ECLI:NL:RBMNE:2013:CA2421

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
28 mei 2013
Publicatiedatum
22 juni 2013
Zaaknummer
16/661147-13 (P)
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Overval op de Wibra te Utrecht met bedreiging met geweld

In deze strafzaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 28 mei 2013 uitspraak gedaan in de zaak tegen de verdachte, die op 5 februari 2013 een overval heeft gepleegd op de Wibra in Utrecht. De verdachte heeft zich op de dag na de overval bij de politie gemeld. Tijdens de overval toonde hij een mes aan de caissière en eiste hij geld. De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig was en dat de rechtbank bevoegd was om de zaak te behandelen. De officier van justitie beschouwde de feiten als wettig en overtuigend bewezen, terwijl de verdediging betoogde dat er geen sprake was van afpersing, maar enkel van diefstal. De rechtbank oordeelde dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan afpersing met bedreiging met geweld, omdat hij een mes had getoond en de caissière had gedwongen om geld af te geven. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 18 maanden, waarvan 9 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaar. Daarnaast zijn er bijzondere voorwaarden opgelegd, waaronder een meldingsgebod bij de reclassering en verplichte opname in een forensische verslavingskliniek. De rechtbank heeft de vordering van de benadeelde partij Wibra tot schadevergoeding van € 130,00 volledig toegewezen, aangezien dit bedrag een rechtstreeks gevolg was van de gepleegde overval.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
Afdeling Strafrecht
Zittingslocatie Utrecht
Parketnummer: 16/661147-13 (P)
vonnis van de meervoudige strafkamer van 28 mei 2013
in de strafzaak tegen
[verdachte]
geboren te [geboorteplaats] op [1968],
thans verblijvende te P.I. Nieuwegein, Huis van Bewaring Nieuwegein, locatie Nieuwegein.
1. Het onderzoek ter terechtzitting
Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 14 mei 2013.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie en van wat verdachte en diens advocaat, mr. A.M.C.J. Baaijens, naar voren hebben gebracht.
2. Tenlastelegging
De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte op 5 februari 2013 in Utrecht een overval op de Wibra heeft gepleegd.
3. Voorvragen
De dagvaarding is geldig, deze rechtbank is bevoegd tot kennisneming van het ten laste gelegde feit en de officier van justitie is ontvankelijk. Er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.
4. Waardering van het bewijs
4.1 Het standpunt van het Openbaar Ministerie
De officier van justitie acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de aan hem ten laste gelegde overval heeft gepleegd en daarbij gedreigd heeft met geweld door aan de caissière een mes te tonen.
4.2 Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft bepleit dat verdachte weliswaar heeft bekend de overval op de Wibra te Utrecht te hebben gepleegd, maar dat dit uitsluitend een diefstal oplevert. Er is namelijk geen sprake van een aantasting van de lichamelijke integriteit in deze zaak, zodat afpersing dan wel diefstal (met bedreiging) met geweld niet wettig en overtuigend bewezen kan worden, aldus de raadsman.
De rechtbank verstaat dit verweer als gericht op een vrijspraak van afpersing, dan wel diefstal (met bedreiging) met geweld.
4.3 Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank is van oordeel dat op grond van de stukken in het dossier en het verhandelde ter terechtzitting wettig en overtuigend bewezen kan worden verklaard dat verdachte het aan hem ten laste gelegde feit heeft begaan.
Ter terechtzitting heeft verdachte verklaard dat hij op 5 februari 2013 naar binnen is gegaan bij de Wibra te Utrecht. Hij had een mes bij zich dat hij toonde aan de caissière en vervolgens op de toonbank legde. Verdachte zei tegen de caissière: ‘La open, geld eruit’. Vervolgens pakte verdachte het geld aan dat de caissière aan hem gaf en ging weg.
Aangeefster [slachtoffer] heeft op haar beurt verklaard dat zij op 5 februari 2013 aan het werk was bij de Wibra. Ze stond achter de kassa. Ze zag een man binnen komen en naar de kassa lopen. Bij de kassa zag ze dat de man een mes in zijn handen had. Ze hoorde de man zeggen: ‘La open, geld eruit.’ Uit de kassa pakte ze briefjes van € 5,00, € 10,00 en € 20,00 en gaf dit aan de man. De man liep naar buiten. In totaal werd € 130,00 aan briefgeld weggenomen.
Getuige [getuige] zag een stanleymes op de toonbank liggen. Ook zag zei dat [voornaam] (de rechtbank begrijpt [slachtoffer]) de kassalade open had staan en geld aan het pakken was. [getuige] zag dat een man bankbiljetten van [voornaam] (de rechtbank begrijpt [slachtoffer]) aanpakte en in zijn jas stopte. De man pakte het mes daarna weer beet en liep de winkel uit.
Gelet op bovenstaande feiten en omstandigheden is de rechtbank van oordeel dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan een afpersing met bedreiging met geweld. Tijdens de overval/afpersing heeft verdachte immers een mes getoond, hetgeen niet anders kan worden gewaardeerd dan als een bedreiging met geweld.
5. Bewezenverklaring
De rechtbank acht op grond van de in rubriek 4. genoemde bewijsmiddelen bewezen dat verdachte
op 5 februari 2013 te Utrecht, met het oogmerk om zich wederrechtelijk te bevoordelen, door bedreiging met geweld [slachtoffer] heeft gedwongen tot afgifte van een geldbedrag, te weten 130 euro aan briefgeld, toebehorende aan de Wibra welke bedreiging met geweld hierin bestond dat hij, verdachte, een mes aan die [slachtoffer] heeft getoond en heeft gezegd: "La open, geld eruit".
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.
Voor zover in het bewezen verklaarde deel van de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. De verdachte is daardoor niet in zijn verdediging geschaad.
6. De strafbaarheid van het feit
Het bewezen geachte feit is volgens de wet strafbaar als
Afpersing.
Het bestaan van een rechtvaardigingsgrond is niet aannemelijk geworden.
7. De strafbaarheid van verdachte
De rechtbank heeft kennis genomen van het psychiatrisch onderzoek pro justitia van 6 april 2013 van D.C.W.H. Naus, psychiater. In dit rapport wordt – onder meer – geconstateerd dat bij verdachte sprake is van een ziekelijke stoornis. Omdat verdachte geen duidelijkheid kan geven over zijn motief en denkwereld ten tijde van het begaan van het ten laste gelegde feit, kan de psychiater geen uitspraak doen betreffende de toerekeningsvatbaarheid van verdachte.
Overeenkomstig de inhoud van het rapport van de psychiater kan niet worden gezegd dat verdachte niet strafbaar is. Er zijn voorts ook geen andere omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. Verdachte is dus strafbaar.
8. Motivering van de straffen en maatregelen
8.1. De eis van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte voor het door hem bewezen geachte feit zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf van 24 maanden, met aftrek van voorarrest, waarvan 12 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaren. Voorts heeft de officier van justitie gevorderd de volgende bijzondere voorwaarden aan verdachte op te leggen:
- dat verdachte zich moet houden aan de aanwijzingen die de reclassering hem geeft, voor zover deze niet al zijn opgenomen in een andere bijzondere voorwaarde. Daartoe moet hij zich op de eerste dag van de v.i.-periode melden bij de reclassering van Victas, centrum voor verslavingszorg, op het volgende adres: ABC-straat 5 te Utrecht. Hierna moet hij zich gedurende de v.i.-periode blijven melden conform de frequentie van het toezichtniveau. Hetzelfde is van toepassing in het geval van opname in een 24-uurs setting aansluitend op de detentie. Daarnaast dient betrokkene zich binnen 24 uur te melden bij de reclassering van Victas, als om wat voor reden ook de behandeling / het verblijf in de 24-uursinstelling wordt afgebroken;
- dat verdachte wordt verplicht om op basis van de door het NIFP-IFZ afgegeven indicatiestelling zich te laten opnemen in een forensische verslavingskliniek (FVK) of een soortgelijke intramurale instelling voor de maximale duur van 12 maanden, zulks ter beoordeling van het NIFP-IFZ, waarbij de verdachte zich zal houden aan de aanwijzingen die hem in het kader van die behandeling door of namens de (geneesheer-)directeur van die instelling zullen worden gegeven.
De officier van justitie heeft verzocht de bijzondere voorwaarden dadelijk uitvoerbaar te verklaren.
8.2. Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft verzocht een straf gelijk aan het voorarrest op te leggen, althans om het onvoorwaardelijk strafdeel zo laag mogelijk te houden met daarbij oplegging van de voornoemde bijzondere voorwaarden.
8.3. Het oordeel van de rechtbank
De hierna te noemen strafoplegging is in overeenstemming met de ernst van het bewezen geachte, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals daarvan ter terechtzitting is gebleken.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een overval op de Wibra. Tijdens deze overval heeft hij een (stanley)mes getoond aan de caissière en haar gesommeerd hem geld te geven. Op het moment dat verdachte het briefgeld uit de kassa had gekregen is hij weggegaan.
Het plegen van een overval is een zeer ernstig feit wat gevoelens van angst en onveiligheid in de maatschappij in het algemeen en bij de slachtoffers in het bijzonder veroorzaakt. Het is een feit van algemene bekendheid dat slachtoffers van een dergelijke gebeurtenis dit als zeer traumatisch ervaren en nog geruime tijd daarvan de nadelige gevolgen ondervinden. Verdachte heeft zich hiervan kennelijk geen rekenschap gegeven. Pas naderhand is het tot verdachte doorgedrongen wat hij had gedaan. De schade was echter al geleden. Niet alleen voor de medewerker van de Wibra, maar ook voor de onderneming zelf. Door een dergelijk feit lijdt de onderneming immers financiële schade.
In het voordeel van verdachte laat de rechtbank meewegen dat verdachte zichzelf een dag na de overval heeft gemeld op het politiebureau en zichzelf heeft aangegeven. Ook ter terechtzitting heeft verdachte volledig rekenschap afgelegd voor het door hem gepleegde feit.
Ten aanzien van de persoon van verdachte heeft de rechtbank rekening gehouden met het strafblad van verdachte d.d. 29 maart 2013. Hieruit volgt dat verdachte al langere tijd niet met politie en justitie in aanraking is geweest.
Voorts heeft de rechtbank acht geslagen op een over verdachte opgemaakt reclasseringsadvies d.d. 23 april 2013. Hieruit volgt dat verdachte langdurig verslaafd is geweest aan alcohol en harddrugs. Zolang verdachte zijn middelengebruik niet weet te minderen of te beëindigen, is de kans op recidive hoog, aldus de reclassering. De kans op het zich onttrekken aan voorwaarden wordt eveneens als hoog ingeschat, te meer omdat verdachte niet over zelfstandige huisvesting beschikt. De reclassering heeft geadviseerd aan verdachte een meldingsgebod en een verplichte opname in een zorginstelling op te leggen. Ter terechtzitting heeft verdachte verklaard zich te kunnen vinden in het advies van de reclassering en zich aan de voorwaarden te willen houden.
De rechtbank is van oordeel dat gelet op alle hiervoor genoemde omstandigheden aanleiding bestaat bij de straftoemeting af te wijken van wat de officier van justitie heeft gevorderd. Gelet op de aard en omvang van de gepleegde overval en het feit dat verdachte zichzelf de volgende dag gemeld heeft, zal de rechtbank overgaan tot het opleggen van een lagere gevangenisstraf. Wel ziet de rechtbank, gelet op de hoge recidivekans, aanleiding de door de officier van justitie gevorderde bijzondere voorwaarden op te leggen en deze voorts dadelijk uitvoerbaar te verklaren.
9. Ten aanzien van de benadeelde partij en de schadevergoedingsmaatregel
9.1 De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd de vorderingen van de benadeelde partij Wibra in zijn geheel toe te wijzen, te vermeerderen met wettelijke rente. De officier van justitie heeft voorts gevorderd de schadevergoedingsmaatregel op te leggen.
9.2 Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft geen uitdrukkelijk onderbouwd standpunt ingenomen met betrekking tot de ingediende vordering.
9.3 Het oordeel van de rechtbank
De benadeelde partij Wibra heeft overeenkomstig artikel 51f van het Wetboek van Strafvordering opgave gedaan van de inhoud van de vordering.
De vordering strekt tot vergoeding van geleden schade ten gevolge van het ten laste gelegde feit, te weten een totaalbedrag van € 130,00 ter zake materiële schade.
De behandeling van de vordering van Wibra levert geen onevenredige belasting van het strafgeding op. De rechtbank is van oordeel dat het gevorderde schadebedrag van € 130,00 een rechtstreeks gevolg is van het bewezen verklaarde feit en acht verdachte aansprakelijk voor die schade. Het gevorderde is voldoende aannemelijk gemaakt en de rechtbank zal de vordering volledig toewijzen.
Met betrekking tot de toegekende vordering van benadeelde partij Wibra zal de rechtbank geen schadevergoedingsmaatregel opleggen. De rechtbank zal evenmin overgaan tot een toekenning van de wettelijke rente, omdat de benadeelde partij dit niet heeft gevorderd.
10. Toepasselijke wettelijke voorschriften
De beslissing berust op de artikelen 14a, 14b, 14c, 14d, 14e en 317 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde en op de reeds aangehaalde artikelen
De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.
11. Beslissing
De rechtbank:
Bewezenverklaring
Verklaart bewezen dat verdachte het ten laste gelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Strafbaarheid
Het bewezen verklaarde levert op:
Afpersing.
Verklaart het bewezene strafbaar.
Verklaart verdachte daarvoor strafbaar.
Strafoplegging
Veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf van 18 (achttien) maanden.
Beveelt dat de tijd die door veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van die straf in mindering gebracht zal worden.
Beveelt dat een gedeelte, groot 9 (negen) maanden, van deze gevangenisstraf niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij later anders wordt gelast.
Stelt daarbij een proeftijd van 2 (twee) jaren vast.
De tenuitvoerlegging kan worden gelast, indien veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd niet aan de volgende voorwaarden houdt.
Stelt als algemene voorwaarden dat de veroordeelde
1. zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
2. ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verleent aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt.
en
3. medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14d, tweede lid, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen.
De tenuitvoerlegging kan ook worden gelast indien veroordeelde gedurende de proeftijd de hierna vermelde bijzondere voorwaarden niet naleeft.
Stelt als bijzondere voorwaarden:
4. dat veroordeelde zich moet houden aan de aanwijzingen die de reclassering hem geeft, voor zover deze niet al zijn opgenomen in een andere bijzondere voorwaarde. Daartoe moet hij zich op de eerste dag van de v.i.-periode melden bij de reclassering van Victas, centrum voor verslavingszorg, op het volgende adres: ABC-straat 5 te Utrecht. Hierna moet hij zich gedurende de v.i.-periode blijven melden conform de frequentie van het toezichtniveau. Hetzelfde is van toepassing in het geval van opname in een 24-uurs setting aansluitend op de detentie. Daarnaast dient betrokkene zich binnen 24 uur te melden bij de reclassering van Victas, als om wat voor reden ook de behandeling / het verblijf in de 24-uursinstelling wordt afgebroken;
5. dat veroordeelde wordt verplicht om op basis van de door het NIFP-IFZ afgegeven indicatiestelling zich te laten opnemen in een forensische verslavingskliniek (FVK) of een soortgelijke intramurale instelling, zulks ter beoordeling van het NIFP-IFZ, waarbij de verdachte zich zal houden aan de aanwijzingen die hem in het kader van die behandeling door of namens de (geneesheer-)directeur van die instelling zullen worden gegeven.
- verklaart de bijzondere voorwaarden dadelijk uitvoerbaar;
Benadeelde partij
- veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij Wibra van € 130,00 ter zake van materiële schade;
- veroordeelt verdachte in de kosten van de benadeelde partij tot nu toe gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken, tot op heden begroot op nihil.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.P.H. van Driel van Wageningen, voorzitter, mrs. M.C. Oostendorp en V. van Dam, rechters, in tegenwoordigheid van mr. L.P. Stapel, griffier, en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 28 mei 2013.
BIJLAGE : De tenlastelegging
hij op of omstreeks 5 februari 2013 te Utrecht, althans in het arrondissement
Midden-Nederland,met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen (althans met het oogmerk om zich wederrechtelijk te bevoordelen door geweld of dreiging met geweld heeft gedwongen tot afgifte van) een geldbedrag (ongeveer 130 euro aan briefgeld), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan de Wibra, in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, welke diefstal werd voorafgegaan en / of vergezeld en / of gevolgd van geweld en / of bedreiging met geweld tegen [slachtoffer],
gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en / of gemakkelijk
te maken en / of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf hetzij de vlucht
mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, welk
geweld en / of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat hij,
verdachte, een mes op die [slachtoffer] heeft gericht en/of gericht gehouden, althans
aan die [slachtoffer] heeft getoond en/of heeft gezegd: "La open, geld eruit",
althans woorden van gelijke dreigende aard en/of strekking;
art. 317 Sr
art 310 Wetboek van Strafrecht
art 312 lid 1 Wetboek van Strafrecht