ECLI:NL:RBMNE:2013:CA2131

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
6 mei 2013
Publicatiedatum
22 juni 2013
Zaaknummer
16/284978-11 [P]
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verkeersongeval met zwaar lichamelijk letsel door aanmerkelijk onvoorzichtig rijgedrag

In deze zaak heeft de rechtbank Midden-Nederland op 2 mei 2013 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die op 2 december 2011 in Veenendaal een verkeersongeval heeft veroorzaakt. De verdachte reed met zijn personenauto over de Lorentzstraat en maakte gebruik van de rijstrook die bestemd was voor linksafslaand verkeer, terwijl hij rechtdoor de kruising met de Newtonstraat overstak. Hierdoor botste hij achterop een andere auto, bestuurd door het slachtoffer, die op dat moment voor het stoplicht stond en groen licht had. Het slachtoffer liep door de aanrijding zwaar lichamelijk letsel op, waaronder een whiplash, en ondervond langdurige gevolgen van het ongeval.

De rechtbank oordeelde dat het handelen van de verdachte als aanmerkelijk onvoorzichtig en onoplettend moest worden aangemerkt, wat leidde tot zijn schuld aan het verkeersongeval. De verdachte werd vrijgesproken van andere tenlastegelegde feiten, waaronder roekeloos rijgedrag en het negeren van een rood verkeerslicht, omdat de rechtbank niet wettig en overtuigend bewezen achtte dat hij deze overtredingen had begaan.

Bij de strafoplegging hield de rechtbank rekening met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder het feit dat hij zijn rijbewijs nodig had voor zijn werk. Uiteindelijk werd de verdachte veroordeeld tot een werkstraf van 100 uren en een voorwaardelijke ontzegging van de rijbevoegdheid voor de duur van zes maanden, met een proeftijd van één jaar. De rechtbank benadrukte dat de voorwaardelijke ontzegging niet ten uitvoer wordt gelegd, tenzij de verdachte zich voor het einde van de proeftijd schuldig maakt aan een strafbaar feit.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
Afdeling strafrecht
Zittingslocatie Utrecht
parketnummer: 16/284978-11 [P]
vonnis van de meervoudige kamer d.d. 2 mei 2013
in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren op [1984] te [geboorteplaats],
wonende te [woonplaats], [adres].
Raadsvrouw mr. W.E. van Veldhuizen, advocaat te Apeldoorn.
1 Onderzoek van de zaak
De zaak is inhoudelijk behandeld op de terechtzitting van 18 april 2013, waarbij de officier van justitie en de verdediging hun standpunten kenbaar hebben gemaakt.
2 De tenlastelegging
De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte door roekeloos of erg onvoorzichtig te rijden een ongeval heeft veroorzaakt, waardoor [slachtoffer] (zwaar) lichamelijk letsel heeft bekomen. Subsidiair is het verwijt dat verdachte als bestuurder van een personenauto de veiligheid van het verkeer in gevaar heeft gebracht.
3 De voorvragen
De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zijzelf bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.
4 De beoordeling van het bewijs
4.1 Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte, ten aanzien van het primair tenlastegelegde, zeer onvoorzichtig heeft gereden en baseert zich daarbij op de in het dossier aanwezige bewijsmiddelen. De officier van justitie acht niet wettig en overtuigend bewezen dat verdachte door rood is gereden, verdachte dient van dat onderdeel van de tenlastelegging vrijgesproken te worden.
4.2 Het standpunt van de verdediging
De verdediging is van mening dat op basis van het dossier niet wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte door rood licht is gereden. Het rijgedrag van verdachte kan niet aangemerkt worden als roekeloos, dan wel zeer onvoorzichtig. Verdachte dient derhalve daarvan vrijgesproken te worden.
De verdediging refereert zich aan het oordeel van de rechtbank ten aanzien van een bewezenverklaring van aanmerkelijk onvoorzichtig rijgedrag.
4.3 Het oordeel van de rechtbank
4.3.1 Feit 1 primair
4.3.1.1 Bewezenverklaring
Verdachte heeft verklaard dat hij op 2 december 2011 in zijn personenauto over de Lorentzsstraat in Veenendaal reed. Hij reed over de rijstrook, welke was bestemd voor het linksafslaande verkeer, rechtdoor de kruising met de Newtonstraat over en reed vervolgens links achterop de voor hem rijdende auto van [slachtoffer].
[slachtoffer] heeft verklaard dat hij op 2 december 2011 in een personenauto voor het stoplicht op de Newtonstraat te Veenendaal stond. Op het moment dat het stoplicht op groen sprong reed hij rechtsaf de Lorentzsstraat op. Kort daarna voelde hij een harde klap van achteren.
Letsel
[slachtoffer] knalde ten gevolge van de aanrijding met zijn hoofd naar voren en naar achteren en voelde direct een heftige pijn in zijn nek en onderrug. De eerste maand na het ongeval had hij niet kunnen werken, lag ’s nachts wakker van de pijn, had veel hoofdpijn en was lichamelijk snel moe. In het ziekenhuis werd geconstateerd dat er sprake was van een whiplash . Sinds begin juni 2012, een half jaar na het ongeval, is hij weer volledig aan het werk, zij het dat het aangepast werk betreft. Bij het verrichten van zwaar werk krijgt hij last van hoofdpijn en nekpijn. Om te slapen moet hij medicatie slikken. Onbekend is nog of zijn lichaam zelf weer de stof melatonine zal gaan aanmaken, zodat hij weer zonder problemen kan slapen.
De rechtbank overweegt dat het letsel van [slachtoffer] zonder meer is aan te merken als zwaar lichamelijk letsel.
Schuld
Verdachte wilde op de Lorentzsstraat te Veenendaal een vóór hem – rechtdoorrijdende - vrachtauto inhalen via de linkerrijstrook. Op het moment dat daarna weer naar rechts invoegen op de rechterrijstrook niet mogelijk bleek heeft verdachte er bewust voor gekozen om niet te wachten op het ontstaan van ruimte op die rijstrook om later in te voegen. Verdachte is doorgereden over de linkerrijstrook en is daarbij over het verdrijvingsvlak gereden en kwam op de rijstrook voor het linksafslaande verkeer terecht. Verdachte is op deze rijstrook het verkeer op de rijstrook voor rechtdoorgaand verkeer voorbijgereden en heeft voorbij de stopstreep naar rechts ingevoegd alvorens de weg voor doorgaand verkeer te vervolgen. Verdachte is vervolgens achter op de auto van [slachtoffer] gereden, die kort daarvoor van rechts de Lorentzsstraat was opgereden.
Verdachte, die ter plaatse goed bekend is met de verkeerssituatie, had anders moeten en kunnen handelen.
De rechtbank is op grond van het vorenstaande van oordeel dat het handelen van verdachte als aanmerkelijk onvoorzichtig en onoplettend moet worden aangemerkt en dat hij schuld heeft aan het verkeersongeval.
4.3.1.2 Partiële vrijspraak
Mate van onvoorzichtigheid
De rechtbank is, met de officier van justitie en de raadsvrouw van oordeel, dat niet wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte roekeloos of zeer onvoorzichtig heeft gereden. De rechtbank overweegt dat het dossier daartoe geen aanknopingspunten biedt.
De rechtbank zal verdachte derhalve vrijspreken van dit deel van de tenlastelegging.
Rood licht
De rechtbank is, met de officier van justitie en de raadsvrouw van oordeel, dat niet wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte door rood is gereden. De rechtbank overweegt dat het dossier de mogelijkheid openlaat dat de auto van [slachtoffer] met zeer geringe snelheid reed en dat het verkeerslicht voor de rijrichting van verdachte, juist op het moment dat verdachte via de inhaalmanoeuvre de kruising opreed, op groen sprong.
De rechtbank zal verdachte daarom ook vrijspreken van dit deel van de tenlastelegging.
4.4 De bewezenverklaring
De rechtbank acht op grond van hetgeen hiervoor is vastgesteld en overwogen wettig en overtuigend bewezen dat verdachte
Primair
op 02 december 2011 te Veenendaal, als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorrijtuig (personenauto), daarmede rijdende over de weg, de Lorentzsstraat, zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden door aanmerkelijk onvoorzichtig en onoplettend, voor de kruising met de Newtonstraat, gebruik te maken van de rijstrook bestemd voor het linksafslaande verkeer en vervolgens het door hem bestuurde voertuig niet tot stilstand te brengen binnen de afstand waarover hij de weg kon overzien en waarover deze vrij was waardoor hij tegen de linker achterzijde van een voertuig is gereden dat, komend vanaf de Newtonstraat, rechtsaf de Lorentzsstraat was opgereden, terwijl het voor die bestuurder bestemde verkeerslicht groen licht uitstraalde, waardoor de bestuurder van laatstgenoemde voertuig, genaamd [slachtoffer], zwaar lichamelijk letsel, te weten een whiplash, werd toegebracht;
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.
Voor zover in het bewezenverklaarde deel van de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. De verdachte is daardoor niet in haar verdediging geschaad.
5 De strafbaarheid
5.1 De strafbaarheid van het feit
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.
Het bewezenverklaarde levert het navolgende strafbare feit op.
Primair: overtreding van artikel 6 Wegenverkeerswet 1994.
5.2 De strafbaarheid van verdachte
Verdachte is strafbaar, omdat niet is gebleken van een omstandigheid die zijn strafbaarheid uitsluit.
6 De strafoplegging
6.1 De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft op grond van hetgeen hij bewezen heeft geacht gevorderd aan verdachte op te leggen:
- een werkstraf van 120 uren, subsidiair 60 dagen vervangende hechtenis;
- ontzegging van de rijbevoegdheid voor de duur van één jaar geheel voorwaardelijk met een proeftijd van één jaar.
6.2 Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft aangevoerd dat verdachte, indien hij zijn rijbewijs kwijt raakt, zijn baan kwijt zal raken. De verdediging heeft verzocht aan verdachte een geheel voorwaardelijke rijontzegging op te leggen, eventueel in combinatie met een werkstraf.
6.3 Het oordeel van de rechtbank
Bij het bepalen van de op te leggen straffen heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van de verdachte.
Verdachte heeft op aanmerkelijke onvoorzichtige wijze een auto bestuurd en een verkeersongeval veroorzaakt waardoor [slachtoffer] zwaar lichamelijk letsel heeft opgelopen. Een half jaar na het ongeluk ondervond [slachtoffer] nog dagelijks, zowel lichamelijk als psychisch, de gevolgen van het ongeluk.
De rechtbank heeft ten aanzien van de persoonlijke omstandigheden van verdachte gelet op het uittreksel uit het justitieel documentatieregister d.d. 7 maart 2013 waaruit blijkt dat verdachte nooit eerder met justitie in aanraking is gekomen ter zake verkeersdelicten.
Verdachte heeft kort na het ongeval contact opgenomen met [slachtoffer] en heeft ook daarna contact gehouden. Verdachte heeft er ter zitting blijk van gegeven dat hij zich realiseert welke vreselijke gevolgen het ongeval op het leven van de slachtoffers heeft en spijt heeft van hetgeen er is gebeurd.
Verdachte heeft ter zitting aangegeven dat hij zijn rijbewijs nodig heeft voor zijn werk en bij verlies van zijn rijbewijs zijn werk kwijt zal raken. De verdediging heeft een en ander onderbouwd met stukken.
Bij het bepalen van de hoogte van de straf heeft de rechtbank gelet op de straffen die in soortgelijke zaken worden opgelegd. Voor een feit als het bewezenverklaarde, wordt volgens de oriëntatiepunten die de rechtbank hanteert als uitgangspunt een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van drie weken en een onvoorwaardelijke ontzegging van de bevoegdheid om motorvoertuigen te besturen voor de duur van zes maanden opgelegd.
Gelet op de persoon van de verdachte, zijn persoonlijke belang bij het behoud van zijn rijbewijs en het tijdsverloop tussen het ongeval en het moment waarop de zaak door het openbaar ministerie ter zitting is aangebracht, ziet de rechtbank aanleiding om van voornoemde oriëntatiepunten af te wijken.
De rechtbank zal, nu zij tot een lichtere bewezenverklaring komt dan de officier van justitie, aan verdachte een lagere straf opleggen dan door de officier van justitie is geëist. De rechtbank houdt er daarbij voorts rekening mee dat het handelen van verdachte, naar het oordeel van de rechtbank, zich aan de bovengrens van de kwalificatie “aanmerkelijk onvoorzichtig” bevindt.
Alles afwegende is de rechtbank van oordeel dat een werkstraf van 100 uur en een ontzegging van de rijbevoegdheid van zes maanden, met aftrek van de tijd dat het rijbewijs van verdachte ingehouden is geweest, geheel voorwaardelijk met een proeftijd van één jaar, passend en geboden is. Met het voorwaardelijke deel wordt beoogd verdachte er van te weerhouden zich in de toekomst wederom schuldig te maken aan strafbare feiten.
7 De wettelijke voorschriften
De beslissing berust op de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 22c en 22d van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 6, 176 en 179 van de Wegenverkeerswet 1994 zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.
8 De beslissing
De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het tenlastegelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 4.4 is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
- verklaart dat het bewezen verklaarde het volgende strafbare feit oplevert:
primair: overtreding van artikel 6 Wegenverkeerswet 1994;
- verklaart verdachte strafbaar;
Strafoplegging
- veroordeelt verdachte tot een werkstraf van 100 uren;
- beveelt dat indien verdachte de werkstraf niet naar behoren verricht, vervangende hechtenis zal worden toegepast van 50 dagen;
Bijkomende straf
- veroordeelt verdachte tot een ontzegging van de bevoegdheid om motorrijtuigen te besturen van 6 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van één jaar;
- bepaalt dat de voorwaardelijke rijontzegging niet ten uitvoer wordt gelegd, tenzij de rechter tenuitvoerlegging gelast omdat verdachte zich voor het einde van een proeftijd schuldig maakt aan een strafbaar feit;
- bepaalt dat de tijd dat het rijbewijs van verdachte al ingevorderd en ingehouden is geweest in mindering wordt gebracht op de rijontzegging.
Dit vonnis is gewezen door mr. P.P.C.M. Waarts, voorzitter, mr. M.J. Grapperhaus en mr. H.A. Brouwer, rechters, in tegenwoordigheid van G. van Engelenburg, griffier, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting op 2 mei 2013.
Mr. M.J. Grapperhaus is niet in de gelegenheid dit vonnis mee te ondertekenen.
BIJLAGE I: De tenlastelegging
Aan bovenbedoelde gedagvaarde persoon wordt tenlastegelegd dat
Primair
hij op of omstreeks 02 december 2011 te Veenendaal, althans in het arrondissement Utrecht,
als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorrijtuig (personenauto), daarmede rijdende over de weg, de Lorentzstraat, zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden door roekeloos, in elk geval zeer, althans aanmerkelijk, onvoorzichtig en/of onoplettend,
voor de kruising met de Newtonstraat, gebruik te maken van de rijstrook bestemd voor het linksafslaande verkeer en/of (vervolgens)
niet te stoppen voor het/de verkeerslicht(en) dat/die in zijn richting rood licht uitstraalde(n) voor het rechtdoor- en/of linksafslaande verkeer en/of
(vervolgens) het door hem bestuurde voertuig niet tot stilstand te brengen binnen de
afstand waarover hij de weg kon overzien en waarover deze vrij was waardoor hij tegen de (linker) achterzijde van een voertuig is gereden/gebotst dat, komend vanaf de Newtonstraat, rechtsaf de Lorentzstraat was opgereden,terwijl het voor die bestuurder bestemde verkeerslicht groen licht uitstraalde,
waardoor de bestuurder van laatstgenoemde voertuig, genaamd [slachtoffer], zwaar lichamelijk letsel, te weten een whiplash, of zodanig lichamelijk letsel werd toegebracht, dat daaruit tijdelijke ziekte of verhindering in de uitoefening van de normale bezigheden is ontstaan;
art 6 Wegenverkeerswet 1994
Subsidiair
hij, op of omstreeks 02 december 2011, te Veenendaal, althans in het arrondissement Utrecht, als bestuurder van een motorrijtuig (personenauto), rijdende op de voor het
openbaar verkeer openstaande weg, de Lorentzstraat, voor de kruising met de Newtonstraat,
gebruik heeft gemaakt van de rijstrook bestemd voor het linksafslaande verkeer
en/of (vervolgens)
niet is gestopt voor het/de verkeerslicht(en) dat/die in zijn richting rood licht uitstraalde(n) voor het rechtdoor- en/of linksafslaande verkeer en/of
(vervolgens) het door hem bestuurde voertuig niet tot stilstand heeft gebracht binnen de
afstand waarover hij de weg kon overzien en waarover deze vrij was waardoor hij tegen de (linker) achterzijde van een voertuig is gereden/gebotst dat, komend vanaf de Newtonstraat, rechtsaf de Lorentzstraat was opgereden,terwijl het voor die bestuurder bestemde verkeerslicht groen licht uitstraalde,
door welke gedraging(en) gevaar op die weg werd veroorzaakt, althans kon worden veroorzaakt, en/of het verkeer op die weg werd gehinderd, althans kon worden gehinderd;
art 5 Wegenverkeerswet 1994