ECLI:NL:RBMNE:2013:CA2175

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
4 juni 2013
Publicatiedatum
22 juni 2013
Zaaknummer
16/602693-08
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verlenging van de PIJ-maatregel met negen maanden voor een veroordeelde in een jeugdinrichting

In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 4 juni 2013 uitspraak gedaan over de verlenging van de PIJ-maatregel (Plaatsing in een Inrichting voor Jeugdigen) voor een veroordeelde, die eerder was veroordeeld tot deze maatregel bij vonnis van de meervoudige strafkamer van de rechtbank Utrecht op 10 maart 2009. De maatregel was voor het laatst verlengd op 3 april 2012 voor een periode van veertien maanden. De officier van justitie heeft op 3 april 2013 een vordering ingediend om de termijn van de maatregel met negen maanden te verlengen. De rechtbank heeft de zaak behandeld in een besloten zitting op 21 mei 2013, waarbij de officier van justitie, de veroordeelde, diens raadsman mr. M. ‘t Sas, en deskundige P.P.L.J. Wentink aanwezig waren.

De rechtbank heeft de vordering van de officier van justitie toegewezen, na beoordeling van het advies van de deskundige en de procesgang. De rechtbank oordeelde dat de veiligheid van anderen en de verdere ontwikkeling van de veroordeelde vereisen dat de maatregel wordt verlengd. De rechtbank heeft vastgesteld dat de behandeling van de veroordeelde positief is verlopen, maar dat hij nog doelen moet behalen en moet laten zien dat hij hetgeen hij heeft geleerd kan toepassen in de maatschappij. De rechtbank heeft ook benadrukt dat de JJI zich zal inspannen om het Scholing en Trainings Programma (STP) zo spoedig mogelijk te laten ingaan.

De beslissing van de rechtbank houdt in dat de PIJ-maatregel met negen maanden wordt verlengd, waarbij de rechtbank de noodzaak van goede dagbesteding en begeleiding voor de veroordeelde onderstreept. De beschikking is gegeven in openbare raadkamer en is ondertekend door de rechters, met uitzondering van mr. L.M.G. de Weerd, die niet in de gelegenheid was om de beschikking mee te ondertekenen.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
Afdeling Strafrecht
Zittingslocatie Utrecht
Parketnummer: 16/602693-08
Beschikking op de vordering verlenging PIJ-maatregel van de officier van justitie in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren op [1994] te [geboorteplaats],
verblijvende in de Justitiële Jeugd Inrichting De Heuvelrug, locatie Eikenstein, te Zeist.
Veroordeelde is bij vonnis van de meervoudige strafkamer van de rechtbank Utrecht d.d. 10 maart 2009 - onder andere - veroordeeld tot de maatregel van plaatsing in een inrichting voor jeugdigen, welke maatregel laatstelijk bij beschikking van de rechtbank Utrecht d.d. 3 april 2012 voor de tijd van veertien maanden werd verlengd.
1. De inhoud van de vordering.
De vordering van de officier van justitie, ingekomen ter griffie op 3 april 2013 strekt tot het verlengen van de termijn van genoemde maatregel met negen maanden.
2. De procesgang.
De rechtbank heeft kennis genomen van de stukken in de zaak met bovenvermeld parketnummer, waaronder:
- het vonnis van de meervoudige strafkamer van de rechtbank Utrecht d.d. 10 maart 2009;
- de beschikking de meervoudige strafkamer van de rechtbank Utrecht d.d. 3 april 2012;
- het op 4 maart 2013 op grond van artikel 14 van het Besluit tenuitvoerlegging jeugdstrafrecht 1994 uitgebrachte advies van de JJI De Heuvelrug, locatie Eikenstein, strekkende tot verlenging van deze maatregel tot plaatsing in een inrichting voor jeugdigen met 9 maanden, alsmede de daarbij overgelegde aantekeningen;
- voormelde vordering van de officier van justitie d.d. 3 april 2013.
De rechtbank heeft op 21 mei 2013 de officier van justitie, de veroordeelde en diens raadsman mr. M. ‘t Sas, advocaat te Wijk bij Duurstede, en de deskundige P.P.L.J. Wentink, klinisch psycholoog, verbonden aan J.J.I. De Heuvelrug, locatie Eikenstein, in de raadkamer met gesloten deuren gehoord.
3. De beoordeling.
3.1 Het standpunt van de inrichting en de deskundige.
Het standpunt van de inrichting blijkt uit het onder 2 genoemde advies. De deskundige P.P.L.J. Wentink heeft het standpunt van de inrichting ter zitting toegelicht. Het standpunt luidt – zakelijk weergegeven – als volgt.
Vanaf het begin van de PIJ maatregel zijn diverse gedragsinterventies ingezet en heeft veroordeelde individuele therapie gekregen. Gezien werd dat veroordeelde tijdens de therapie meer openheid van zaken durfde te geven, zich kwetsbaar opstelde en het hem in het algemeen beter lukte om zelfstandige keuzes te maken in het belang van zijn vervolgtraject. Het terugkerende punt in alle behandelingen is de motivatie, samenhangend met zijn cognitieve beperking en zwakke ego-ontwikkeling en het beperkte zelf inzicht van veroordeelde. In oktober 2012 is een Scholing en Trainings Programma (STP) aangevraagd. In november 2012 heeft veroordeelde zich enkele dagen onttrokken aan zijn meerdaags begeleide verlof. Ten gevolge hiervan is het verlof van veroordeelde stopgezet en is het ingediende STP ingetrokken. Het onbegeleide verlof is inmiddels weer opgestart en verloopt goed. Het STP traject is tot op heden nog niet ingezet. Veroordeelde mocht na het incident niet terugkomen bij zijn toenmalige werkgever en gaf aan dat hij liever een opleiding wilde volgen. Het oorspronkelijke STP plan voldeed niet meer nu er sprake was van een andere situatie en andere dagbesteding. Een en ander heeft tot gevolg gehad dat er een geheel nieuw STP voorstel moest worden gemaakt.
Veroordeelde zit thans in de laatste fase van zijn behandeling en het is noodzakelijk dat hij ook in de praktijk en buiten de JJI laat zien dat het goed gaat. Hij moet laten zien dat hij hetgeen hij geleerd heeft ook kan vasthouden en toepassen. Voor een zo gunstig mogelijke ontwikkeling van veroordeelde is het van belang dat hij de komende tijd verder gaat werken aan zijn behandeldoelen, hetgeen ook mogelijk is in het kader van het STP traject. De vereiste dagbesteding voor een STP van minimaal 26 uur is in de vakantieperiode moeilijk te realiseren.
De kans op herhaling van een geweldsincident is sinds de start van de maatregel teruggebracht van hoog naar matig. Een verdere verlaging van het herhalingsrisico is eigenlijk niet mogelijk. Het hebben en behouden van een goede dagbesteding en woonvoorziening, waarbij [verdachte] intensieve begeleiding en ondersteuning kan ontvangen, die aansluit bij zijn capaciteiten en waar [verdachte] gemotiveerd voor is, heeft een verlagende werking op het recidiverisico ten tijde van het STP en in de nazorg.
Geadviseerd wordt de PIJ-maatregel te verlengen met een termijn van 9 maanden, waarvan 7 maanden in het kader van een STP.
3.2 Het standpunt van de officier van justitie.
De officier van justitie heeft gepersisteerd bij zijn vordering om de maatregel van veroordeelde te verlengen met een periode van negen maanden.
3.3 Het standpunt van de verdediging.
De raadsman heeft zich, met de veroordeelde, gerefereerd aan de vordering van de officier van justitie. De raadsman heeft daarbij de rechtbank verzocht in deze beslissing op te nemen de JJI zich zo veel mogelijk zal inspannen teneinde de genoemde STP zo spoedig mogelijk in te laten gaan.
3.4 De beoordeling.
De rechtbank stelt vast dat de behandeling van veroordeelde tot op heden, met uitzondering van een enkel incident, positief is verlopen, maar dat de veroordeelde nog een aantal gestelde doelen dient te halen en – middels het voltooien van zijn deelname aan een scholings- en trainingsprogramma – nog moet laten zien dat hij hetgeen hij bij de behandeling in de inrichting heeft geleerd ook in de maatschappij kan toepassen en vasthouden en dat hij met vrijheden en verantwoordelijkheden kan omgaan. Met behulp van voornoemd programma wordt een goede dagbesteding gewaarborgd en krijgt veroordeelde begeleiding en ondersteuning.
Gelet op voormeld advies, het verhandelde in raadkamer en artikel 77t Wetboek van Strafrecht, zoals dat gold ten tijde van het ten laste gelegde feit, is de rechtbank van oordeel dat de veiligheid van anderen dan wel de algemene veiligheid van personen of goederen en een zo gunstig mogelijke verdere ontwikkeling van veroordeelde eisen dat de termijn van de maatregel tot plaatsing in een inrichting voor jeugdigen met 9 maanden wordt verlengd.
De rechtbank acht het, mede in het belang van veroordeelde, wenselijk dat het STP zo spoedig als mogelijk in zal gaan en gaat er van uit dat, op het moment dat door veroordeelde wordt voldaan aan het voor het STP vereiste minimum van 26 uur dagbesteding, de JJI zich zal inspannen het STP eerder te laten ingaan dan de in het advies genoemde termijn.
4. De beslissing.
De rechtbank:
Wijst de vordering van de officier van justitie toe en verlengt de termijn van de maatregel tot plaatsing in een inrichting voor jeugdigen van [verdachte] voornoemd met 9 maanden.
Deze beschikking is gegeven in openbare raadkamer van deze rechtbank door
mr. E.A.A. van Kalveen, voorzitter, tevens kinderrechter en mr. E.A. Messer en
mr. L.M.G. de Weerd, rechters, in tegenwoordigheid van G. van Engelenburg, griffier en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 4 juni 2013.
Mr. L.M.G. de Weerd is niet in de gelegenheid deze beschikking mee te ondertekenen.