ECLI:NL:RBMNE:2013:CA2113

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
28 februari 2013
Publicatiedatum
22 juni 2013
Zaaknummer
16/600537-11
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verlenging proeftijd en wijziging bijzondere voorwaarden in strafzaak

In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 28 februari 2013 uitspraak gedaan in een vordering tot tenuitvoerlegging van een voorwaardelijke straf. De veroordeelde, geboren in 1992, had een gevangenisstraf van acht maanden opgelegd gekregen, waarvan drie maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaar en bijzondere voorwaarden. Deze voorwaarden hielden in dat de veroordeelde zich moest houden aan de voorschriften van de reclassering en zich moest melden bij de reclassering. Tijdens de proeftijd heeft de veroordeelde zich echter niet aan deze voorwaarden gehouden, wat leidde tot de vordering van de officier van justitie om de voorwaardelijke straf ten uitvoer te leggen.

De rechtbank heeft tijdens de zitting de officier van justitie gehoord, evenals de veroordeelde en zijn raadsman. De rechtbank heeft vastgesteld dat de veroordeelde meerdere afspraken met de reclassering niet is nagekomen en onvoldoende heeft meegewerkt aan zijn behandeling. Ondanks deze tekortkomingen heeft de rechtbank besloten om de vordering van de officier van justitie toe te wijzen, maar met de mogelijkheid voor de veroordeelde om een laatste kans te krijgen. De rechtbank heeft de proeftijd met één jaar verlengd en de bijzondere voorwaarden gewijzigd, zodat de veroordeelde nu ook moet meewerken aan een persoonlijkheidsonderzoek indien de reclassering dat nodig acht.

De rechtbank heeft in haar overwegingen rekening gehouden met het feit dat de veroordeelde niet is gerecidiveerd, een opleiding volgt en werk heeft. De rechtbank achtte het in het belang van de veroordeelde en de maatschappij om hem de kans te geven zijn leven op orde te houden en zijn behandeling voort te zetten. De beslissing van de rechtbank is genomen in het kader van artikel 14f van het Wetboek van Strafrecht, waarbij de rechtbank de vordering van de officier van justitie heeft toegewezen en de proeftijd heeft verlengd.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
Sector strafrecht
Locatie Utrecht
Parketnummer: 16/600537-11
Datum uitspraak: 28 februari 2013
Beslissing op de vordering tot tenuitvoerlegging ex artikel 14g van het wetboek van strafrecht.
In de zaak van de officier van justitie onder het hierboven genoemde parketnummer tegen
[veroordeelde],
geboren op [1992] te [geboorteplaats],
wonende te [woonplaats], [adres],
heeft de officier van justitie de tenuitvoerlegging gevorderd van een aan veroordeelde opgelegde straf. Op deze vordering heeft de rechtbank de volgende beslissing gegeven.
1 De procedure.
De procedure blijkt onder meer uit de volgende stukken:
- een gewaarmerkt extract van voormeld vonnis van deze rechtbank d.d. 5 september 2011;
- een kennisgeving als bedoeld in artikel 366a, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering;
- een brief van het Centrum Maliebaan (thans Victas) d.d. 3 januari 2012 (de rechtbank leest: 2013), waaruit blijkt dat de veroordeelde voormelde bijzondere voorwaarde niet heeft nageleefd.
Tijdens het onderzoek ter terechtzitting d.d. 28 februari 2013 is de officier van justitie gehoord.
Voorts zijn de veroordeelde, bijgestaan door zijn raadsman mr. J.P.H.C. Swarts, advocaat te Soest, en mw. J.M. van Asch, reclasseringswerker, gehoord.
2 De beoordeling.
Aan veroordeelde is bij voormeld vonnis -onder andere- een gevangenisstraf opgelegd voor de duur van 8 maanden met aftrek van het voorarrest, waarvan 3 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaren en de bijzondere voorwaarde dat de veroordeelde:
- zich tijdens de proeftijd moet gedragen naar de voorschriften en aanwijzingen die worden gegeven door of namens de reclassering, ook indien deze aanwijzingen een ambulante behandeling inhouden;
- zich meldt bij de reclassering zo vaak als die instelling dat nodig acht;
Voormeld vonnis is onherroepelijk geworden op 20 september 2011.
Blijkens het advies tenuitvoerlegging van het GGZ Centrum Maliebaan d.d. 3 januari 2013 heeft veroordeelde zich niet gehouden aan de bijzondere voorwaarden. Uit het advies volgt dat veroordeelde diverse malen niet op afspraken met het Centrum Maliebaan is verschenen. Na diverse waarschuwingen was bij veroordeelde slechts korte tijd een verbetering zichtbaar. Voorts heeft veroordeelde een afspraak bij het FPK afgezegd en werkt hij onvoldoende mee aan het voorgestelde traject. Verder heeft veroordeelde onvoldoende urinecontroles gedaan.
Het Centrum Maliebaan adviseert een geheel of gedeeltelijke tenuitvoerlegging van de destijds voorwaardelijk opgelegde straf.
Ter zitting heeft J. van Asch aangegeven dat veroordeelde tijdens de contacten en zijn behandeling niet het achterste van zijn tong heeft laten zien en niet volledig open is. Voorts bagatelliseert veroordeelde zijn cannabisgebruik en ziet hij daarin geen risico’s, terwijl de onderhavige delicten destijds onder invloed van middelen zijn gepleegd.
Als veroordeelde bereid is meer open over zichzelf te zijn tegenover zijn begeleiders en behandelaars, is er ruimte voor verdere behandeling en begeleiding. De behandelaar heeft aangegeven dat er mogelijk sprake is van een persoonlijkheidsproblematiek bij veroordeelde. De vraag daarbij is of veroordeelde voldoende inzicht heeft en/of kan krijgen in zijn problematiek. Bij voortzetting van de behandeling en begeleiding zou daar verder onderzoek naar gedaan kunnen worden.
Positief is dat veroordeelde niet is gerecidiveerd en dat hij een opleiding volgt en werkt. Indien veroordeelde gedetineerd komt te zitten, zal hij alles wat hij tot nu toe opgebouwd heeft kwijtraken.
De raadsman heeft ter terechtzitting aangevoerd dat veroordeelde, gelet op het totaal aantal afspraken, slechts weinig afspraken heeft gemist. Voorts heeft veroordeelde thans zijn leven op orde: hij volgt een opleiding en werkt en komt daar wel op tijd.
Primair heeft de raadsman verzocht om de vordering tenuitvoerlegging af te wijzen, nu veroordeelde bij een detentie alles wat hij opgebouwd heeft kwijt zal raken. Subsidiair heeft de raadsman verzocht de vordering af te wijzen en de proeftijd te verlengen. Meer subsidiair heeft de raadsman verzocht de ten uitvoer te leggen gevangenisstraf om te zetten naar een werkstraf.
De veroordeelde heeft aangegeven dat hetgeen in het advies Centrum Maliebaan staat en hetgeen mw. Van Asch ter zitting heeft aangevoerd klopt. Het reclasseringscontact is door hem als positief ervaren en hij ziet nu in dat hij daar baat bij heeft gehad op het gebied van zelfinzicht, het belang van het nakomen van afspraken, verder gaan met school, opleiding en werk. Veroordeelde heeft voorts aangegeven dat hij graag een herkansing wil en dat hij bereid is zich aan de afspraken te houden, ook als dit inhoudt dat hij niet meer mag blowen.
De officier van justitie heeft ter zitting zijn vordering gewijzigd, in die zin dat de officier thans de verlenging van de proeftijd met één jaar vordert.
De rechtbank overweegt dat veroordeelde zich, gelet op het vorenstaande, ondanks diverse waarschuwingen, zich niet aan de bijzondere voorwaarden heeft gehouden, zodat de vordering voor toewijzing gereed ligt.
De rechtbank acht echter termen aanwezig om, gelet op het belang van veroordeelde, hem een laatste kans te geven zich aan de bijzondere voorwaarden te houden en mee te werken aan zijn begeleiding en behandeling. De rechtbank overweegt daartoe dat J. van Asch aan heeft gegeven nog mogelijkheden voor een herkansing te zien indien veroordeelde bereid is meer openheid van zaken te geven en bereid is zich te houden aan de (te stellen) voorwaarden. Veroordeelde heeft ter zitting aangegeven bereid te zijn zich aan de (te stellen) voorwaarden te houden. Voorts heeft de rechtbank er rekening mee gehouden dat veroordeelde zich in de afgelopen periode niet heeft schuldig gemaakt aan het plegen van strafbare feiten en hij thans zijn leven op orde heeft voor wat betreft opleiding en stage. Een onvoorwaardelijke detentie zou dit alles te niet kunnen doen, hetgeen niet in het belang is van veroordeelde en ook niet in het belang van de maatschappij .
Voorts acht de rechtbank het van belang dat veroordeelde, indien Victas dat nodig acht, zijn volledige medewerking dient te verlenen aan een uit te voeren persoonlijkheidsonderzoek.
De rechtbank is van oordeel dat de vordering na voorwaardelijke veroordeling van de officier van justitie, zoals deze ter zitting is gewijzigd, dient te worden toegewezen.
De rechtbank zal de verlenging van de proeftijd gelasten en daarbij de bijzondere voorwaarde wijzigen, in die zin dat veroordeelde, indien nodig, zijn medewerking zal verlenen aan een persoonlijkheidsonderzoek.
De rechtbank heeft gelet op artikel 14f van het Wetboek van Strafrecht.
3 De beslissing.
De rechtbank:
Wijst toe de vordering van de officier van justitie zoals deze luidt na wijziging ter terechtzitting.
Verlengt de proeftijd van twee jaren die is vastgesteld in voormeld vonnis met één jaar.
Wijzigt de bijzondere voorwaarden, vastgesteld in voormeld vonnis, in die zin dat deze komen te luiden:
- dat veroordeelde zich tijdens de proeftijd moet gedragen naar de voorschriften en aanwijzingen die hem worden gegeven door of namens Victas (voorheen Centrum Maliebaan), ook indien dit inhoudt dat veroordeelde
- mee zal werken aan een ambulante behandeling en/of
- mee zal werken aan een persoonlijkheidsonderzoek;
- dat veroordeelde zich meldt bij de reclassering zo vaak als die instelling dat nodig acht;
Aldus gedaan door L.M.G. de Weerd, voorzitter en mr. E.A. Messer en mr. P.K. van Riemsdijk, rechters, bijgestaan door G. van Engelenburg als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van deze rechtbank van 28 februari 2013.