ECLI:NL:RBMNE:2013:CA1959

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
14 maart 2013
Publicatiedatum
22 juni 2013
Zaaknummer
16/701726-12 (P)
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Medeplegen van oplichting en het uitgeven van vals geld in Utrecht

In deze strafzaak, behandeld door de Rechtbank Midden-Nederland op 14 maart 2013, stond de verdachte terecht voor het medeplegen van oplichting en het uitgeven van vals geld. De zaak begon op 1 oktober 2012, toen de benadeelde, [benadeelde], werd benaderd door een persoon genaamd [naam] die interesse toonde in dure horloges. Na een afspraak in het NH Hotel te Utrecht, overhandigde de vader van [naam] bankbiljetten aan [benadeelde], die deze op echtheid controleerde en als echt beschouwde. Echter, na de overhandiging van de horloges, bleek dat de biljetten vals waren. De rechtbank oordeelde dat de verdachte, samen met een mededader, opzettelijk [benadeelde] had bewogen tot de afgifte van de horloges door zich voor te doen als bonafide kopers. De verdachte had eerder al een soortgelijk horloge van [benadeelde] gekocht met echt geld, wat het vertrouwen van [benadeelde] verder versterkte. De rechtbank achtte de verklaringen van de benadeelde en getuige [getuige] geloofwaardig en concludeerde dat de verdachte en zijn mededader een plan hadden opgezet om [benadeelde] te bedriegen. De rechtbank veroordeelde de verdachte tot een gevangenisstraf van 109 dagen en een werkstraf van 240 uren, en legde een schadevergoeding op van € 58.100,80 aan de benadeelde partij.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
Afdeling Strafrecht
Zittingslocatie Utrecht
Parketnummer: 16/701726-12 (P)
vonnis van de meervoudige kamer van 14 maart 2013
in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren op [1963] te [geboorteplaats] (Joegoslavië),
wonende te [woonplaats], [adres].
Raadsman mr. J.B. Boone, advocaat te Wijk bij Duurstede.
1. Het onderzoek ter terechtzitting
De zaak is inhoudelijk behandeld op de terechtzitting van 28 februari 2013, waarbij de officier van justitie en de verdediging hun standpunten kenbaar hebben gemaakt.
2. Tenlastelegging
De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
feit 1: op 1 oktober 2012 samen met een ander opzettelijk 112 bankbiljetten van €500,00 heeft uitgegeven als echt en onvervalst, waarvan verdachte wist dat deze vals waren;
feit 2: dat verdachte samen met een ander op 1 oktober 2012 [benadeelde] heeft opgelicht door zich tegenover [benadeelde] voor te doen als bonafide kopers van horloges, waardoor deze [benadeelde] er toe werd bewogen de horloges af te geven, terwijl de horloges met nepgeld werden betaald.
3. Voorvragen
De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zijzelf bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.
4. De beoordeling van het bewijs
4.1 Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten heeft gepleegd en baseert zich daarbij op de in het dossier aanwezige bewijsmiddelen.
4.2 Het standpunt van de verdediging
De verdediging is van mening dat de rechtbank niet tot een bewezenverklaring kan komen van de ten laste gelegde feiten, zodat verdachte van deze feiten vrijgesproken dient te worden. De verdediging heeft daartoe aangevoerd dat niet uit te sluiten is dat aangever [benadeelde] een leugenachtige verklaring heeft afgelegd. Het is mogelijk dat [benadeelde] na het vertrek van verdachte, het resterende bedrag alsnog heeft ontvangen. Voorts zijn, naar het oordeel van de verdediging, de gebruikte biljetten evident nep, zodat deze ondeugdelijk zijn om, zoals omschreven in artikel 209 Wetboek van Strafrecht, als echt en onvervalst uit te geven. Verder was verdachte op 1 oktober 2012 enkel en alleen aanwezig om de horloges op echtheid te controleren en weet hij niet wat er gebeurd is nadat hij vertrokken was.
4.3 Het oordeel van de rechtbank
De vindplaatsvermeldingen verwijzen naar de doorlopende paginanummers van het proces-verbaal Onderzoek 09 Reuzenhaai dossiernummer 20122184B. De door de rechtbank in de voetnoten aangeduide bewijsmiddelen zijn in de wettelijke vorm opgemaakt door personen die daartoe bevoegd zijn en voldoen ook overigens aan de daaraan bij de wet gestelde eisen.
[benadeelde] heeft op 1 oktober 2012 aangifte gedaan. Op 25 september 2012 werd [benadeelde] gebeld door een persoon die hij kende als [naam]. [naam] vroeg of [benadeelde] hem twee horloges, te weten een “Audemars Piquet” en “Rolex Rose goud”, kon leveren en hij was tevens geïnteresseerd in het horloge dat [benadeelde] zelf droeg. Zij spraken af dat zij elkaar op 1 oktober 2012 zouden ontmoeten in het NH Hotel te Utrecht. [benadeelde] werd op 1 oktober 2012 vergezeld door [getuige] en zij ontmoetten [naam] en een persoon die werd voorgesteld als zijn vader [hierna: “de vader van [naam]”of “de vader”; rechtbank] in het NH Hotel. [benadeelde] kreeg van de vader van [naam] bankbiljetten in een enveloppe overhandigd. [benadeelde] controleerde in zijn auto de bankbiljetten op echtheid, en deze bleken echt te zijn. Terwijl hij terugliep naar het hotel vroeg de vader van [naam] de enveloppe met geld terug. [benadeelde] overhandigde hem de enveloppe omdat de horloges nog niet waren overhandigd. [benadeelde] overhandigde de vader van [naam] de horloges, te weten een Rolex Deep Sea, een Audemars Piquet en een Rolex Daytona. De vader liep vervolgens met de horloges weg om deze te controleren. [naam] bleef bij [benadeelde] en [getuige] in het hotel. Even later werd [naam] gebeld en zei dat hij het geld moest halen. [benadeelde] liep met [naam] mee naar buiten. Daar kreeg [naam] van een onbekende jongen een enveloppe overhandigd. [naam] liep met [benadeelde] het hotel weer in. Binnen overhandigde [naam] de enveloppe aan [benadeelde]. [benadeelde] zag door het venster van de enveloppe biljetten. Hij zag dat het eenzelfde enveloppe was, als die de vader eerder bij zich had. [benadeelde] gaf aan dat hij de enveloppe wilde controleren. Vervolgens rende [naam] naar buiten en stapte in een gereed staande auto. [benadeelde] zag dat de biljetten in de enveloppe nep waren.
Uit onderzoek van de afdeling Forensische Opsporing volgt dat het in totaal 112 biljetten van € 500,00 betreft. De betreffende biljetten zijn allen vals: de biljetten waren niet vervaardigd middels de geëigende druktechnieken en waren niet voorzien van een watermerk en een veiligheidsdraad.
[getuige] heeft verklaard dat hij samen met [benadeelde] op 1 oktober 2012 twee mannen ontmoette in het NH Hotel in Utrecht. [benadeelde] wilde het geld op echtheid controleren en liep met de oudere man naar buiten. Zij kwamen teruglopen met een tas waar de horloges in zaten. De oudere man liep door naar achteren. [benadeelde] zei dat de man de horloges ging controleren. De jongen bleef bij hen. De jongen werd gebeld en zei dat de horloges echt waren en dat hij geld ging halen. [benadeelde] liep met de jongen mee.
Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat hij samen met zijn schoonzoon [mededader] op 1 oktober 2012 een afspraak had met [benadeelde] in het NH Hotel te Utrecht.
Bewijsoverwegingen
Feit 2
Verklaring [benadeelde]
De rechtbank acht, anders dan de raadsman, de verklaring van [benadeelde] geloofwaardig en derhalve bruikbaar voor het bewijs. De rechtbank overweegt daartoe dat de verklaring van [benadeelde] voor het overgrote deel wordt bevestigd door de verklaring van getuige [getuige] en door de verklaring van verdachte zelf. De rechtbank acht het door de verdediging geschetste scenario op basis van het dossier onaannemelijk.
Daders
De rechtbank overweegt dat uit de bewijsmiddelen volgt dat de verdachte de oudere man is die in gezelschap was van de man die door aangever [naam] wordt genoemd is. Voorts volgt hieruit dat de persoon met de naam “[naam]” [mededader] is. De rechtbank overweegt daartoe dat verdachte zelf verklaard dat hij met [mededader] een ontmoeting met [benadeelde] heeft gehad in het NH Hotel op 1 oktober 2012.
Verklaring verdachte
Verdachte heeft ter zitting verklaard dat hij [benadeelde] in het hotel een voorschot heeft betaald en dat hij vervolgens van [benadeelde] de horloges heeft gekregen. Hij is vervolgens de horloges op echtheid gaan controleren, terwijl [mededader] bij [benadeelde] bleef.
De verklaring van verdachte, afgelegd ter terechtzitting, dat hij de horloges na controle in het hotel aan [mededader] heeft gegeven acht de rechtbank niet aannemelijk. Uit de verklaringen van aangever [benadeelde] en [getuige] volgt dat verdachte met de horloges is vertrokken teneinde deze op echtheid te controleren en niet is teruggekeerd. Verdachte heeft bij de politie, de rechter-commissaris en de raadkamer van de rechtbank er voor gekozen om geen verklaring af te leggen. Verdachte heeft ter zitting voor het eerst een verklaring afgelegd, waarbij door verdachte wisselend werd verklaard over hetgeen er met de horloges was gebeurd.
De rechtbank is op grond van voornoemde omstandigheden en bewijsmiddelen van oordeel dat verdachte, samen met een ander, [benadeelde] heeft bewogen tot de afgifte van een drietal horloges terwijl de horloges betaald werden met nepgeld. Verdachte en zijn mededader hebben [benadeelde] daartoe bewogen door zich voor te doen als bonafide kopers. Zij hebben daartoe in de week voor 1 oktober 2012 een soortgelijk horloge van [benadeelde] gekocht, waarbij met echt geld werd betaald. Verdachte en [mededader] hebben daarbij tegenover [benadeelde] de indruk gewekt een betrouwbare partij te zijn waar correct zaken mee kon worden gedaan. Op 1 oktober 2012 hadden verdachte en [mededader] wederom een ontmoeting met [benadeelde]. Verdachte had, voordat de horloges aan hem werden overhandigd, aan [benadeelde] een enveloppe met geld gegeven, welk geld na controle door [benadeelde] als echt werd beschouwd. Daarop heeft verdachte deze enveloppe aan [benadeelde] teruggevraagd en gekregen. Vervolgens is verdachte nadat hij de horloges van [benadeelde] had gekregen met de horloges weggegaan onder het mom deze op echtheid te laten controleren. Door [mededader] werd aan [benadeelde] een enveloppe met – naar later bleek nep – geld overhandigd.
Medeplegen
Gelet op voornoemde feiten en omstandigheden is sprake van een nauwe en bewuste samenwerking tussen verdachte en [mededader]. Verdachte was betrokken bij de eerste aankoop en heeft bij de tweede keer wezenlijke handelingen verricht die er toe hebben bijgedragen dat [benadeelde] er toe werd bewogen de horloges af te geven aan verdachte. Verdachte is ook degene geweest die feitelijk met de horloges is vertrokken. Gelet op de gehele context en de verrichte handelingen, kan het niet anders dat dat er sprake is geweest van een door verdachte en [mededader] vooropgezet plan.
Feit 1
De rechtbank overweegt dat op grond van bovengenoemde bewijsmiddelen, in onderling verband en samenhang bezien, bewezen kan worden verklaard dat verdachte samen met zijn mededader 112 biljetten van € 500,00 als echt en onvervalst heeft uitgegeven, terwijl hij wist dat deze biljetten vals waren.
Vals geld
Verdachte en zijn mededader hadden, gelet op de gehele context waar binnen de feiten zich hebben afgespeeld, het oogmerk om de biljetten uit te geven als ware deze echt en onvervalst.
Dat de gebruikte biljetten, nadat de verdachten er vandoor waren gegaan, overduidelijk vals bleken te zijn, doet daaraan niet af.
5. Bewezenverklaring
De rechtbank acht op grond van de in rubriek 4 vervatte bewijsmiddelen bewezen dat verdachte
ten aanzien van feit 1:
op 01 oktober 2012 te Utrecht, tezamen en in vereniging met een ander, opzettelijk als echte en onvervalste bankbiljetten heeft uitgegeven 112 bankbiljetten van 500 euro, waarvan de valsheid of vervalsing verdachte en zijn mededader, toen hij/zij die bankbiljetten ontving(en), bekend was;
ten aanzien van feit 2:
op 1 oktober 2012 te Utrecht, tezamen en in vereniging met een ander, met het oogmerk om zich en een ander wederrechtelijk te bevoordelen door een of meer listige kunstgre(e)p(en), [benadeelde] heeft bewogen tot de afgifte van drie horloges (Rolex Deep Sea en Audemars Piquet en Rolex Dautona), hebbende verdachte en/of zijn mededader met vorenomschreven oogmerk - zakelijk weergegeven - opzettelijk in strijd met de waarheid zich voorgedaan als bonafide kopers en hebben zij vervolgens voornoemde horloges betaald met nepgeld, waardoor voornoemde [benadeelde] werd bewogen tot bovenomschreven afgifte;
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.
Voor zover in het bewezen verklaarde deel van de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. De verdachte is daardoor niet in zijn verdediging geschaad.
6. De strafbaarheid van de feiten
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.
De bewezen geachte feiten zijn volgens de wet strafbaar als
feit 1: medeplegen van opzettelijk als echt en overvalst uitgeven van bankbiljetten, waarvan de valsheid hem, toen hij deze ontving, bekend was;
feit 2: medeplegen van oplichting.
7. De strafbaarheid van verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.
8. Motivering van de straffen en maatregelen
8.1. De eis van de officier van justitie
De officier van justitie heeft op grond van hetgeen hij bewezen heeft geacht gevorderd aan verdachte op te leggen:
- gevangenisstraf van 180 dagen met aftrek van voorarrest, waarvan 71 dagen voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaren;
- een taakstraf van 120 uren, subsidiair 60 dagen vervangende hechtenis.
8.2. Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft, gelet op de bepleitte vrijspraak, geen standpunt met betrekking tot de strafmaat ingenomen.
8.3. Het oordeel van de rechtbank
Bij het bepalen van de op te leggen straffen heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en de persoon van de verdachte.
Verdachte heeft samen met een ander [benadeelde] opgelicht. Verdachte heeft zich, samen met zijn mededader, in eerste instantie voorgedaan als bonafide kopers van dure merkhorloges om zo het vertrouwen van [benadeelde] te winnen. Bij een tweede afspraak hebben zij in eerste instantie [benadeelde] echt geld laten zien en gegeven. Vervolgens hebben zij door middel van een wisseltruc, nadat [benadeelde] hen de horloges had overhandigd, [benadeelde] vals geld overhandigd.
Door op een dergelijke listige wijze te handelen heeft verdachte [benadeelde] financiële schade toegebracht. Ook heeft hij diens vertrouwen op ernstige wijze geschonden. Kennelijk heeft verdachte hierbij niet stilgestaan en zijn eigen financiële gewin voorop gesteld.
Verdachte heeft samen met zijn medeverdachte een groot aantal valse bankbiljetten uitgegeven als echt en onvervalst.
Dit is een ernstig feit. De economie is gebaseerd op het vertrouwen dat aan bankbiljetten een bepaalde (daarop vermelde) waarde kan worden toegekend. Door valse biljetten in omloop te brengen wordt dit essentiële economische principe ondergraven en worden personen die in ruil voor deze biljetten goederen afstaan financieel gedupeerd.
Wat betreft de persoon van de verdachte heeft de rechtbank in het bijzonder gelet op de inhoud van een de verdachte betreffend uittreksel uit de justitiële documentatie d.d. 29 november 2012. Hieruit blijkt dat verdachte in het verleden veelvuldig met politie en justitie in aanraking is geweest en dat de verdachte eerder is veroordeeld voor het plegen van onder andere soortgelijke strafbare feiten, hetgeen hem er kennelijk niet van heeft weerhouden het onderhavige feit te plegen. Wel hecht de rechtbank eraan op te merken dat de laatste veroordeling voor soortgelijke feiten dateert van 19 oktober 2004.
Voorts heeft de rechtbank kennis genomen van het reclasseringsadvies d.d. 9 januari 2013 van M. Tijhuis, waaruit volgt dat de reclassering geen inschatting kan maken van de kans op recidive op een soortgelijk delict en van het risico dat verdachte zich zal onttrekken aan voorwaarden. Gelet op de ontkenning van verdachte is het niet mogelijk delictgerelateerde gebieden vast te stellen. De reclassering onthoudt zich van advies met betrekking tot een op te leggen straf.
De eis van de officier van justitie is in het licht van hetgeen voor soortgelijke feiten wordt opgelegd alleszins te begrijpen.
De rechtbank ziet echter, gelet op de persoon van verdachte, het reclasseringsrapport en het strafblad van verdachte, geen meerwaarde in het opleggen van een voorwaardelijke straf. De rechtbank zal in plaats daarvan aan verdachte een werkstraf opleggen, die hoger is dan door de officier van justitie geëist. Alles afwegende is de rechtbank van oordeel dat een gevangenisstraf voor de duur 109 dagen met aftrek van de duur het voorarrest passend en geboden is. Daarnaast zal de rechtbank verdachte een werkstraf van 240 uur opleggen. De rechtbank ziet geen ruimte voor een andere of lichtere sanctie.
9 De benadeelde partij
De benadeelde partij [benadeelde] vordert een schadevergoeding van € 58.100,80
voor feit 2.
9.1 De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft de gehele toewijzing van de vordering van de benadeelde partij gevorderd, met oplegging van de maatregel tot schadevergoeding
9.2 Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft aangegeven de vordering van de benadeelde partij, gelet op de bepleitte vrijspraak, te bestrijden.
9.3 Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank is van oordeel dat de schade een rechtstreeks gevolg is van dit bewezen verklaarde feit en acht verdachte aansprakelijk voor die schade.
Het gevorderde is voldoende aannemelijk gemaakt zodat de vordering zal worden toegewezen.
Tevens zal de gevorderde wettelijke rente worden toegewezen vanaf het tijdstip waarop het feit werd gepleegd.
Met betrekking tot de toegekende benadeelde partij zal de rechtbank tevens de schadevergoedingsmaatregel opleggen.
10. Toepasselijke wettelijke voorschriften
De beslissing berust op de artikelen 9, 22c, 22d, 24c, 36f, 47, 57, 209 en 326 van het Wetboek van Strafrecht.
De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.
11. Beslissing
De rechtbank:
Bewezenverklaring
Verklaart bewezen dat verdachte het ten laste gelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Strafbaarheid
- verklaart dat het bewezen verklaarde het volgende strafbare feit oplevert:
feit 1: medeplegen van opzettelijk als echt onvervalst uitgeven van bankbiljetten, waarvan de valsheid verdachte, toen hij die ontving, bekend was;
feit 2: medeplegen van oplichting.
- verklaart verdachte strafbaar;
Strafoplegging
- veroordeelt verdachte tot
- een gevangenisstraf van 109 dagen;
- beveelt dat de tijd die door veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van die straf in mindering gebracht zal worden.
- een werkstraf van 240 uren;
- beveelt dat indien verdachte de werkstraf niet naar behoren verricht, vervangende hechtenis zal worden toegepast van 120 dagen;
Benadeelde partij
- veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [benadeelde] van € 58.100,80, ter zake van materiële schade en vermeerderd met de wettelijke rente, berekend vanaf 1 oktober 2012 tot aan de dag der algehele voldoening.
- veroordeelt verdachte in de kosten van de benadeelde partij tot nu toe gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken, tot op heden begroot op nihil;
- bepaalt dat voorzover dit bedrag door één of meer mededaders is betaald, verdachte niet gehouden is dit bedrag aan de benadeelde partij te betalen.
- legt aan verdachte de verplichting op aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer [benadeelde], € 58.100,80 te betalen, bij niet betaling te vervangen door 312 dagen hechtenis, met dien verstande dat toepassing van de vervangende hechtenis de betalingsverplichting niet opheft;
- bepaalt dat voorzover dit bedrag door één of meer mededaders is betaald, verdachte niet gehouden is dit bedrag aan de Staat te betalen;
- bepaalt dat bij voldoening van de schademaatregel de betalingsverplichting aan de benadeelde partij vervalt en omgekeerd;
Voorlopige hechtenis
Heft het - reeds geschorste - bevel tot voorlopige hechtenis van verdachte op.
Dit vonnis is gewezen door mr. P.K. van Riemsdijk, voorzitter, mr. E.A. Messer en mr. L.M.G. de Weerd, rechters, in tegenwoordigheid van G. van Engelenburg, griffier, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting op 14 maart 2013.
BIJLAGE : De tenlastelegging
Aan bovenbedoelde gedagvaarde persoon wordt tenlastegelegd dat
16/701726-12
1.
hij op of omstreeks 01 oktober 2012 te Utrecht in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk (een) als echt(e) en onvervalst(e) bankbiljet(ten) heeft uitgegeven (een) 112 bankbiljet(ten) van 500 euro, dat/die verdachte en/of zijn medeverdachte(n) zelf heeft/hebben nagemaakt en/of vervalst of waarvan de valsheid of vervalsing verdachte en/of zijn medeverdachte(n), toen hij dat/die
bankbiljet(ten) ontving(en), bekend was;
art 209 Wetboek van Strafrecht
art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht
2.
hij op of omstreeks 01 oktober 2012 te Utrecht, althans in het arrondissement Utrecht, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk om zich en / of (een) ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse naam en / of van een valse hoedanigheid en / of door een (of meer) listige kunstgre(e)p(en) en / of door een samenweefsel van verdichtsels, [benadeelde] heeft bewogen tot de afgifte van drie horloges (Rolex Deep Sea en/of Audemars Piquet en/of Rolex Dautona), in elk geval van enig goed, hebbende verdachte en / of zijn mededader(s) met vorenomschreven oogmerk - zakelijk weergegeven - opzettelijk valselijk en / of listiglijk en / of bedrieglijk en / of in strijd met de waarheid zich heeft voorgedaan als bonafide koper en/of (vervolgens) voornoemde horloges heeft betaald met nepgeld, waardoor voornoemde [benadeelde] werd bewogen tot bovenomschreven afgifte;
art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht
art 326 lid 1 Wetboek van Strafrecht