeth Ziekenhuis. Er wordt gerefereerd aan het ongeval in 1986 waarbij hij de linker pols had gebroken, waarna hij het beeld had ontwikkeld van een sympathische reflexdystrofie. Voorts wordt gerefereerd aan het ongeval van 26.08.2003 en aan de klachten die zich daarna hebben gemanifesteerd. Hij had (…) een zeer pijnlijke stijve nek en een arm die totaal verlamd was. Er zat nog wel gevoel in de arm. (…) Hij had een verminderde controle over de linker arm. Hij ervoer dezelfde krampen als in de periode na het trauma in 1986 en deze krampen traden spontaan op (…). Volgens prof. [A] kon het beeld goed passen bij een Complex Regionaal Pijnsyndroom met betrokkenheid van gelaat en het segment nek- schouder- linker arm. Een component passend bij de status na een plexus brachialisletsel links was niet geheel uit te sluiten, doch zijns inziens onwaarschijnlijk, gezien de lichte atrofie. (…) Al met al ging het volgens collega [A] om een multifocale dystonie links in het kader van een Complex Regionaal Pijnsyndroom.
(…)
De informatie van de huisartsen levert in het licht van het bovenstaande weinig nieuws op. De eerste huisarts (…) refereert in zijn notitie van 04.05.2004 aan het oude pols- en handletsel in 1986, waarna betrokkene een dystrofie ontwikkelde, waardoor hij vervolgens niet meer kon metselen, zodat hij is gaan werken bij een technische dienst.
De lichamelijke ongemakken hebben X niet belet om voor zichzelf te beginnen.
(…)
Verzekeringstechnische gegevens:
Rapportage Algemeen d.d. 09.11.1993 van de verzekeringsarts van het GMD, een Rapportage Algemeen d.d. 22.05.1996 van de verzekeringsarts van het SFB, een Verzekeringsgeneeskundige rapportage d.d. 04.03.2003 van een medisch medewerker, gecompleteerd door een Rapportage Medisch Medewerker.
(volgt een samenvatting van de inhoud (RB))
Ten slotte heb ik kennis genomen van het rapport d.d. 10.05.2009 van de register arbeidsdeskundige, mevr. M.R. Frieling, van AD Reïntegratie te Naarden, waarin verslag wordt gedaan van een onderzoek naar verlies aan arbeid en verdiend vermogen bij de heer X.
Het rapport gaat uitdrukkelijk in op de door X verrichte werkzaamheden, met name in de periode sinds januari 2002, toen hij een eigen klus- en schildersbedrijf was begonnen. Vanuit een strikt medisch oogpunt bevat het geen informatie, (…).
(…)
V. SAMENVATTING:
(…)
Op voorspraak van zijn neuroloog is hij medio april 2006 beoordeeld door de neuroloog, prof. [A] in het LUMC, gespecialiseerd in bewegingsstoornissen. (…) Hij kwam tot de conclusie dat er bij X sprake is van multifocale dystonie links in het kader van een Complex Regionaal Pijnsyndroom met betrokkenheid van het gelaat en het segment nek- schouder en linker arm. (…) Aan deze opvatting van prof. [A] moet zwaar gewicht worden toegekend en het kan de destijds (en thans nog steeds aanwezige) afunctionele toestand van de linker hand en arm met betrokkenheid van het gelaat goed verklaren, mede in het licht van de voorgeschiedenis van betrokkene. Deze vermeldt namelijk dat hij in 1986 door een val in een loods een polsfractuur links heeft opgelopen (…) maar in aansluiting waarop hij het beeld heeft ontwikkeld van een sympathische reflexdystrofie (…). Hij was overigens toen al arbeidsongeschikt geraakt voor zijn werkzaamheden als metselaar wegens een lumbale hernia in 1982. Naar eigen zeggen is hij ongeveer een jaar na het trauma in 1986 weer gaan werken, deels in de technische dienst, deel bij het bureau Algemene Zaken van een transportbedrijf. Sindsdien zou er van noemenswaardig verzuim geen sprake meer zijn. Met de linker hand en pols zou het steeds beter gegaan zijn. Hij heeft langdurig een onderarmbrace gehad, maar uiteindelijk kon hij deze arm en hand alleszins redelijk gebruiken, zodanig goed dat hij in 2002 is gaan werken als ZZP-er (als klusser en schilder).
Uit de beschikbaar gestelde verzekeringstechnische gegevens valt op te maken dat hij zowel in 1993 als in 1996 nog aanzienlijk gehinderd werd door de dystrofie in de gehele linker arm met een aanmerkelijk functieverlies, waarbij door de verzekeringsgeneeskundige gesproken is over een afunctionele of niet-functionele linker arm. Het AO percentage werd destijds gehandhaafd op 80-100% en zulks is nog eens bevestigd bij een nieuwe evaluatie vijf maanden vóór het ongeval in 2003, bij het UWV Bouwnijverheid. Toen werden hem opnieuw aanzienlijke beperkingen toegedicht, ook al beweert betrokkene bij het huidige onderzoek dat hij vanaf januari 2002 zijn werkzaamheden als ZZP-er prima kon verrichten. Er lijkt sprake te zijn van een discrepantie tussen zijn eigen oordeel en dat van de verzekeringsgeneeskundigen.
(…)
VI CONCLUSIE
(…)
3. Het letsel, opgelopen bij het ongeval op 26.08.2003, lijkt derhalve gesuperponeerd op een zekere kwetsbaarheid van de linker arm en hand, waarin voordien al sprake is geweest van een Complex Regionaal Pijnsyndroom.