ECLI:NL:RBMNE:2013:CA2172

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
25 april 2013
Publicatiedatum
22 juni 2013
Zaaknummer
16/600275-11 (tul)
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toewijzing vordering tot tenuitvoerlegging van voorwaardelijke gevangenisstraf na niet-naleving bijzondere voorwaarden

In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 25 april 2013 uitspraak gedaan over de vordering tot tenuitvoerlegging van een voorwaardelijke gevangenisstraf. De veroordeelde, geboren in 1969 en zonder vaste woon- of verblijfplaats, had eerder een gevangenisstraf van 292 dagen opgelegd gekregen, waarvan 90 dagen voorwaardelijk, met bijzondere voorwaarden die onder andere inhielden dat hij zich zou laten opnemen en behandelen in een inrichting ter verpleging. De rechtbank heeft vastgesteld dat de veroordeelde zich niet aan deze voorwaarden heeft gehouden, ondanks meerdere kansen en waarschuwingen. Tijdens de zitting is de officier van justitie gehoord, evenals de veroordeelde en zijn raadsvrouw, mr. C.H. Dijkstra. De rechtbank heeft geconstateerd dat de veroordeelde na zijn overplaatsing naar de Regionale Instelling Begeleid Wonen in Huizen niet aan de opgelegde voorwaarden heeft voldaan, wat heeft geleid tot het advies van Victas om de vordering tot tenuitvoerlegging toe te wijzen. De rechtbank heeft overwogen dat verdere begeleiding en behandeling binnen een verplicht kader niet zinvol is, gezien de herhaalde niet-naleving van de voorwaarden door de veroordeelde. Uiteindelijk heeft de rechtbank besloten de vordering tot tenuitvoerlegging van de voorwaardelijke gevangenisstraf toe te wijzen, waarbij de rechtbank zich baseerde op artikel 14g van het Wetboek van Strafrecht. De uitspraak werd gedaan door mr. M.A.A.T. Engbers, voorzitter, en de rechters mr. E.A. Messer en mr. P.K. van Riemsdijk, met G. van Engelenburg als griffier.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
Afdeling strafrecht
Zittingslocatie Utrecht
Parketnummer: 16/600275-11
Datum uitspraak: 25 april 2013
Beslissing op de vordering tot tenuitvoerlegging ex artikel 14g van het wetboek van strafrecht.
In de zaak van de officier van justitie onder het hierboven genoemde parketnummer tegen
[verdachte],
geboren op [1969] te [geboorteplaats],
thans zonder vaste woon-/ of verblijfplaats.
heeft de officier van justitie de tenuitvoerlegging gevorderd van een aan veroordeelde opgelegde straf. Op deze vordering heeft de rechtbank de volgende beslissing gegeven.
1 De procedure.
De procedure blijkt onder meer uit de volgende stukken:
- een gewaarmerkt extract van voormeld vonnis van de rechtbank Utrecht d.d. 22 september 2011;
- een kennisgeving als bedoeld in artikel 366a, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering;
- - een gewaarmerkt extract van de beslissing van de rechtbank te Utrecht d.d. 2 april 2012;
- een brief van Victas (voorheen Centrum Maliebaan) d.d. 21 februari 2013, waaruit blijkt dat de veroordeelde voormelde bijzondere voorwaarde niet heeft nageleefd.
Tijdens het onderzoek ter terechtzitting d.d. 25 april 2013 is de officier van justitie gehoord.
Voorts zijn de veroordeelde, bijgestaan door zijn raadsvrouw mr, C.H. Dijkstra, advocaat te Amersfoort, en dhr. D.J. Anbeek, reclasseringswerker, gehoord.
2 De beoordeling.
Aan veroordeelde is bij vonnis van 22 september 2011 een gevangenisstraf opgelegd voor de duur van 292 dagen, met aftrek van het voorarrest, waarvan 90 dagen voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaren en de bijzondere voorwaarde dat de veroordeelde zich zal laten opnemen en behandelen in een inrichting ter verpleging, te weten Triple X, of een soortgelijke instelling, gedurende de termijn van 12 maanden of zoveel korter als de leiding van de inrichting in overleg met de Reclassering Nederland en/of het Centrum Maliebaan wenselijk acht;
Bij de beslissing van 2 april 2012 heeft de rechtbank de proeftijd met één jaar verlengd en de bijzondere voorwaarden gewijzigd, in die zin dat deze komen te luiden:
* dat de veroordeelde zich gedurende de proeftijd zal gedragen naar de voorschriften en aanwijzingen hem te geven door of namens Reclassering Nederland en/of het Centrum Maliebaan;
* dat de veroordeelde mee zal werken aan een behandeling bij Eykman te Den Dolder of een soortgelijke instelling gedurende een termijn van 12 maanden (vanaf de start in Eykman) of zoveel korter als de leiding van de inrichting in overleg met de Reclassering Nederland en/of Centrum Maliebaan wenselijk acht;
* dat de veroordeelde geen verdovende middelen zal gebruiken en in dat verband mee zal werken aan urinecontroles;
* dat de veroordeelde na afloop van de behandeling bij Eykman te Den Dolder mee zal werken aan een ambulante behandeling.
Uit het advies van Victas volgt dat veroordeelde zich niet gehouden heeft aan de bijzondere voorwaarden.
Ter zitting heeft D.J. Anbeek het advies van Victas nader toegelicht. Veroordeelde heeft zich na zijn overplaatsing naar de Regionale Instelling Begeleid Wonen (hier na te noemen: RIBW) in Huizen niet aan de opgelegde voorwaarden gehouden. Veroordeelde is afspraken niet nagekomen en heeft urinecontroles gemist. Het is niet duidelijk geworden waarom het mis is gegaan. Veroordeelde heeft over een periode van acht jaar vele malen hulpverlening en behandeling opgelegd gekregen en/of gehad, welke niet tot het gewenste resultaat hebben geleid. Voorts heeft veroordeelde aangegeven dat hij zich niet aan de voorwaarden zal houden. Derhalve acht Victas verdere begeleiding en behandeling in een verplicht kader niet zinvol. Victas adviseert de vordering tenuitvoerlegging toe te wijzen. De case-manager van veroordeelde is thans bezig om voor hem een plaats te regelen in de RIBW te Amersfoort, waar veroordeelde op vrijwillige basis kan verblijven. De kans is groot dat, indien de vordering wordt toegewezen, een dergelijke plaats geregeld kan worden in de periode dat verdachte vast zit.
De officier van justitie heeft ter terechtzitting gepersisteerd bij haar vordering.
De raadsvrouw heeft verzocht de vordering tenuitvoerlegging toe te wijzen. Veroordeelde wil zelf dat hij zijn straf kan uitzitten zodat hij daarna, op vrijwillige basis verder kan in het RIBW te Amersfoort en de begeleiding kan krijgen die hij zelf wil.
Veroordeelde heeft aangegeven dat hij zelf ook niet weet waarom het mis is gegaan. Na zijn laatste waarschuwing in de RIBW, nu anderhalve maand geleden, is hij niet meer in de RIBW geweest. Veroordeelde heeft verzocht de vordering toe te wijzen, zodat, zijn case-manager tijdens zijn detentie een plaats voor hem kan regelen in de RIBW te Amersfoort.
De rechtbank overweegt dat veroordeelde zich, gelet op het vorenstaande, ondanks diverse waarschuwingen, niet aan de bijzondere voorwaarden heeft gehouden, zodat de vordering voor toewijzing gereed ligt. Mede gelet op hetgeen ter zitting door D.J. Anbeek en veroordeelde naar voren is gebracht acht de rechtbank verdere begeleiding en behandeling van veroordeelde binnen een verplicht kader niet zinvol.
De rechtbank is van oordeel dat de vordering na voorwaardelijke veroordeling van de officier van justitie dient te worden toegewezen.
De rechtbank heeft gelet op artikel 14g van het Wetboek van Strafrecht.
3 De beslissing.
De rechtbank:
De rechtbank gelast dat de voorwaardelijke gevangenisstraf die bij vonnis d.d. 22 september 2011 is opgelegd ten uitvoer zal worden gelegd.
Aldus gedaan door mr. M.A.A.T. Engbers, voorzitter en mr. E.A. Messer en mr. P.K. van Riemsdijk, rechters, bijgestaan door G. van Engelenburg als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van deze rechtbank van 25 april 2013.
Mr. E.A. Messer is niet in de gelegenheid deze beslissing mee te ondertekenen.