RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
Afdeling strafrecht
Zittingslocatie Utrecht
parketnummer: 16/657280-12 [P]
vonnis van de meervoudige kamer d.d. 2 mei 2013
[verdachte],
geboren op [1948] te [geboorteplaats],
wonende te [woonplaats], [adres].
Raadsman mr. A.R. van Roo, advocaat te Nieuwegein.
1 Onderzoek van de zaak
De zaak is inhoudelijk behandeld op de terechtzitting van 22 oktober 2012, waarbij de officier van justitie en de verdediging hun standpunten kenbaar hebben gemaakt. Bij tussenvonnis van 5 november 2012 heeft de rechtbank het onderzoek heropend. De zaak is vervolgens inhoudelijk behandeld op de terechtzitting van 18 april 2013, waarbij de officier van justitie en de verdediging (opnieuw en aanvullend) hun standpunten kenbaar hebben gemaakt.
2 De tenlastelegging
De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht. De tenlastelegging is gewijzigd overeenkomstig artikel 313 van het Wetboek van Strafvordering.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte door roekeloos of erg onvoorzichtig te rijden een ongeval heeft veroorzaakt, waardoor[slachtoffer 1]en/of[slachtoffer 2](zwaar) lichamelijk letsel heeft bekomen. Subsidiair is het verwijt dat verdachte als bestuurder van een personenauto de veiligheid van het verkeer in gevaar heeft gebracht.
3 De voorvragen
De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zijzelf bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.
4 De beoordeling van het bewijs
4.1 Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht wettig en overtuigend het primair ten laste gelegde feit wettig en overtuigend bewezen, namelijk dat verdachte schuld heeft aan het ongeval en dat zij aanmerkelijk onvoorzichtig/onoplettend heeft gereden. De officier van justitie acht niet bewezen dat verdachte zich roekeloos heeft gedragen. Verdachte dient derhalve vrijgesproken te worden van dat onderdeel van de tenlastelegging.
4.2 Het standpunt van de verdediging
De verdediging is van mening dat de rechtbank niet tot een bewezenverklaring kan komen van het primair ten laste gelegde. De verdediging heeft daartoe aangevoerd dat de door het NFI berekende botssnelheid van minimaal 71 km/u slechts herleid is aan de hand van al dan niet wetenschappelijke aannames. In de gegeven omstandigheden kan niet tot het bewijs worden gekomen dat verdachte aanmerkelijk onvoorzichtig en/of onoplettend heeft gehandeld. Verdachte dient derhalve vrijgesproken te worden. Ten aanzien van het subsidiair ten laste gelegde heeft de verdediging eveneens vrijspraak bepleit.
4.3 Het oordeel van de rechtbank
4.3.1.1 Bewezenverklaring
Op 11 september 2011 vond er op de Rijksweg A2 ter hoogte van Vianen een ongeval plaats. Verdachte [verdachte]reed in haar camper achterop een personenauto, een Nissan Qashai, bestuurd door[slachtoffer 1]. In de Nissan bevond zich eveneens[slachtoffer 2]. Vervolgens reed de camper van verdachte achterop een tweede personenauto, een Citroen, bestuurd door[slachtoffer 3]
Verdachte heeft verklaard dat zij op 11 september 2011 in haar camper over de A2 ter hoogte van Vianen reed. Zij had de camper op de cruisecontrole staan en zag op haar navigatiesysteem dat er een file aankwam. Plotseling zag zij een file. Zij kon een aanrijding niet voorkomen en reed achterop een auto. Verdachte heeft ter zitting verklaard dat zij de cruisecontrol meestal op 90 tot 95 kilometer per uur zet.
[slachtoffer 1] stond op 11 september 2011 stil aan de achterzijde van een file op de Rijksweg A2. Plotseling werd zijn auto aan de achterzijde vol geraakt.
[slachtoffer 3] stond in zijn Citroën stil in een file toen zijn auto aan de achterzijde werd aangereden.
Getuige[getuige]zag dat voor hem op de rijksweg A2 een camper reed. De camper vertoonde slingerend rijgedrag en reed dan weer naar de middelste rijstrook en dan weer naar rechts. Hij haalde de camper in en ging rechts rijden. Hij zag voor zich een file en remde. In zijn achteruitkijkspiegel zag hij de camper aan komen rijden. Hij kreeg de indruk dat de bestuurder van de camper niet door had dat deze een file naderde. [getuige] ging uit voorzorg naar de middelste rijstrook en zag dat de camper hem rechts voorbij reed en achterop een voertuig botste.
Uit onderzoek naar de schakelgegevens aan de matrixborden boven de rijbaan van de A2 ten tijde van het ongeval volgt dat er op 11 september 2011 tussen de laatste schakeltijd (16.06 uur) en het tijdstip van het ongeval (circa 16.15 uur) geen wijzigingen waren in de beeldbestanden van de matrixborden. Op de matrixborden (hectometerpaal 75.894) werd ongeveer 1200 meter voor de plaats van het ongeval (hectometerpaal 74,7) een snelheidsbeperking van 70 km/u getoond. Ter hoogte van de hectometerpalen 75.410 en 74.857, respectievelijk 700 en 150 meter voor de plaats van het ongeval, werd voor de middelste en rechtse rijstrook een snelheidsbeperking van 50 km/u getoond.
Uit aanvullend onderzoek van het Nederlands Forensische Instituut volgt dat de snelheid van de camper van verdachte op het moment van de botsing met de Nissan tenminste 71 km/u was wanneer de snelheid van de Nissan onbekend wordt verondersteld en tenminste 83 kilometer per uur wanneer de Nissan stilstond.
Letsel
- [slachtoffer 1]
[slachtoffer 1] werd na het ongeval in het ziekenhuis opgenomen, daar werd geconstateerd dat hij, naast diverse schaafwonden aan armen en benen, een ribbreuk en twee gebroken ruggenwervels had opgelopen. Ten gevolge van een zwelling op de levensslagader werd[slachtoffer 1] enkele dagen op de hartbewaking opgenomen. De wond aan het rechter been is gaan ontwikkelen en dat is gaan hechten aan het bindweefsel van het scheenbeen. Ruim 8 maanden na het ongeval ondervond [slachtoffer 1] hierdoor nog veel pijn en werd hij ernstig in zijn dagelijkse werkzaamheden beperkt. Voornoemd letsel is blijvend en zal nooit overgaan. [slachtoffer 1] moet elastieken kousen dragen om de pijn enigszins dragelijk te houden.
- [slachtoffer 2].
[slachtoffer 2]werd na het ongeval opgenomen in het ziekenhuis. Daar werd geconstateerd dat er veel vocht om de levensslagader zat. Hiervoor heeft zij op 11 september 2011 een grote stent gekregen. Bij een tweede operatie werd vocht achter haar longen weggehaald.
Ruim 8 maanden na het ongeval kampte [slachtoffer 2] met een dood gevoel in haar linker onderbeen en pijn in haar rug en was daarvoor onder behandeling bij een medisch specialist. Ten gevolge van deze klachten werd zij ernstig beperkt in haar werkzaamheden. De vrees bestaat dat deze klachten van blijvende aard zijn.
De rechtbank overweegt dat de letsels van[slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] zonder meer zijn aan te merken als zwaar lichamelijk letsel.
Schuld
Verdachte was ter plaatse bekend en was er van op de hoogte dat er al gedurende langere tijd op verschillende plaatsen wegwerkzaamheden op de A2 plaatsvonden . Zij had gezien dat haar navigatiesysteem aangaf dat zij een file naderde. Op circa 1200 meter voor het ongeluk werd op de matrixborden een maximaal toegestane snelheid van 70 km/u aangegeven. De daarop volgende matrixborden, die zich ruim voor de plaats van het ongeval bevonden, gaven vervolgens een maximaal toegestane snelheid van 50 km/u aan.
Verdachte kan zich niet meer herinneren of zij de matrixborden had gezien en of zij teruggeschakeld en/of geremd had. Verdachte is vervolgens met een hoge snelheid, van minimaal 71 km/u, achterop de auto van [slachtoffer 1] gereden. Voorts zag [getuige] voorafgaand aan het ongeval “slingerend rijgedrag” van de bestuurder van de camper en is hij uit voorzorg van rijbaan verwisseld omdat hij de indruk had dat de bestuurder van de camper niet zag dat deze een file naderde.
Verdachte heeft, ondanks de filewaarschuwing op haar navigatiesysteem en haar wetenschap van de wegwerkzaamheden, de matrixborden kennelijk niet opgemerkt, althans haar snelheid niet aangepast aan de gewijzigde maximaal toegestane snelheid en de verkeers-/ en wegsituatie op dat moment. Voorts heeft verdachte de, stilstaande of langzaam rijdende, file voor haar te laat opgemerkt.
De rechtbank is op grond van het vorenstaande van oordeel dat het handelen van verdachte als aanmerkelijk onoplettend moet worden aangemerkt en dat zij schuld heeft aan het verkeersongeval.
4.3.1.2 Partiële vrijspraak
Roekeloos
De rechtbank is, met de officier van justitie en de raadsman van oordeel, dat niet wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte roekeloos heeft gereden. De rechtbank overweegt dat het dossier daartoe geen aanknopingspunten biedt.
De rechtbank zal verdachte derhalve vrijspreken van dit deel van de tenlastelegging.
4.4 De bewezenverklaring
De rechtbank acht op grond van hetgeen hiervoor is vastgesteld en overwogen wettig en overtuigend bewezen dat verdachte
Primair
op 11 september 2011 te Vianen als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorrijtuig (kampeerauto), daarmede rijdende over de weg, de Rijksweg A2, zich zodanig heeft gedragen dat een aan haar schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden door aanmerkelijk onoplettend, met een hogere snelheid, minimaal 71 kilometer per uur, te rijden dan de op dat moment (vanwege filevorming) toegestane maximum snelheid van 50 kilometer per uur en vervolgens het door haar bestuurde voertuig niet tot stilstand te brengen binnen de afstand waarover zij de weg kon overzien en waarover deze vrij was doch (met hoge snelheid) te rijden tegen een voor haar, verdachte, stilstaande auto (merk Nissan, bestuurd door [slachtoffer 1]) en vervolgens met nog een auto in botsing te komen (merk Citroen, bestuurd door [slachtoffer 3]), waardoor eerdergenoemde [slachtoffer 1] en zijn passagier [slachtoffer 2] zwaar lichamelijk letsel werd toegebracht;
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.
Voor zover in het bewezen verklaarde deel van de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. De verdachte is daardoor niet in haar verdediging geschaad.
5 De strafbaarheid
5.1 De strafbaarheid van het feit
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.
Het bewezenverklaarde levert het navolgende strafbare feit op.
Primair: overtreding van artikel 6 Wegenverkeerswet 1994, meermalen gepleegd.
5.2 De strafbaarheid van verdachte
Verdachte is strafbaar, omdat niet is gebleken van een omstandigheid die haar strafbaarheid uitsluit.
6 De strafoplegging
6.1 De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft op grond van hetgeen hij bewezen heeft geacht gevorderd aan verdachte op te leggen:
- een werkstraf van 120 uur, subsidiair 60 dagen vervangende hechtenis, waarvan 40 uur, subsidiair 20 dagen vervangende hechtenis voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar;
- een ontzegging van de bevoegdheid om motorrijtuigen te besturen voor de duur van één jaar.
6.2 Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft verzocht, indien de rechtbank tot een strafoplegging komt, rekening te houden met de persoonlijke omstandigheden van verdachte, te weten dat zij op enig moment aan haar knie geopereerd zal worden en dat zij over een rijbewijs moet beschikken in verband met haar sledehonden.
6.3 Het oordeel van de rechtbank
Bij het bepalen van de op te leggen straffen heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van de verdachte.
Verdachte heeft op erg onoplettende wijze een auto bestuurd en een verkeersongeval veroorzaakt waardoor [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] zwaar lichamelijk letsel hebben opgelopen. Ruim acht maanden na het ongeluk ondervonden zij nog dagelijks de gevolgen van het ongeluk.
De rechtbank heeft ten aanzien van de persoonlijke omstandigheden van verdachte gelet op het uittreksel uit het justitieel documentatieregister d.d. 15 april 2013 waaruit blijkt dat verdachte nooit eerder met justitie in aanraking is gekomen ter zake verkeersdelicten.
Verdachte heeft er ter zitting blijk van gegeven dat zij zich realiseert welke vreselijke gevolgen het ongeval op het leven van de slachtoffers heeft en spijt heeft van hetgeen er is gebeurd.
Bij het bepalen van de hoogte van de straf heeft de rechtbank gelet op de straffen die in soortgelijke zaken worden opgelegd. Voor een feit als het bewezenverklaarde, waarbij een slachtoffer zwaar gewond is geraakt, wordt volgens de oriëntatiepunten die de rechtbank hanteert als uitgangspunt een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van drie weken en een onvoorwaardelijke ontzegging van de bevoegdheid om motorvoertuigen te besturen voor de duur van een half jaar.
De rechtbank houdt er daarbij voorts rekening mee dat het handelen van verdachte, naar het oordeel van de rechtbank, zich aan de bovengrens van de kwalificatie “aanmerkelijk onvoorzichtig” bevindt.
Alles afwegende is de rechtbank van oordeel dat een werkstraf van 120 uur, waarvan 40 uur voorwaardelijk en een ontzegging van de rijbevoegdheid van twaalf maanden, zoals ook door de officier van justitie is geëist passend en geboden zouden zijn. De rechtbank zal, gelet op het tijdsverloop tussen het ongeval en het moment waarop de zaak door het openbaar ministerie ter zitting is aangebracht, echter een deel van de ontzegging van de rijbevoegdheid, te weten 6 maanden voorwaardelijk op te leggen. Met de voorwaardelijke straf wordt beoogd verdachte er van te weerhouden zich in de toekomst wederom schuldig te maken aan strafbare feiten.
7 De wettelijke voorschriften
De beslissing berust op de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d en 57 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 176 en 179 van de Wegenverkeerswet 1994 zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.
8 De beslissing
De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het tenlastegelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 4.4 is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
- verklaart dat het bewezen verklaarde het volgende strafbare feit oplevert:
primair: overtreding van artikel 6 Wegenverkeerswet 1994, meermalen gepleegd.
- verklaart verdachte strafbaar;
strafoplegging
- veroordeelt verdachte tot:
- een werkstraf van 120 uren, subsidiair 60 dagen vervangende hechtenis, waarvan 40 uren, subsidiair 20 dagen vervangende hechtenis, voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar;
- bepaalt dat het voorwaardelijke deel van deze werkstraf niet ten uitvoer wordt gelegd, tenzij de rechter tenuitvoerlegging gelast:
* omdat verdachte zich voor het einde van de proeftijd schuldig maakt aan een strafbaar feit;
Bijkomende straffen
- een ontzegging van de bevoegdheid om motorrijtuigen te besturen van 12 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar;
- bepaalt dat het voorwaardelijke deel van de rijontzegging niet ten uitvoer wordt gelegd, tenzij de rechter tenuitvoerlegging gelast omdat verdachte zich voor het einde van een proeftijd schuldig maakt aan een strafbaar feit;
Dit vonnis is gewezen door mr. M.J. Grapperhaus, voorzitter, mr. M.J. Veldhuijzen en mr. H.A. Brouwer, rechters, in tegenwoordigheid van G. van Engelenburg, griffier, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting op 2 mei 2013.
Mr. M.J. Grapperhaus en mr. M.J. Veldhuijzen zijn niet in de gelegenheid dit vonnis mee te ondertekenen.
BIJLAGE I: De tenlastelegging
Aan bovenbedoelde gedagvaarde persoon wordt tenlastegelegd dat
zij op of omstreeks 11 september 2011 te Vianen, althans in het arrondissement Utrecht,
als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorrijtuig (kampeerauto),
daarmede rijdende over de weg, de Rijksweg A2, zich zodanig heeft gedragen dat een aan haar schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden door roekeloos, in elk geval zeer, althans aanmerkelijk, onvoorzichtig en/of onoplettend,
met een snelheid gelegen tussen (minimaal) 71 en (minimaal) 83 kilometer per uur, althans met een (veel hogere) snelheid te rijden dan de op dat moment (vanwege filevorming) toegestane maximum snelheid van 50 kilometer per uur en/of
(vervolgens) het door haar bestuurde voertuig niet tot stilstand te brengen binnen de
afstand waarover zij de weg kon overzien en waarover deze vrij was doch (met hoge snelheid) te rijden/botsen tegen een voor haar, verdachte, langzaam rijdende dan wel stilstaande auto (merk Nissan, bestuurd door [slachtoffer 1]) (en/of (vervolgens) met nog een auto in aanrijding/botsing te komen (merk Citroen, bestuurd door [slachtoffer 3])),
waardoor eerdergenoemde [slachtoffer 1] en/of zijn passagier [slachtoffer 2] zwaar
lichamelijk letsel, of zodanig lichamelijk letsel werd toegebracht, dat daaruit tijdelijke ziekte of verhindering in de uitoefening van de normale bezigheden is ontstaan immers bekwam [slachtoffer 1] (onder andere) een ribbreuk en een breuk van twee ruggenwervels en bekwam [slachtoffer 2] (onder andere) veel vocht om de levensslagader;
De in deze telastelegging gebruikte termen en uitdrukkingen worden, voorzover daaraan in de Wegenverkeerswet 1994 betekenis is gegeven, geacht in dezelfde betekenis te zijn gebezigd;
art 6 Wegenverkeerswet 1994
zij, op of omstreeks 11 september 2011, te Vianen, althans in het arrondissement Utrecht,
als bestuurder van een motorrijtuig (kampeerauto), op de voor het openbaar verkeer openstaande weg, de Rijksweg A2,
heeft gereden met een snelheid gelegen tussen (minimaal) 71 en (minimaal) 83 kilometer per uur, althans met een (veel hogere) snelheid te rijden dan de op dat moment (vanwege filevorming) toegestane maximum snelheid van 50 kilometer per uur en/of
(vervolgens) het door haar bestuurde voertuig niet tot stilstand heeft gebracht binnen de
afstand waarover zij de weg kon overzien en waarover deze vrij was doch (met hoge snelheid) is gereden/gebotst tegen een voor haar, verdachte, langzaam rijdende dan wel stilstaande auto (merk Nissan, bestuurd door [slachtoffer 1]) en/of
(vervolgens) in aanrijding/botsing is gekomen met nog auto (merk Citroen, bestuurd door
[slachtoffer 3]),
door welke gedraging(en) gevaar op die weg werd veroorzaakt, althans kon worden veroorzaakt, en/of het verkeer op die weg werd gehinderd, althans kon worden gehinderd;
art 5 Wegenverkeerswet 1994