ECLI:NL:RBMNE:2013:CA2152

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
2 mei 2013
Publicatiedatum
22 juni 2013
Zaaknummer
16/656154-12 [P]
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor verkrachting met bedreiging en chantage

In deze strafzaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 2 mei 2013 uitspraak gedaan in de zaak tegen de verdachte, die beschuldigd werd van verkrachting. De rechtbank oordeelde dat de verdachte de aangeefster op 15 augustus 2012 in Utrecht heeft gedwongen tot seksuele handelingen door middel van bedreiging met geweld en chantage. De verdachte had eerder naaktfoto's van de aangeefster ontvangen en dreigde deze op internet te plaatsen als zij niet met hem meeging naar zijn woning. Tijdens de zitting werd duidelijk dat de aangeefster, onder druk van de verdachte, verschillende seksuele handelingen heeft moeten ondergaan. De rechtbank heeft de verklaringen van de aangeefster als consistent en geloofwaardig beoordeeld, ondersteund door getuigenverklaringen en chatberichten tussen de verdachte en de aangeefster. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van twee jaar, met aftrek van het voorarrest, en heeft de vordering van de benadeelde partij tot schadevergoeding gedeeltelijk toegewezen. De rechtbank heeft ook de immateriële schade van de aangeefster vastgesteld op € 4.000,00, en de materiële schade op € 131,23, met wettelijke rente vanaf het moment van schade.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
Afdeling strafrecht
Zittingslocatie Utrecht
parketnummer: 16/656154-12 [P]
vonnis van de meervoudige kamer d.d. 2 mei 2013
in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren op [1993] te [geboorteplaats],,
wonende te [woonplaats], [adres].
raadsman mr. R. van Veen, advocaat te Utrecht.
1 Onderzoek van de zaak
De zaak is inhoudelijk behandeld op de terechtzitting van 18 april 2013, waarbij de officier van justitie en de verdediging hun standpunten kenbaar hebben gemaakt.
2 De tenlastelegging
De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht. De tenlastelegging is gewijzigd overeenkomstig artikel 313 van het Wetboek van Strafvordering.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
op 15 augustus 2012 [slachtoffer] heeft verkracht.
3 De voorvragen
3.1 De geldigheid van de dagvaarding
De dagvaarding is geldig.
3.2 De bevoegdheid van de rechtbank
De rechtbank is bevoegd.
3.3 De ontvankelijkheid van de officier van justitie
De verdediging heeft gesteld dat het Openbaar Ministerie verzuimd heeft het haar opgedragen onderzoek betreffende de telefoon van verdachte voldoende te verrichten. Verdachte is daarmee in zijn verdedigingsbelang geschaad doordat hij thans niet aannemelijk kan maken wat hij heeft gesteld over de contacten tussen hem en aangeefster [slachtoffer] in de eerste maanden van 2012. Dit verzuim dient volgens de verdediging te leiden tot niet-ontvankelijkverklaring van de officier van justitie.
De rechtbank oordeelt als volgt:
Naar aanleiding van de terugverwijzingen door de rechtbank met de opdracht nader onderzoek aan de telefoon van verdachte te verrichten is door de politie aanvullend proces-verbaal opgemaakt en is de informatie tevens op CD-rom/DVD aangeleverd. Voornoemde stukken zijn eveneens in handen van de verdediging gesteld. Uit het aanvullend proces-verbaal volgt dat zich in de telefoon geen berichten/bestanden van verdachte bevinden die zijn gelegen voor de datum van 25 juni 2012.
Op de DVD met opschrift aanvullend pv (3) bevindt zich in bijlage A een volledig rapport. In de inbox bevinden zich een tweetal zogenaamde welkomstberichten afkomstig van T-mobile d.d. 25 juni 2012 waarin de gebruiker gefeliciteerd wordt met zijn/haar nieuwe Black Berry. De rechtbank leidt uit deze berichten af dat de gebruiker van de telefoon (i.c. verdachte) deze telefoon op 25 juni 2012 kennelijk heeft aangemeld bij T-mobile.
De rechtbank concludeert op grond van het vorenstaande dat de betreffende telefoon kennelijk op 25 juni 2012 in gebruik is genomen en dat zich op/in de telefoon geen bestanden/berichten bevinden gelegen voor de datum van 25 juni 2012.
De rechtbank is op basis van het vorenstaande van oordeel dat het aan de telefoon van verdachte verrichtte onderzoek volledig is geweest.
De rechtbank acht de officier van justitie dan ook ontvankelijk in zijn vervolging.
3.4 Overige voorvragen
Er is geen reden voor schorsing van de vervolging.
4 De beoordeling van het bewijs
4.1 Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het tenlastegelegde en baseert zich daarbij op de in het dossier aanwezige bewijsmiddelen.
4.2 Het standpunt van de verdediging
De verdediging is van mening dat de rechtbank niet tot een bewezenverklaring kan komen nu niet wordt voldaan aan het bewijsminimum van artikel 342 lid 2 Wetboek van Strafvordering (Sv.) De verdediging heeft gesteld dat zich in het dossier, naast de verklaring van aangeefster [slachtoffer], geen ander bewijsmateriaal bevindt dat niet aangeefster [slachtoffer] als bron heeft. Subsidiair heeft de verdediging gesteld dat de verklaringen van aangeefster [slachtoffer] op meerdere punten inconsistent zijn en derhalve onbetrouwbaar.
Verdachte dient derhalve vrijgesproken te worden van het hem tenlastegelegde.
4.3 Het oordeel van de rechtbank
Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat hij op 15 augustus 2012 had afgesproken met aangeefster in het park omdat zij iets uit moesten praten. Hij is vervolgens met aangeefster [slachtoffer] naar zijn slaapkamer in zijn woning in Utrecht gegaan. Daar heeft hij de computer en een stoel voor de slaapkamerdeur gezet en heeft hij seks met aangeefster gehad. Aangeefster had hem eerder dat jaar naaktfoto’s van haar zelf gestuurd.
Aangeefster heeft verklaard dat verdachte een goede vriend van haar was en dat zij hem een keer naaktfoto’s van haar zelf had gestuurd. Nadat zij ruzie met verdachte had gekregen, dreigde hij de foto’s op internet te zetten. Op 15 augustus 2012 hadden zij een afspraak om een en ander uit te praten. Vlak bij de woning van verdachte in Utrecht ontmoetten zij elkaar. Verdachte wilde dat zij mee naar zijn woning ging en dreigde de naaktfoto’s op internet te zetten als aangeefster niet met hem mee zou gaan. Aangeefster ging met verdachte mee naar zijn slaapkamer. Verdachte had op de computer een facebookpagina aangemaakt en liet op de computer één van de naaktfoto’s zien en zei dat hij de foto’s op internet kon zetten. Hij zei dat zij hem had verraden en hij haar moest terugpakken. Zij moest naar hem luisteren anders zou hij de foto’s op internet zetten. Zij moest huilen. Verdachte praatte boos tegen haar en maakte een vuist. Hij begon boos te praten en driegde haar te slaan. Zij was bang, bang dat hij haar iets aan zou doen en huilde. Verdachte pakte een mes en klapte het open. Hij kwam met het opengeklapte mes op aangeefster af. Hij klapte het mes in en legde het weg. Verdachte zei dat zij zich moest uitkleden en bleef dat herhalen. Hij zette toen de computer en het grote scherm voor de deur van de slaapkamer. Zij zei meerdere keren dat ze niet wilde. Verdachte zei dat hij dan de foto’s zou droppen (de rechtbank begrijpt: op internet zetten). Zij wilde wel weggaan, maar de computer stond voor de deur. Verdachte trok zijn kleren uit. Zij kon nergens heen en kleedde zich uit. Zij moest verdachte pijpen. Verdachte zei: ”Geef mij hoofd”, daarmee bedoelde hij pijpen. Hij duwde haar hoofd in de richting van zijn lul. Zij heeft hem toen gepijpt. Verdachte zei dat hij haar ging neuken. Verdachte ging op de grond liggen en zei dat zij op hem moest zitten. Zij was op hem gaan zitten en voelde dat hij met zijn hand zijn lul in haar deed. Verdachte maakte neukbewegingen. Daarna moest zij op haar rug gaan liggen. Vervolgens moest zij hem pijpen. Zij wilde niet en verdachte werd bozer en zei nogmaals dat zij hem moest pijpen. Zij heeft dat toen gedaan. Zij moest gaan liggen. Verdachte deed haar benen uit elkaar en likte aan haar vagina. Zij moest op haar buik gaan liggen met haar kont omhoog. Verdachte ging met zijn lul in haar vagina. Zij voelde dat hij neukbewegingen maakte. Daarna gebeurde dat nog een keer. Verdachte had haar vervolgens nog tweemaal geneukt en zij had verdachte nog een keer moeten pijpen.
De eerste keer dat zij verdachte moest pijpen had zij van verdachte haar telefoon moeten uitzetten.
Aangeefster heeft voor en/of na het gebeurde contact gehad met de getuigen [getuige 1] en[getuige 2] Beide getuigen bevestigen dat aangeefster naar verdachte ging om een en ander uit te praten. Op het moment dat aangeefster bij verdachte was konden beide getuigen via de ping geen contact met aangeefster krijgen. Beide getuigen verklaren, dat zij - onafhankelijk van elkaar - telefonisch contact met aangeefster hadden terwijl aangeefster na het gebeurde in de bus zat. Aangeefster huilde en gaf aan dat zij verkracht was. Aangeefster vroeg [getuige 1] naar het politiebureau te komen.
Aangeefster [slachtoffer]heeft kort na het gebeurde met haar telefoon een gesprek opgenomen dat zij met verdachte had gevoerd.
Dit gesprek luidt, letterlijk uitgewerkt, onder meer als volgt:
Vrouw: .. (onverstaanbaar) .. verkrachten en pijn doen
Man: Nee ik ga je niet pijn doen
Vrouw: Maar je verkrachtte me.. (onverstaanbaar) ..
Man: Je moet het gewoon paar keer effe doen
Vrouw: Met je neuken?
Man: Je moet het goed maken
Vrouw: en dit maakt het goed
Man: ja
(Man en vrouw praten door elkaar, onverstaanbaar)
Vrouw: Hoelang gaat dit duren, zeg me gewoon hoelang gaat dit duren?
Man: paar keer, drie keer ofzo klaar …(onverstaanbaar)..
Vrouw: .. (onverstaanbaar)..
Man: Ja
Vrouw: en dan ga je met rust laten?
Man: Ja dan ga ik je met rust laten
Vrouw: alsjeblieft
Man: Je mag ook gewoon .. (onverstaanbaar)..
Vrouw: Oke is goed
Man: .. (onverstaanbaar)..
Vrouw Oke .. (onverstaanbaar).. zodat ik rustig in de bus kan zitten? Ja? Dankjewel .. (onverstaanbaar).. Ik ga dit tegen mijn vader zeggen
Uit dit gesprek leidt de rechtbank af dat aangeefster aangeeft dat verdachte haar verkracht heeft. Verdachte vond kennelijk dat aangeefster een aantal keer seks met hem moest hebben omdat hij van mening was dat zij iets goed te maken had. Verdachte geeft aan dat het dan goed is en dat hij aangeefster dan met rust zal laten.
Op de Blackberry van verdachte zijn chatberichten aangetroffen van 6 augustus 2012, betreffende contact tussen aangeefster (id-nummer [nummer 1]) en verdachte (id-nummer [nummer 2].
Uit deze berichten leidt de rechtbank af dat verdachte en aangeefster afspreken elkaar volgende week woensdag (de rechtbank begrijpt woensdag 15 augustus 2012) te ontmoeten. Aangeefster geeft daarbij aan dat zij liever buiten afspreekt, verdachte geeft meerdere keren aan dat hij dat niet wil en in zijn woning af wil spreken.
Ook wordt er gesproken over pics (de rechtbank begrijpt: foto’s) en zegt verdachte : “’En dankbaar zijn dat ik niet direct had gedropt (de rechtbank begrijp: op internet gezet) omdat je nakte (de rechtbank begrijpt: dumpen).
Overwegingen
Bewijsminimum
De verdediging heeft gesteld dat zich in het dossier, naast de verklaring van aangeefster [slachtoffer], geen ander bewijsmateriaal bevindt dat niet aangeefster [slachtoffer] als bron heeft.
De rechtbank verwerpt dit verweer en overweegt daartoe het volgende.
Volgens het tweede lid van art. 342 Sv - dat de tenlastelegging in haar geheel betreft en niet een onderdeel daarvan - kan het bewijs dat de verdachte het tenlastegelegde feit heeft begaan, door de rechter niet uitsluitend worden aangenomen op de verklaring van één getuige. Deze bepaling strekt ter waarborging van de deugdelijkheid van de bewijsbeslissing, in die zin dat zij de rechter verbiedt tot een bewezenverklaring te komen ingeval de door één getuige gereleveerde feiten en omstandigheden op zichzelf staan en onvoldoende steun vinden in ander bewijsmateriaal. De vraag of aan het bewijsminimum van art. 342, tweede lid, Sv is voldaan, laat zich niet in algemene zin beantwoorden, maar vergt een beoordeling van het concrete geval
In het onderhavige geval vindt de tot het bewijs gebezigde verklaring van aangeefster [slachtoffer] voldoende steun in het overige bewijsmateriaal.
De pingberichten tussen verdachte en aangeefster d.d. 6 augustus 2012 bevestigen de verklaring van aangeefster dat zij in eerste instantie niet in de woning van verdachte, maar daar buiten met verdachte wilde afspreken. Verdachte stuurde aan op een ontmoeting in zijn woning. De verklaringen van de getuigen [getuige 1] en[getuige 2]bevestigen dat de telefoon van aangeefster inderdaad uitstond op het moment dat zij bij verdachte was. Voorts bevestigen deze getuigen de emoties bij aangeefster op het moment dat zij hen, kort na het gebeurde, vertelde dat zij verkracht was.
Het met de telefoon van aangeefster opgenomen gesprek tussen aangeefster en verdachte is niet slechts van aangeefster afkomstig. Dit gesprek bevestigt haar verklaring dat verdachte van oordeel was dat zij iets goed te maken had en daarvoor seks met verdachte moest hebben.
Verklaring aangeefster
De raadsman van de verdachte heeft ter terechtzitting betoogd dat de verklaringen die aangeefster [slachtoffer] heeft afgelegd inconsistent en onbetrouwbaar zijn.
De rechtbank volgt de verdediging hierin niet.
Aangeefster [slachtoffer] heeft op 15 augustus 2012 een informatief gesprek gehad bij de politie, waarin zij vertelt dat zij is verkracht door verdachte en door hem werd gechanteerd. Op 16 augustus 2012 doet verdachte aangifte. Zij legt een zeer uitgebreide, gedetailleerde verklaring af over hetgeen in de slaapkamer van verdachte gebeurd is en wat daaraan vooraf ging. Die verklaring is consistent met het informatief gesprek bij de politie. Op 5 februari 2013 werd aangeefster door de rechter-commissaris gehoord en bevestigde daar haar aangifte tegen verdachte.
De rechtbank hecht geloof aan de consistente verklaring van aangeefster over het bewezenverklaarde. Dat zij over andere zaken niet eenduidig verklaart, doet daar niet aan af.
Daaraan doet evenmin af dat verdachte en aangeefster eerder een ontluikende relatie hadden (waarbij de rechtbank opmerkt dat de door verdachte gestelde intensiteit daarvan en de herkomst van de door de verdediging overgelegde screenshot niet is komen vast te staan).
De rechtbank acht op grond van het vorenstaande het ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen.
4.4 De bewezenverklaring
De rechtbank acht op grond van hetgeen hiervoor is vastgesteld en overwogen wettig en overtuigend bewezen dat verdachte
op 15 augustus 2012 te Utrecht, door bedreiging met geweld en een andere feitelijkheid [slachtoffer] heeft gedwongen tot het ondergaan van handelingen die hebben bestaan uit of mede hebben bestaan uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer], immers heeft hij verdachte
- zijn tong in/tegen de vagina van die [slachtoffer] gestopt/geduwd en
- zijn penis in de vagina van die [slachtoffer] gestopt/geduwd en
- zijn penis in de mond van die [slachtoffer] gestopt/geduwd,
en bestaande die bedreiging met geweld en een andere feitelijkheid hierin dat hij, verdachte,
- heeft gedreigd een (naakt)foto van die [slachtoffer] op internet te zetten en
- de slaapkamerdeur heeft geblokkeerd en
- die [slachtoffer] een mes heeft getoond en/of voorgehouden en
- die [slachtoffer] dreigend heeft toegevoegd dat hij haar zou slaan en
- (daarbij) dreigend zijn, verdachte’s, vuist had gebald;
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.
5 De strafbaarheid
5.1 De strafbaarheid van het feit
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.
Het bewezenverklaarde levert het navolgende strafbare feit op.
verkrachting.
5.2 De strafbaarheid van verdachte
Verdachte is strafbaar, omdat niet is gebleken van een omstandigheid die zijn strafbaarheid uitsluit.
6 De strafoplegging
6.1 De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft op grond van hetgeen zij bewezen heeft geacht gevorderd aan verdachte op te leggen een gevangenisstraf van 36 maanden, met aftrek van het voorarrest, waarvan 6 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar en daarbij de bijzondere voorwaarde van verplicht reclasseringscontact, ook als dat een meldingsgebod en behandelverplichting inhoudt.
6.2 Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft vrijspraak bepleit en heeft derhalve geen strafmaatverweer gevoerd.
6.3 Het oordeel van de rechtbank
Bij het bepalen van de op te leggen straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van de verdachte.
Verdachte heeft [slachtoffer] overgehaald om mee te gaan naar zijn slaapkamer en heeft haar daar onder bedreiging met geweld verkracht, waarbij verdachte haar meerdere malen heeft gepenetreerd en haar meerdere malen gedwongen heeft hem te pijpen. Voorts heeft verdachte aangeefster gedwongen hem in haar mond te laten klaarkomen en heeft daar foto’s van genomen, terwijl aangeefster na klaarkomen het sperma moest doorslikken. Dit alles moet zeer vernederend voor aangeefster zijn geweest. Verdachte heeft zich enkel en alleen laten leiden door zijn eigen lustgevoelens en heeft op geen enkel moment stilgestaan bij de gevoelens van [slachtoffer]. Ter zitting heeft verdachte geen inzicht getoond het foute van zijn handelen in te zien en hij heeft totaal geen spijt getoond ten opzichte van het slachtoffer.
Verdachte heeft door het plegen van dit feit een ontoelaatbare inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit van het slachtoffer. Het feit heeft een grote impact gehad op het slachtoffer en haar dagelijks functioneren zoals ook blijkt uit de ter zitting voorgehouden slachtofferverklaring. Zij ervaart op straat angstgevoelens, heeft psychologische hulp bij het verwerken van hetgeen gebeurd is en ook heeft haar opleiding te lijden onder de gevolgen.
Voorts roept een dergelijk feit ook in de samenleving gevoelens van afschuw en verontwaardiging op.
Ten aanzien van de persoon van verdachte houdt de rechtbank rekening met het strafblad van verdachte waaruit volgt dat verdachte nooit eerder is veroordeeld voor het plegen van strafbare feiten.
De rechtbank houdt voorts rekening met het omtrent verdachte uitgebrachte reclasseringsrapport d.d. 16 oktober 2012. Uit het rapport volgt dat de reclassering op de leefgebieden van verdachte, met uitzondering van verdachtes relatievaardigheden, geen risicofactoren ziet. Zij kan geen inschatting maken over het recidiverisico alsmede het risico op letselschade. De reclassering adviseert verdachte een deels voorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen, met als bijzondere voorwaarden een meldingsgebod en een behandelverplichting.
Verdachte heeft ter terechtzitting aangegeven dat hij geen problemen ervaart en hij hulp/begeleiding van de reclassering niet nodig vindt.
Op grond van hetgeen hiervoor is overwogen, alsmede de aard en ernst van het strafbare feit en de omstandigheden waaronder het is gepleegd, kan naar het oordeel van de rechtbank in beginsel niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een vrijheidsbenemende straf.
De oriëntatiepunten van het LOVS hanteren voor een verkrachting een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van 24 maanden.
Rekening houdend met de richtlijnen van het LOVS, de jonge leeftijd van verdachte en zijn blanco strafblad zal de rechtbank een lagere straf opleggen dan door de officier van justitie gevorderd.
Alles afwegende acht de rechtbank een gevangenisstraf voor de duur van twee jaar, met aftrek van de tijd die verdachte in voorarrest heeft doorgebracht, passend en geboden.
De rechtbank ziet, gelet op het rapport van de reclassering, het blanco strafblad van verdachte en het standpunt van verdachte ten aanzien van reclasseringscontact, geen aanknopingspunten voor een voorwaardelijke strafdeel met daarbij verplicht reclasseringscontact en een behandelverplichting.
Voorlopige hechtenis
De rechtbank ziet, gelet op haar uitspraak, geen aanleiding tot opheffing van het geschorste bevel voorlopige hechtenis. Er is evenmin aanleiding de schorsing op te heffen. Dit houdt in dat de schorsing van de voorlopige hechtenis van verdachte van kracht blijft.
7 De benadeelde partij
De benadeelde partij [slachtoffer] vordert een schadevergoeding van € 5.131,23, waarvan € 5.000,00 ter zake immateriële schade en € 131,23 ter zake materiële schade.
7.1 Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft geconcludeerd tot toewijzing van de vordering van de benadeelde partij, met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
7.2 Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft, gelet op de bepleite vrijspraak, verzocht de vordering van de benadeelde partij niet- ontvankelijk te verklaren en de inhoud van de door de benadeelde partij ingediende vordering overigens niet betwist.
7.3 Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank is van oordeel dat de materiële schade, groot € 131,23 een rechtstreeks gevolg is van dit bewezen verklaarde feit en acht verdachte aansprakelijk voor die schade.
Het gevorderde is tot dat bedrag voldoende aannemelijk gemaakt en zij zal de vordering tot dat bedrag toewijzen.
De rechtbank is verder van oordeel dat de gevorderde immateriële schade, gelet op het bewezen verklaarde feit en de aard daarvan, toewijsbaar is tot een bedrag van € 4.000,00. Zij zal de vordering ook in zoverre toewijzen, en zal de vordering voor wat betreft het overige deel van de immateriële schade niet-ontvankelijk verklaren. Voor dat deel kan de benadeelde partij haar vordering bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
De rechtbank zal, voor zover de vordering wordt toegewezen, bepalen dat het bedrag wordt vermeerderd met de wettelijke rente vanaf het tijdstip waarop de respectievelijke schadeposten zijn geleden. De rechtbank zal tevens de schadevergoedingsmaatregel opleggen.
8 De wettelijke voorschriften
De beslissing berust op de artikelen 24c, 36f en 242 van het Wetboek van Strafrecht zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.
9 De beslissing
De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het tenlastegelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 4.4 is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
- verklaart dat het bewezen verklaarde het volgende strafbare feit oplevert:
verkrachting
- verklaart verdachte strafbaar;
Strafoplegging
- veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf van twee jaren;
- bepaalt dat de tijd die verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest heeft doorgebracht in mindering wordt gebracht bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf;
Benadeelde partij
- veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer] van € 4.131,23, waarvan € 4.000,00 ter zake van immateriële schade en € 131,23 ter zake van materiële schade en vermeerderd met de wettelijke rente, berekend vanaf het moment waarop de respectievelijke schades zijn ontstaan tot aan de dag der algehele voldoening.
- veroordeelt verdachte in de kosten van de benadeelde partij tot nu toe gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken, tot op heden begroot op nihil;
- verklaart de benadeelde partij in het overige gedeelte van de vordering niet-ontvankelijk en bepaalt dat die vordering bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht;
- legt aan verdachte de verplichting op aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer], € 4.131,23 te betalen, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf het moment waarop de respectievelijke schades zijn ontstaan, bij niet betaling te vervangen door 51 dagen hechtenis, met dien verstande dat toepassing van de vervangende hechtenis de betalingsverplichting niet opheft;
- bepaalt dat bij voldoening van de schadevergoedingsmaatregel de betalingsverplichting aan de benadeelde partij vervalt en omgekeerd.
Dit vonnis is gewezen door mr. H.A. Brouwer, voorzitter, mr. M.J. Grapperhaus en mr. P.P.C.M. Waarts, rechters, in tegenwoordigheid van G. van Engelenburg, griffier, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting op 2 mei 2013.
Mr. M.J. Grapperhaus is niet in de gelegenheid dit vonnis mee te ondertekenen.
BIJLAGE I: De tenlastelegging
Aan bovenbedoelde gedagvaarde persoon wordt tenlastegelegd dat
hij op of omstreeks 15 augustus 2012 te Utrecht, althans in het arrondissement Utrecht, door geweld en / of een andere feitelijkheid en / of door bedreiging met geweld en / of een andere feitelijkheid [slachtoffer] heeft gedwongen tot het ondergaan van handelingen die hebben
bestaan uit of mede hebben bestaan uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer], immers heeft hij verdachte
- zijn vinger(s) en/of zijn tong in/tegen de vagina van die [slachtoffer] gestopt/geduwd en/of
- zijn penis in de vagina van die [slachtoffer] gestopt/geduwd en/of
- zijn penis in de mond van die [slachtoffer] gestopt/geduwd,
en bestaande dat geweld en/of die andere feitelijkheid en/of die bedreiging met geweld en/of een andere feitelijkheid hierin dat hij, verdachte,
- heeft gedreigd een (naakt)foto van die [slachtoffer] op internet te zetten en/of
- de mobiele telefoon van die [slachtoffer] heeft uitgezet en/of
- de (slaapkamer)deur heeft geblokkeerd en/of
- die [slachtoffer] een mes, althans een scherp en/of puntig voorwerp heeft getoond en/of voorgehouden en/of
- (daarbij) die [slachtoffer] dreigend heeft toegevoegd dat zij klappen zou krijgen als ze zou schreeuwen en/of
- die [slachtoffer] dreigend heeft toegevoegd dat hij haar zou slaan en/of
- (daarbij) dreigend zijn, verdachte’s, vuisten had gebald;
art 242 Wetboek van Strafrecht