ECLI:NL:RBMNE:2013:CA2129

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
16 april 2013
Publicatiedatum
22 juni 2013
Zaaknummer
16/656633-12 [P]
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Medeplegen woninginbraak met meerdere verdachten in Utrecht

In deze strafzaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 16 april 2013 uitspraak gedaan in een zaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van medeplegen van woninginbraak. De inbraak vond plaats op 27 december 2012 in Utrecht, waarbij de verdachte samen met twee medeverdachten de woning van een benadeelde heeft binnengekomen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte en zijn medeverdachten met de auto van de verdachte naar de woning zijn gereden, waar zij de voordeur met een breekijzer hebben geforceerd. De medeverdachten hebben sieraden en contant geld uit de woning weggenomen. De rechtbank heeft op basis van de verklaringen van de medeverdachten en het bewijs dat door de politie is verzameld, geconcludeerd dat de verdachte op de hoogte was van de inbraak en actief heeft bijgedragen aan de uitvoering van het delict. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een voorwaardelijke gevangenisstraf van 1 maand met een proeftijd van 2 jaar, en een werkstraf van 180 uren. De rechtbank heeft daarbij rekening gehouden met de ernst van het feit en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder eerdere veroordelingen voor soortgelijke feiten. De rechtbank heeft de vordering van de officier van justitie, die een lichtere straf had geëist, afgewezen en een zwaardere straf opgelegd, omdat de verdachte geen oog had voor het leed dat hij bij de slachtoffers had veroorzaakt. De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer van de rechtbank, waarbij de voorzitter en de andere rechters de zaak hebben beoordeeld en de beslissing hebben genomen.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
Afdeling strafrecht
Zittingslocatie Utrecht
parketnummer: 16/656633-12 [P]
vonnis van de meervoudige kamer d.d. 16 april 2013
in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren op [1976] te [geboorteplaats],
wonende te [woonplaats], [adres].
Raadsman mr. B. van Elst, advocaat te Veenendaal.
1 Onderzoek van de zaak
De zaak is inhoudelijk behandeld op de terechtzitting van 2 april 2013, waarbij de officier van justitie en de verdediging hun standpunten kenbaar hebben gemaakt.
2 De tenlastelegging
De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht. De tenlastelegging is gewijzigd overeenkomstig artikel 313 van het Wetboek van Strafvordering.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
feit 1: op 27 december 2012 samen met anderen heeft ingebroken in een woning, dan wel hier medeplichtig aan is geweest.
3 De voorvragen
De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zijzelf bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.
4 De beoordeling van het bewijs
4.1 Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het hem subsidiair ten laste gelegde feit heeft begaan en baseert zich daarbij op de in het dossier aanwezige bewijsmiddelen. De officier van justitie acht niet wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het hem primair ten laste heeft gepleegd, verdachte dient daarvan vrijgesproken te worden.
4.2 Het standpunt van de verdediging
De verdediging is van mening dat de rechtbank niet tot een bewezenverklaring kan komen. De verdediging heeft daartoe aangevoerd dat diverse personen verklaringen hebben afgelegd en vervolgens hebben deze personen – al dan niet deels – gewijzigde dan wel andersluidende verklaringen afgelegd. Derhalve zijn er alternatieve scenario’s mogelijk en kan op basis van het dossier niet wettig en overtuigend bewezen worden dat verdachte heeft ingebroken. Verdachte dient derhalve vrijgesproken te worden.
Subsidiair is er, indien de rechtbank tot een bewezenverklaring komt, sprake van vrijwillige terugtred en dient verdachte ontslagen te worden van alle rechtsvervolging.
4.3 Het oordeel van de rechtbank
[benadeelde] heeft aangifte gedaan van een inbraak op 27 december 2012 in zijn woning aan de [adres] te [woonplaats]. Daarbij werd de voordeur opengebroken en werd de woning geheel doorzocht. Uit de woning werd een hoeveelheid gouden sieraden en een bedrag aan contant geld, in ieder geval bestaande uit 6 biljetten van € 50,00, weggenomen. In de hal van zijn woning trof aangever op een schoenenrek meerdere gouden sieraden aan, welke afkomstig waren uit zijn slaapkamer.
Op 27 december 2012 kwam de politie, na een anonieme melding van een inbraak door drie personen aan de [adres] te [woonplaats] ter plaatse. Via de meldkamer werd doorgegeven dat een van de personen van de inbraak in een personenauto, een oud model Opel Astra, was gestapt. Ter plaatse zag de politie men een soortgelijke Opel Astra wegrijden. Verbalisant [verbalisant] volgde Opel en dwong deze tot stoppen. De bestuurder van de auto bleek verdachte [verdachte] te zijn. Op de galerij, waar de woning zich bevond, werd medeverdachte [medeverdachte 1] (hierna te noemen: [medeverdachte 1]) aangehouden. In de woning werd de medeverdachte [medeverdachte 2] (hierna te noemen: [medeverdachte 2]) aangetroffen.
In de jaszakken van [medeverdachte 1] werd een grote hoeveelheid gouden sieraden aangetroffen en 4 bankbiljetten van
€ 50,00. [medeverdachte 1] gaf aan dat deze voorwerpen en goederen uit de woning afkomstig waren. Voornoemde sieraden werden door aangever [benadeelde] en zijn vrouw herkend als zijnde hun eigendom.
In de fouillering van [medeverdachte 2] werd een gouden kinderarmband, met het opschrift “[naam]” aangetroffen. Aangever [benadeelde] herkende de armband als zijnde de armband van zijn dochtertje.
Verdachte heeft verklaard dat hij op 27 december 2012 [medeverdachte 2] en [medeverdachte 1] had ontmoet in Utrecht. Zij zijn met zijn drieën in zijn auto naar de woning gereden.
[medeverdachte 2] heeft verklaard dat hij [verdachte] ( de rechtbank begrijpt verdachte [verdachte]) en [medeverdachte 1] in Utrecht had ontmoet . Zij waren met de auto van [verdachte], een Opel, naar Overvecht gereden. [verdachte] en [medeverdachte 1] gingen naar de woning, daarna ging ook hij naar de woning. Hij was met [medeverdachte 1] de woning ingegaan. In de woning had hij sieraden weggenomen en deze in de hal van de woning achtergelaten.
[medeverdachte 1] heeft verklaard dat zij (de rechtbank begrijpt: [medeverdachte 1], medeverdachte [medeverdachte 2] en verdachte [verdachte]) elkaar hadden ontmoet in een café. Vervolgens waren zij alle drie met de auto van [verdachte] naar de woning toegegaan. Iedereen wist wat de bedoeling was. Met zijn drieën waren zij naar boven gegaan. Boven werd de deur van de woning met een breekijzer geforceerd. De chauffeur (de rechtbank begrijpt: verdachte [verdachte]) stond op dat moment in de buurt. [medeverdachte 1] was daarop met de ander (de rechtbank begrijpt: [medeverdachte 2]) naar binnen gegaan en hadden daar spullen weggenomen.
Overwegingen
Verklaring verdachte
Niet aannemelijk is dat verdachte, zoals hij zelf verklaard, niet boven bij de woning is geweest. De verklaringen van medeverdachten [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] worden op dat punt ondersteund door een anonieme melding aan de meldkamer van de politie dat er drie personen bij de woning van aangever waren.
Medeplegen
Verdachte is samen met zijn medeverdachten in zijn eigen auto naar de betreffende woning gereden en om, zo blijkt uit de verklaring van [medeverdachte 1], ergens te gaan inbreken. Ter plaatse is verdachte met zijn medeverdachten het flatgebouw in gegaan en naar boven naar de betreffende woning gegaan. Voorts was verdachte in de buurt op het moment dat de voordeur door [medeverdachte 1] werd geforceerd. De rechtbank stelt op basis hiervan vast dat verdachte zich bewust was van wat er gaande was en bij de uitvoering van het feit betrokken was. Verdachte heeft daarmee bijgedragen aan de feitelijke uitvoering van het delict. De rechtbank komt op basis hiervan tot de conclusie dat sprake was van een bewuste en nauwe samenwerking tussen verdachte en de medeverdachten.
De rechtbank acht op grond van bovenstaande feiten en omstandigheden wettig en overtuigend bewezen dat verdachte samen met anderen heeft ingebroken in een woning.
4.4 De bewezenverklaring
ten aanzien van feit 1 primair
op 27 december 2012 te Utrecht, tezamen en in vereniging met anderen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening in/uit een woning, gelegen aan de [adres], heeft weggenomen een hoeveelheid sieraden en een geldbedrag, toebehorende aan [benadeelde], waarbij verdachte en/of zijn mededaders zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft/hebben verschaft door middel van braak op voordeur van die woning;
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.
5 De strafbaarheid
5.1 De strafbaarheid van het feit
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.
Het bewezenverklaarde levert het navolgende strafbare feit op.
feit 1 primair: diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak;
5.2 De strafbaarheid van verdachte
De raadsman heeft ten aanzien van het ten laste gelegde bepleit dat sprake was van vrijwillige terugtred in de zin van artikel 46b van het Wetboek van Strafrecht (Sr.). Hiertoe is aangevoerd dat verdachte zelf heeft besloten weg te gaan.
Zoals in de bewezenverklaring besloten ligt is de rechtbank van oordeel dat er sprake is van een voltooid feit. Derhalve is er geen situatie als bedoeld in artikel 46b (Sr.) en kan er geen sprake kan zijn van vrijwillige terugtred.
Het verweer wordt verworpen. Het weglopen en wegrijden van de plaats delict door verdachte levert geen vrijwillige terugtred op.
Er is ook overigens geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.
6 De strafoplegging
6.1 De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft op grond van hetgeen hij bewezen heeft geacht gevorderd aan verdachte op te leggen:
- 1 maand gevangenisstraf geheel voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar;
- een werkstraf van 120 uur, met aftrek van het voorarrest, subsidiair 60 dagen vervangende hechtenis.
6.2 Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft bepleit om, in dien de rechtbank tot een bewezenverklaring komt, bij de strafoplegging rekening te houden met de persoon en persoonlijke omstandigheden van verdachte.
6.3 Het oordeel van de rechtbank
Bij het bepalen van de op te leggen straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van de verdachte.
Verdachte heeft samen met zijn mededaders ingebroken in een woning en daarbij spullen weggenomen. Verdachte heeft kennelijk geen oog gehad voor het leed dat hij daarmee bij anderen kan aanrichten en heeft alleen gedacht aan zijn eigen financiële gewin. Woninginbraken veroorzaken niet alleen de nodige materiële schade, maar maken ook een forse inbreuk op de privacy van de bewoners. Het is voor hen vaak bijzonder onaangenaam om te leven met de wetenschap dat een vreemde in hun woning is geweest en hun persoonlijke bezittingen heeft doorzocht.
Wat betreft de persoon van de verdachte heeft de rechtbank in het bijzonder gelet op:
- het omtrent verdachte opgemaakte reclasseringsrapport d.d. 9 januari 2013.
- het uittreksel justitiële documentatie van 1 maart 2013. Waaruit volgt dat verdachte eerder is veroordeeld voor het plegen van soortgelijke feiten. De rechtbank houdt er rekening mee dat verdachte na zijn laatste veroordeling in 2005 niet meer is veroordeeld voor het plegen van strafbare feiten.
Nu de rechtbank, anders dan de officier van justitie, het primair tenlastegelegde bewezen acht, zal zij een zwaardere straf opleggen dan door de officier van justitie is gevorderd.
Alles overziende zal de rechtbank, mede gelet op de straffen die voor soortgelijke delicten worden opgelegd, aan verdachte een werkstraf voor de duur van 180 uur opleggen, met aftrek van de tijd die verdachte in voorarrest heeft doorgebracht, te vervangen door hechtenis voor de duur van 60 dagen als verdachte die werkstraf niet naar behoren verricht. Daarnaast zal de rechtbank verdachte een voorwaardelijke gevangenisstraf opleggen voor de duur van 1 maand met een proeftijd van 2 jaar. Met deze voorwaardelijke straf wordt beoogd verdachte ervan te weerhouden opnieuw strafbare feiten te plegen.
De rechtbank ziet geen reden voor een lichtere of andere straf.
7 De wettelijke voorschriften
De beslissing berust op de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d en 311 van het Wetboek van Strafrecht zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.
8 De beslissing
De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het tenlastegelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 4.4 is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
- verklaart dat het bewezen verklaarde het volgende strafbare feit oplevert:
feit 1 primair: diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak;
- verklaart het bewezene strafbaar.
- verklaart verdachte daarvoor strafbaar.
Strafoplegging
- veroordeelt verdachte tot:
- een gevangenisstraf van 1 maand, voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar;
- bepaalt dat de voorwaardelijke straf niet ten uitvoer wordt gelegd, tenzij de rechter tenuitvoerlegging gelast:
* omdat verdachte zich voor het einde van de proeftijd schuldig maakt aan een strafbaar feit;
- een werkstraf van 180 uren;
- beveelt dat indien verdachte de werkstraf niet naar behoren verricht, vervangende hechtenis zal worden toegepast van 90 dagen;
- bepaalt dat de tijd die verdachte in voorarrest heeft doorgebracht in mindering wordt gebracht bij de uitvoering van de werkstraf naar rato van twee uur per dag;
Dit vonnis is gewezen door mr. L.M.G. de Weerd, voorzitter, mr. E.A.A. van Kalveen en
mr. T. Reichardt, rechters, in tegenwoordigheid van G. van Engelenburg, griffier, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting op 16 april 2013.
Mr. T. Reichardt is niet in de gelegenheid dit vonnis mee te ondertekenen.
BIJLAGE I: De tenlastelegging
Aan bovenbedoelde gedagvaarde persoon wordt tenlastegelegd dat
primair
hij op of omstreeks 27 december 2012 te Utrecht, althans in het arrondissement
Utrecht, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening in / uit een woning (gelegen
op/aan de [adres]) heeft weggenomen een hoeveelheid sieraden en/of
een geldbedrag van (ongeveer) 365 euro, in elk geval enig goed, geheel of ten
dele toebehorende aan [benadeelde], in elk geval aan een ander of anderen
dan aan verdachte en / of zijn mededader(s), waarbij verdachte en / of zijn
mededader(s) zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft / hebben
verschaft en / of de / het weg te nemen goed(eren) onder zijn / hun bereik
heeft / hebben gebracht door middel van braak op en/of verbreking van een
(voor)deur van die woning;
art 310 Wetboek van Strafrecht
art 311 lid 1 ahf/sub 4 Wetboek van Strafrecht
art 311 lid 1 ahf/sub 5 Wetboek van Strafrecht
subsidiair
medeverdachte [medeverdachte 2] en/of medeverdachte [medeverdachte 1] op of omstreeks 27 december 2012 te Utrecht, althans in het arrondissement Utrecht, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening in / uit een woning (gelegen op/aan de [adres]) heeft weggenomen een hoeveelheid sieraden en/of een geldbedrag van (ongeveer) 365 euro, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [benadeelde], in elk geval aan een ander of anderen
dan aan verdachte en / of zijn mededader(s), waarbij verdachte en / of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft / hebben verschaft en / of de / het weg te nemen goed(eren) onder zijn / hun bereik heeft / hebben gebracht door middel van braak op en/of verbreking van een (voor)deur van die woning tot en/of bij het plegen van welk misdrijf verdachte op of omstreeks 27 december 2012 te Utrecht en/of elders in Nederland opzettelijk de gelegenheid, middelen en/of inlichtingen heeft verschaft en/of opzettelijk behulpzaam is geweest door deze genoemde personen (met ene door hem bestuurde auto) naar de plaats delict te vervoeren.