ECLI:NL:RBMNE:2013:CA2148

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
16 april 2013
Publicatiedatum
22 juni 2013
Zaaknummer
16/656635-12 [P]
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor woninginbraak met medeplegen

In deze strafzaak, behandeld door de Rechtbank Midden-Nederland, is de verdachte op 16 april 2013 veroordeeld voor het medeplegen van een woninginbraak die plaatsvond op 27 december 2012 in Utrecht. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte samen met mededaders een woning is binnengegaan met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening. Tijdens de inbraak zijn er sieraden en een geldbedrag van ongeveer 365 euro weggenomen, toebehorende aan de benadeelde. De rechtbank heeft de verdachte vrijgesproken van andere tenlastegelegde feiten, omdat deze niet bewezen zijn geacht.

De rechtbank heeft in haar overwegingen de impact van woninginbraken op de slachtoffers benadrukt, waarbij de materiële schade en de inbreuk op de privacy van de bewoners zijn genoemd. De verdachte heeft geen eerdere veroordelingen in Nederland, wat in zijn voordeel heeft gewerkt. De rechtbank heeft de landelijke oriëntatiepunten voor straftoemeting gevolgd en heeft een gevangenisstraf van 3 maanden opgelegd, met aftrek van de tijd die de verdachte in voorarrest heeft doorgebracht. De beslissing is genomen na een zorgvuldige afweging van de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het is gepleegd en de persoon van de verdachte. De rechtbank heeft geen aanleiding gezien om van de standaard strafmaat af te wijken.

Het vonnis is uitgesproken in aanwezigheid van de griffier en is openbaar gemaakt. De rechtbank heeft de wettelijke voorschriften in acht genomen en de beslissing is gebaseerd op artikel 311 van het Wetboek van Strafrecht, zoals dit artikel luidde ten tijde van het bewezen verklaarde. De verdachte is strafbaar verklaard en de rechtbank heeft de bewezenverklaring van diefstal door twee of meer verenigde personen vastgesteld, waarbij de toegang tot de plaats van het misdrijf is verkregen door middel van braak.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
Afdeling strafrecht
Zittingslocatie Utrecht
parketnummer: 16/656635-12 [P]
vonnis van de meervoudige kamer d.d. 16 april 2013
in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren op [1974] te [geboorteplaats],
zonder vaste woon-/ of verblijfplaats hier ten lande.
Raadsman mr. A.J.M.J. Werners, advocaat te Doorn.
1 Onderzoek van de zaak
De zaak is inhoudelijk behandeld op de terechtzitting van 2 april 2013, waarbij de officier van justitie en de verdediging hun standpunten kenbaar hebben gemaakt.
2 De tenlastelegging
De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
op 27 december 2012 samen met anderen heeft ingebroken in een woning.
3 De voorvragen
De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zijzelf bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.
4 De beoordeling van het bewijs
4.1 Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het hem ten laste gelegde feit heeft begaan en baseert zich daarbij op de in het dossier aanwezige bewijsmiddelen.
4.2 Het standpunt van de verdediging
De verdediging is van mening dat de rechtbank tot een bewezenverklaring kan komen van het ten laste gelegde feit.
4.3 Het oordeel van de rechtbank
Nu verdachte het ten laste gelegde feit heeft bekend en de verdediging geen vrijspraak heeft bepleit, volstaat de rechtbank, gelet op het bepaalde in artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering, met een opgave van de bewijsmiddelen. De rechtbank acht het ten laste gelegde feit wettig en overtuigend bewezen gelet op:
- de verklaring van verdachte, afgelegd ter terechtzitting d.d. 2 april 2013;
- het proces-verbaal van aangifte van [benadeelde], opgemaakt in de wettelijke vorm en opgenomen op pagina 6 t/m 8 van proces-verbaalnummer PL091A 2012289508;
- het proces-verbaal van bevindingen d.d. 28 december 2012, opgemaakt in de wettelijke vorm en opgenomen op pagina 122 van proces-verbaalnummer PL091A 2012291077;
- het proces-verbaal van bevindingen d.d. 27 december 2012, opgemaakt in de wettelijke vorm en opgenomen op pagina 50 t/m 53 van proces-verbaalnummer PL091A 2012289508;
- het proces-verbaal van bevindingen d.d. 27 december 2012, opgemaakt in de wettelijke vorm en opgenomen op pagina 54 t/m 56 van proces-verbaalnummer PL091A 2012289508;
- het proces-verbaal van bevindingen d.d. 27 december 2012, opgemaakt in de wettelijke vorm en opgenomen op pagina 63 van proces-verbaalnummer PL091A 2012289508.
4.4
De rechtbank acht op grond van hetgeen hiervoor is vastgesteld en overwogen wettig en overtuigend bewezen dat verdachte
op 27 december 2012 te Utrecht, tezamen en in vereniging met anderen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening in/uit een woning, gelegen aan de [adres], heeft weggenomen een hoeveelheid sieraden en een geldbedrag, toebehorende aan [benadeelde], waarbij verdachte en/of zijn mededaders zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft/hebben verschaft door middel van braak op een voordeur van die woning;
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.
5 De strafbaarheid
5.1 De strafbaarheid van het feit
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.
Het bewezenverklaarde levert het navolgende strafbare feit op.
diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak;
5.2 De strafbaarheid van verdachte
Verdachte is strafbaar, omdat niet is gebleken van een omstandigheid die zijn strafbaarheid uitsluit.
6 De strafoplegging
6.1 De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft op grond van hetgeen hij bewezen heeft geacht gevorderd aan verdachte op te leggen:
- een gevangenisstraf voor de duur van 4 maanden, met aftrek van het voorarrest.
6.2 Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft bepleit aan verdachte een straf op te leggen die gelijk is aan de tijd die verdachte in voorarrest heeft doorgebracht.
6.3 Het oordeel van de rechtbank
Bij het bepalen van de op te leggen straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van de verdachte.
Verdachte heeft samen met zijn mededaders ingebroken in een woning en daarbij spullen weggenomen. Verdachte heeft kennelijk geen oog gehad voor het leed dat hij daarmee bij anderen kan aanrichten en heeft alleen gedacht aan zijn eigen financiële gewin. Woninginbraken veroorzaken niet alleen de nodige materiële schade, maar maken ook een forse inbreuk op de privacy van de bewoners. Het is voor hen vaak bijzonder onaangenaam om te leven met de wetenschap dat een vreemde in hun woning is geweest en hun persoonlijke bezittingen heeft doorzocht.
Wat betreft de persoon van de verdachte heeft de rechtbank in het bijzonder gelet op de justitiële documentatie van 1 maart 2013. Daaruit blijkt dat verdachte in Nederland niet eerder is veroordeeld voor het plegen van strafbare feiten.
Op grond van de landelijke oriëntatiepunten voor straftoemeting is voor een woninginbraak een gevangenisstraf van 3 maanden passend. De rechtbank heeft in het verhandelde ter terechtzitting geen aanleiding gezien om hiervan af te wijken.
Alles afwegende acht de rechtbank een gevangenisstraf van 3 maanden, met aftrek van de tijd die verdachte in voorarrest heeft gezeten, passend en geboden. De rechtbank is van oordeel dat met deze straf, die lager is dan door de officier van justitie geëist, gelet op voormelde oriëntatiepunten en het blanco strafblad van verdachte, kan worden volstaan.
De rechtbank ziet geen reden voor een lichtere of andere straf.
7 De wettelijke voorschriften
De beslissing berust op artikel 311 van het Wetboek van Strafrecht zoals dit artikel luidde ten tijde van het bewezen verklaarde.
8 De beslissing
De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het tenlastegelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 4.4 is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
- verklaart dat het bewezen verklaarde het volgende strafbare feit oplevert:
diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak;
- verklaart verdachte strafbaar;
Strafoplegging
- veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf van 3 maanden;
- bepaalt dat de tijd die verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest heeft doorgebracht in mindering wordt gebracht bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf;
Dit vonnis is gewezen door mr. L.M.G. de Weerd, voorzitter, mr. E.A.A. van Kalveen en
mr. T. Reichardt, rechters, in tegenwoordigheid van G. van Engelenburg, griffier, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting op 16 april 2013.
Mr. T. Reichardt is niet in de gelegenheid dit vonnis mee te ondertekenen.
BIJLAGE I: De tenlastelegging
Aan bovenbedoelde gedagvaarde persoon wordt tenlastegelegd dat
hij op of omstreeks 27 december 2012 te Utrecht, althans in het arrondissement
Utrecht, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening in / uit een woning (gelegen
op/aan de [adres]) heeft weggenomen een hoeveelheid sieraden en/of
een geldbedrag van (ongeveer) 365 euro, in elk geval enig goed, geheel of ten
dele toebehorende aan [benadeelde], in elk geval aan een ander of anderen
dan aan verdachte en / of zijn mededader(s), waarbij verdachte en / of zijn
mededader(s) zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft / hebben
verschaft en / of de / het weg te nemen goed(eren) onder zijn / hun bereik
heeft / hebben gebracht door middel van braak op en/of verbreking van een
(voor)deur van die woning;
art 310 Wetboek van Strafrecht
art 311 lid 1 ahf/sub 4 Wetboek van Strafrecht
art 311 lid 1 ahf/sub 5 Wetboek van Strafrecht