RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
Afdeling Civiel recht
kantonrechter
zaaknummer: 2041352 UE VERZ 13-380 HSt
Beschikking van 3 juni 2013
[verzoeker],
wonende te [woonplaats],
verder ook te noemen [verzoeker],
verzoekende en tevens verwerende partij,
gemachtigde: mr. S.C. Rook,
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
Colortrade B.V., h.o.d.n Sunpoint Next Generation,
gevestigd te Dronten,
verder (in navolging van partijen) te noemen Sunpoint,
verwerende en tevens verzoekende partij
gemachtigde: mr. N. Sprengers.
1. Het verloop van de procedure
[verzoeker] heeft op 6 mei 2013 een verzoekschrift ingediend.
Sunpoint heeft op 21 mei 2013 een verweerschrift ingediend.
Het verzoek is ter zitting van 22 mei 2013 behandeld. Daarvan zijn door de griffier aantekeningen gemaakt. Beide raadslieden hebben pleitaantekeningen over gelegd.
Hierna is uitspraak bepaald.
2. Het verzoek van [verzoeker]
[verzoeker] verzoekt de ontbinding van de arbeidsovereenkomst wegens een gewichtige reden. Hij heeft aan die reden ten grondslag gelegd dat hij ten onrechte door Sunpoint op staande voet is ontslagen, dat Sunpoint stelselmatig het loon niet tijdig en incorrect aan hem heeft betaald en dat Sunpoint uitlatingen in verband met zijn ernstige ziekte heeft gedaan die hem zeer hebben gekwetst. Vanwege deze feiten is er naar de mening sprake van [verzoeker] sprake van een ernstig verstoorde arbeidsverhouding ten aanzien waarvan Sunpoint een ernstig verwijt treft. Vanwege dat verwijt acht [verzoeker] een vergoeding met toepassing van een correctiefactor van 3 redelijk. Dit komt neer op een bedrag van EUR 163.221,03.
[verzoeker] heeft zich verweerd tegen het voorwaardelijke tegenverzoek van Sunpoint.
3. Het verweer en het tegenverzoek van Sunpoint
Sunpoint acht [verzoeker] niet ontvankelijk in zijn onvoorwaardelijke verzoek omdat de arbeidsovereenkomst op 11 december 2012 is beëindigd door ontslag op staande voet. Sunpoint is het wel met [verzoeker] eens dat de arbeidsovereenkomst ontbonden dient te worden omdat de arbeidsverhouding is verstoord. Die verstoring is volgens Sunpoint geheel te wijten aan [verzoeker]. Aan dat verwijt legt Sunpoint zowel het ontslag op staande voet als het handelen van [verzoeker] in december 2012 ten grondslag.
Sunpoint heeft een tegenverzoek ingediend. Ter onderbouwing van dat verzoek maakt Sunpoint [verzoeker] vooral het verwijt dat hij op eerdere verzoeken om opheldering te geven over de herkomst van de spullen van Sunpoint die hij in bezit heeft, niet heeft gereageerd en die toelichting pas 4 maanden na 3 december 2012 gegeven heeft. Tevens verwijt Sunpoint [verzoeker] dat hij gesprekken om een oplossing in der minne te bereiken uit de weg is gegaan waardoor overleg over de verdere invulling van de arbeidsovereenkomst niet mogelijk is geweest. Dit handelen beschouwt Sunpoint als een dringende reden als gevolg waarvan de arbeidsovereenkomst voorwaardelijk beëindigd dient te worden.
Subsidiair acht Sunpoint sprake van een verstoorde arbeidsverhouding en daarmee van een wijziging van omstandigheden als gevolg waarvan de arbeidsovereenkomst beëindigd dient te worden. Op deze gronden verzoekt Sunpoint voorwaardelijk om de arbeidsovereenkomst te ontbinden zonder toekenning van enige vergoeding.
4.1. [verzoeker] is op 1 april 2001 in dient getreden van Sunpoint met vestigingen in Woerden en Biddinghuizen. [verzoeker] is geboren op [1952]. Hij is aangesteld in de functie van productiemedewerker. Zijn brutoloon bedraagt EUR 2.398,90 per maand. Op zijn arbeidsovereenkomst is de CAO Metaal en Techniek van toepassing.
4.2. Sunpoint is op 8 december 2009 failliet verklaard mede als gevolg van een ernstige ziekte van de toenmalige directeur/eigenaar [A] (verder: [A]). Er heeft op of omstreeks 1 februari 2010 op grond van een activa-transactie een doorstart van de onderneming plaats gevonden als gevolg waarvan de arbeidsovereenkomst met [verzoeker] is voortgezet door Colortrade B.V., welke onderneming (mede) gevoerd wordt door de dochter van [A], mevr. [B]. De onderneming wordt gevoerd vanuit Biddinghuizen, maar de vestiging te Woerden is open gebleven.
Ten aanzien van deze voortzetting is destijds enige onduidelijkheid gerezen omdat Sunpoint in de kennelijk onjuiste veronderstelling verkeerde dat de curator in het faillissement van Sunpoint (oud) de arbeidsovereenkomst met [verzoeker] had opgezegd.
[verzoeker] is op 14 juni 2011 volledig arbeidsongeschikt geraakt. [verzoeker] is ongeneeslijk ziek. Hij heeft alvleesklierkanker en zal als gevolg daarvan binnen afzienbare tijd komen te overlijden. Op grond van de CAO is Sunpoint gehouden om gedurende 24 maanden van arbeidsongeschiktheid 100% van het loon aan [verzoeker] te betalen.
4.3. Bij brief van 3 december 2012 heeft Sunpoint aan [verzoeker] geschreven dat (samengevat) zij op 27 november 2012 gebeld is door een van haar klanten, de heer [C], die vertelde dat hij bij [verzoeker] thuis op bezoek is geweest naar aanleiding van een aanbod van [verzoeker] om diverse zonweringen en toebehoren afkomstig van Sunpoint (screens, markiezen, motoren, knikarmen etc.) te verkopen. Sunpoint schrijft verder:
“Op basis van onze bevindingen moeten wij vaststellen dat u zonder onze toestemming en/of zonder uw omzet aan ons af te dragen eigendommen van Sunpoint te koop aanbiedt. Uit uw eigen verklaring ten overstaan van de getuige blijkt dat u dit al langere tijd doet en dat u pas sinds kort voornemens bent hiermee te gaan stoppen. Hoewel u bij ons nog 100% arbeidsongeschikt staat gemeld heeft u derhalve kennelijk de afgelopen tijd wel uw eigen verkoop activiteiten voort gezet, wederom zonder ons op de hoogte te stellen van uw belastbaarheid waarvan wij op basis van de foto’s vaststellen dat deze er wel is. Tot slot hebben wij moeten constateren dat u (reeds zeer lange tijd) handelt in strijd met het voor u geldende non-concurrentie (exclusiviteit) beding zoals opgenomen in uw arbeidsovereenkomst die op 1 februari 2010 door u is ondertekend.
Het moet voor u duidelijk zijn dat vorenstaande feiten en uw handelswijze voor ons onacceptabel zijn. Al deze feiten tezamen en ieder feit op zich zijn voldoende gronden om uw dienstverband met onmiddellijke ingang te beëindigen. Gelet op uw zeer bijzondere persoonlijke situatie hebben wij deze feiten echter nog niet met u kunnen bespreken. Wij zullen op dit moment dan ook (nog) niet tot een ontslag op staande voet overgaan. Wij roepen u hierbij op zodra u daar toe in staat bent, doch uiterlijk binnen 7 dagen na heden, contact met ons op te nemen teneinde het vorenstaande te bespreken.
4.4. Bij brief van 11 december 2012 heeft Sunpoint [verzoeker] op staande voet ontslagen. In die brief staat dat het ontslag opstaande voet gegrond is op de feiten die in de brief van 3 december 2012 staan vermeld en aan die feiten is toegevoegd:
“Hier komen thans bij dat u niet op onze oproep tot het opnemen van contact heeft gereageerd, het feit dat wij überhaupt geen inhoudelijke reactie op onze constateringen van u hebben ontvangen, het feit dat wij geen spullen van u retour hebben ontvangen en het feit dat wij heden van de getuigen hebben vernomen dat de marktwaarde van de spullen die u heeft ontvreemd en die door hem bij u zijn aangetroffen aanzienlijk is, tenminste € 9.000,00.”
4.5. Bij brief van 4 januari 2013 heeft [verzoeker] de nietigheid van het ontslag op staande voet ingeroepen.
4.6. [verzoeker] heeft in kort geding een loonvordering tegen Sunpoint ingesteld bij deze rechtbank, locatie Lelystad. Bij vonnis van 6 maart 2013 heeft de kantonrechter de vordering toegewezen omdat (kort samengevat) van een dringende reden voor ontslag op staande voet vooralsnog niet gebleken is. Sunpoint heeft tegen deze beslissing hoger beroep ingesteld.
Nadien is een geschil tussen partijen gerezen over:
- de verschuldigdheid van Sunpoint om over het loon over december 2012 de wettelijke verhoging te voldoen;
- de correcte loonbetaling over de maanden februari en maart 2013;
- de toekomstige loonbetalingen;
- de afgifte van loonspecificaties.
Ter beslechting van dit geschil heeft [verzoeker] wederom in kort geding een vordering bij deze rechtbank, locatie Lelystad, ingediend. Bij vonnis van 24 april 2013 heeft de kantonrechter de vorderingen van [verzoeker] afgewezen, ten aanzien van de loonvordering omdat [verzoeker] reeds over een executoriale titel beschikt en ten aanzien van de wettelijke verhoging en de afgifte van loonspecificaties omdat een spoedeisend belang ontbreekt.
5. De beoordeling van het verzoek van [verzoeker] en het voorwaardelijke verzoek van Sunpoint.
5.1. Sunpoint heeft de niet-ontvankelijkheid ingeroepen van [verzoeker] in zijn ontbindingsverzoek. Zij heeft aangevoerd dat zolang in een bodemprocedure nog geen onherroepelijk oordeel gegeven is over de geldigheid van het ontslag op staande voet, het uitgangspunt is dat aan de arbeidsovereenkomst een onmiddellijk einde is gekomen door het ontslag op staande voet. In een dergelijke situatie is er volgens Sunpoint geen juridische mogelijkheid om onvoorwaardelijk de ontbinding van de arbeidsovereenkomst te verzoeken. [verzoeker] heeft gesteld dat het door Sunpoint gehanteerde uitgangspunt onjuist is omdat de kantonrechter in haar vonnis van 6 maart 2013 heeft bepaald dat het ontslag op staande voet niet geldig is vanwege het ontbreken van een dringende reden. Voor zover nodig heeft [verzoeker] verzocht het verzoekschrift als een voorwaardelijk verzoekschrift op te vatten.
5.2. [verzoeker] is ontvankelijk in zijn verzoek. Het feit dat tussen partijen de rechtsgeldigheid van de beëindiging van de arbeidsovereenkomst in geschil is, heeft niet tot gevolg dat [verzoeker] niet onvoorwaardelijk om ontbinding van de arbeidsovereenkomst kan verzoeken. Voor de toetsing van de ontvankelijkheid is in de eerste plaats bepalend wat [verzoeker] feitelijk aan zijn verzoek ten grondslag heeft gelegd. Die feitelijke grondslag is (onder meer) dat het ontslag op staande voet nietig is en (als gevolg daarvan) de arbeidsovereenkomst nog bestaat. Reeds op deze grondslag is [verzoeker] ontvankelijk in zijn (onvoorwaardelijke) verzoek.
Die ontvankelijkheid brengt uiteraard niet met zich dat daarmee reeds een oordeel gegeven is over de juistheid van deze grondslag, in dit geval over de geldigheid van het ontslag op staande voet. Dat oordeel is uiteindelijk aan de rechter in een eventueel te voeren bodemprocedure. Indien in die bodemprocedure komt vast te staan dat het ontslag op staande voet geldig is, dan is het gevolg daarvan dat de ontbinding op het verzoek van [verzoeker] geen rechtgevolg heeft omdat die betrekking heeft op een arbeidsovereenkomst die niet meer bestaat. Tegen deze achtergrond is elk verzoek tot ontbinding na een gegeven ontslag op staande voet waarvan de rechtsgeldigheid door de werknemer wordt betwist, per definitie een voorwaardelijk verzoek.
5.3. Beide partijen verzoeken ontbinding van de arbeidsovereenkomst. Dit betekent niet dat reeds daarom de ontbinding van de arbeidsovereenkomst als zodanig geen onderwerp van geschil is en in het midden gelaten kan worden op welk verzoek de ontbinding wordt uitgesproken. Omdat [verzoeker] en Sunpoint hun verzoeken hebben gebaseerd op verschillende grondslagen ([verzoeker] een wijziging van omstandigheden en Sunpoint -primair- een dringende reden en (subsidiair een wijziging van omstandigheden) en op elkaar uitsluitende feitelijke gronden zullen beide verzoeken afzonderlijk beoordeeld moeten worden. Het meest verstrekkende verzoek komt het eerst voor beoordeling in aanmerking. Dat is, met het oog op de gevolgen voor [verzoeker] en de onmogelijkheid van vaststelling van een vergoeding, het primaire verzoek van Sunpoint om de arbeidsovereenkomst te ontbinden wegens een dringende reden.
5.4. Voor de beoordeling van het primaire verzoek van Sunpoint is het van belang om vast te stellen welke feitelijke gedragingen van [verzoeker] door Sunpoint ten grondslag zijn gelegd aan de in deze procedure gestelde dringende reden. In nr. 50 t/m 54 van het verzoekschrift heeft Sunpoint deze dringende reden feitelijk omschreven. Daaruit blijkt dat Sunpoint [verzoeker] verwijt:
- dat “[verzoeker] pas 4 maanden later voor het eerst inhoudelijk heeft gereageerd op de herhaalde verzoeken van Sunpoint aan te geven hoe de Sunpoint-eigendommen in zijn bezit zijn gekomen”;
- “de telkens wisselende verklaringen die door [verzoeker] op belangrijke punten worden afgelegd”;
- dat [verzoeker] niet duidelijk en eenduidig heeft aangegeven hoe een en ander volgens hem is verlopen;
- dat [verzoeker] en zijn gemachtigde stelselmatig geweigerd hebben de zaak te bespreken/op te lossen.
5.5. [verzoeker] heeft gesteld dat zijn echtgenote na ontvangst van de brief van 3 december 2012, na herhaalde vergeefse pogingen, voor ontvangst van de brief van 11 december 2012 mevr. [B] telefonisch gesproken heeft en dat zij vertelde dat de heer [D] namens Sunpoint meeluisterde. Mevr. [E] heeft in dat gesprek uitgelegd dat [verzoeker] de spullen van de heer [A] mee mocht nemen toen in het kader van de doorstart van de onderneming de vestiging te Woerden opgeruimd moest worden. Volgens [D], die tijdens de zitting aanwezig was, heeft mevr. [B] gezegd dat er een schriftelijke reactie van [verzoeker] werd verwacht en de spullen teruggegeven moesten worden. Sunpoint heeft erkend dat mevr. [B] op 4 december 2012 5 keer geprobeerd heeft met mevr. [B] te spreken. Volgens Sunpoint heeft mevr. [verzoeker] vervolgens op 11 december 2012 met mevr. [B] gesproken, maar in dat gesprek zou zij geen verklaring hebben gegeven hoe [verzoeker] aan de spullen gekomen is. Wel zou zij hebben aangegeven dat de spullen van Sunpoint afkomstig waren en konden worden opgehaald.
5.6. Gegeven het feit dat bij [verzoeker] spullen van Sunpoint waren aangetroffen, rustte op [verzoeker] de verplichting om duidelijkheid te geven over de herkomst daarvan. Door daar onduidelijkheid over te laten bestaan, zou hij immers in niet onaanzienlijke mate gerechtvaardigde twijfel bij Sunpoint laten bestaan over de rechtmatigheid van die herkomst.
Uit de feiten volgt dat mevr. [E] voor de ontvangst van de ontslagbrief met mevr. [B] contact heeft opgenomen naar aanleiding van de brief van 3 december 2012. Dat mevr. [E] in dat gesprek geen verklaring heeft afgegeven over de wijze waarop [verzoeker] de spullen verkregen heeft, is niet aannemelijk geworden. [verzoeker] heeft gesteld dat zij heeft gezegd dat hij de spullen van [A] gekregen heeft, althans met zijn toestemming heeft meegenomen. De juistheid van deze stelling is ter zitting door mevr. [E] bevestigd. Dat zij deze verklaring niet gegeven heeft is niet aannemelijk omdat dit het belangrijkste verweer is. Sunpoint heeft geen verklaring van mevr. [B] in het geding gebracht over de inhoud van het telefoongesprek. Evenmin was mevr. [B] namens Sunpoint ter zitting aanwezig, zodat het niet mogelijk was om haar mening op dit punt te vragen. Dit betekent dat in het kader van deze procedure voldoende is komen vast te staan dat mevr. [E] voor de ontvangst van de ontslagbrief aan mevr. [B] heeft gezegd dat [verzoeker] de spullen van [A] gekregen heeft, althans met toestemming van [A] meegenomen heeft. Dit is gelet op het debat van partijen over die spullen een duidelijke verklaring van de herkomst. Dat [verzoeker] op dit punt wisselende verklaringen heeft afgelegd is niet gebleken. Zowel in het eerste kort geding, als in het kader van deze procedure is [verzoeker] consequent in zijn verklaring over de toestemming van [A]. Dat [verzoeker] mogelijk over zijn contacten met [C] verschillende verklaringen heeft afgelegd is in dat kader, zo al juist, niet relevant. De kern van het geschil betreft immers de wijze waarop [verzoeker] aan de spullen gekomen is en met name op dat punt heeft Sunpoint in haar brief van 3 december 2012 aan [verzoeker] informatie gevraagd.
5.7. Het verwijt dat [verzoeker] en zijn raadsvrouw overleg uit de weg zijn gegaan, kan, afgezien van de betwisting door [verzoeker] op dit punt, niet als een dringende reden worden opgevat. Na een ontslag op staande voet staat het de werknemer vrij om een procedure te verkiezen boven het aangaan van overleg. Dat [verzoeker] deze keuze heeft gemaakt is ook begrijpelijk gelet op het ernstige verwijt dat hem is gemaakt en zijn aanzienlijke belang om op korte termijn van dat verwijt gezuiverd te worden.
5.8. Dit betekent dat de feiten die Sunpoint aan het primaire verzoek tot ontbinding ten grondslag heeft gelegd niet zijn komen vast te staan en niet als een dringende reden kunnen worden aangemerkt. Het tegenverzoek van Sunpoint op de primaire grond zal worden afgewezen.
5.9. Vervolgens komt de kantonrechter toe aan de verzoeken van [verzoeker] en Sunpoint om de arbeidsovereenkomst wegens een verstoorde arbeidsverhouding te ontbinden.
5.10. [verzoeker] heeft aan dat verzoek ten grondslag gelegd dat de arbeidsverhouding is verstoord wegens:
- het onterechte ontslag op staande voet; onterecht vanwege de toestemming van [A] en het feit dat Sunpoint tegen andere werknemers die ook spullen van [A] hebben gehad, niet is opgetreden;
- het verzuim van Sunpoint om het loon correct uit te betalen wat blijkt uit: het verzuim om het loon vanaf 1 oktober 2011 tot 1 december 2012 te indexeren, het na 6 maanden arbeidsongeschiktheid betalen van 90% van het loon terwijl gedurende twee jaar van arbeidsongeschiktheid 100% van het loon betaald moet worden, het verzuim om het loon over de maanden februari en maart 2013 te indexeren en het plegen van een onjuiste inhouding op et loon in maart 2013 in verband met pensioen en WIA, en het verzuim om salarisstroken te verstrekken ondanks de belofte daartoe tijdens de mondelinge behandeling van het eerste kort geding;
- beledigende opmerkingen over de arbeidsongeschiktheid door hem te verwijten misbruik te maken van zijn arbeidsongeschiktheid, zich te onttrekken aan het toezicht door de bedrijfsarts en door te stellen dat hij belastbaar zou zijn omdat [verzoeker] er weer goed uit zou zien.
5.11. Sunpoint heeft aan dat verzoek ten grondslag gelegd dat de arbeidsverhouding is verstoord wegens:
- het gedurende 4 maanden weigeren een inhoudelijke reactie te geven op de brief van 3 december 2012 en het afleggen van verschillende verklaringen in dat kader;
- het herhaaldelijk rauwelijks dagvaarden van Sunpoint;
- het nalaten te trachten om het conflict door middel van een gesprek op te lossen in het kader waarvan Sunpoint tevens van belang acht dat de arbeidsovereenkomst vanwege het duurzaam ontbreken van benutbare mogelijkheden van [verzoeker] op korte termijn een ‘lege huls’ wordt omdat per 13 juni 2013 de loondoorbetalingsverplichting van [verzoeker] eindigt.
5.12. Gelet op de stelling van [verzoeker] dat Sunpoint een ernstig verwijt treft vanwege het onterecht gegeven ontslag op staande voet en het verweer daartegen door Sunpoint, is het in het kader van deze procedure noodzakelijk om een oordeel te geven over de geldigheid van het ontslag op staande voet. Alvorens daartoe over te gaan is het van belang om voorop te stellen dat in beginsel op Sunpoint de bewijslast rust ten aanzien van de feiten die zij als dringende reden aan het ontslag op staande voet ten grondslag heeft gelegd. Een procedure als de onderhavige is in beginsel gericht op een spoedig oordeel over de beëindiging van de arbeidsovereenkomst. Op de vaststelling door de rechter van de voor dat oordeel relevante feiten zijn de regels van het bewijsrecht niet van toepassing en de vaststelling van die feiten ontbeert een een partijen bindend karakter. Een eventuele bodemrechter is evenmin aan die vaststelling gebonden. Desalniettemin kan ook in een procedure als de onderhavige bewijslevering plaats vinden indien de goede instructie en of de juiste beoordeling van de zaak, mede gelet op de daarbij betrokken belangen van partijen, zulks naar maatstaven van zorgvuldige, efficiënte en doelmatige rechtspleging vereisen.
De mogelijkheid van bewijslevering heeft de kantonrechter ter zitting ook met partijen besproken zonder daarmee op de beoordeling van de zaak vooruit te willen lopen. Bijzondere omstandigheid in dit kader is dat [verzoeker] ongeneeslijk ziek is en waarschijnlijk binnen afzienbare tijd zal komen te overlijden, zodat de kans niet denkbeeldig is dat hij een oordeel in een eventuele bodemprocedure over de rechtsgeldigheid van het ontslag op staande voet niet meer zal meemaken. Namens hem is ter zitting door zijn echtgenote verklaard dat hij een groot belang heeft bij bewijslevering om op zijn sterfbed gezuiverd te zijn van het naar zijn mening onjuiste verwijt dat hij spullen van Sunpoint gestolen heeft.
Sunpoint heeft op haar beurt aangegeven dat zij ook belang heeft bij bewijslevering, hoewel zij in dat kader heeft aangegeven dat het aan [verzoeker] is om te bewijzen dat hij de goederen van [A] geschonken heeft gekregen.
Omdat beide partijen positief staan tegenover bewijslevering in het kader van deze procedure, hebben zij kort na de zitting aangegeven wie zij eventueel als getuigen wensen te horen en welke verhinderdata gelden.
5.13. De eerste vraag die beantwoord dient te worden is of de goede instructie en of juiste beoordeling van de zaak, mede gelet op de daarbij betrokken belangen van partijen, naar maatstaven van zorgvuldige en doelmatige rechtspleging vereisen dat in het kader van deze procedure een bewijsopdracht gegeven wordt.
Daarvoor is van belang wat Sunpoint als dringende reden aan het ontslag op staande voet ten grondslag heeft gelegd.
Uit de brief van 11 december 2012 en de verwijzing in die brief naar de brief van 3 december 2012 blijkt dat de navolgende feiten als dringende redenen aan [verzoeker] zijn medegedeeld:
- het zonder toestemming van Sunpoint verkopen van Sunpoint eigendommen;
- het niet afdragen van de met die verkoop verkregen omzet;
- het niet informeren van Sunpoint van zijn resterende belastbaarheid die blijkt uit het feit dat [verzoeker] in staat is zaken te verkopen;
- het door de verkoopactiviteiten overtreden van het non-concurrentiebeding;
- het niet reageren op de brief van 3 december 2012 ondanks uitdrukkelijke oproep daartoe;
- het niet retour ontvangen van de spullen;
- de marktwaarde van de spullen “die u heeft ontvreemd” EUR 9.000,00 bedraagt.
Uit de brief van 11 december 2012 blijkt dat Sunpoint [verzoeker] ervan beschuldigt dat hij goederen aan Sunpoint heeft ontvreemd. Dat [verzoeker] de medegedeelde dringende redenen ook zo heeft opgevat blijkt uit zijn stelling dat zijn echtgenote mevr. [B] in het eerder genoemde telefoongesprek heeft verteld dat er nimmer sprake is geweest van ontvreemding.
5.14. De rechtsgeldigheid van het ontslag op staande voet staat of valt met de beantwoording van de vraag of [A] de spullen aan [verzoeker] geschonken heeft dan wel heeft goed gevonden dat [verzoeker] die mee naar huis nam.
Als het juist is dat [verzoeker] de toestemming had van [A] om de spullen mee te nemen dan is geen van de in nr. 5.13 genoemde feiten, op zich noch in onderlinge samenhang, als een dringende reden aan te merken en is het ontslag op staande voet vooralsnog niet geldig. Bovendien staat in dat geval ook vast dat Sunpoint onvoldoende onderzoek heeft gedaan naar de herkomst van de spullen alvorens een dringende reden aanwezig te achten.
In dat geval is er sprake van een verwijt aan de zijde van Sunpoint.
Als het niet juist is dat [verzoeker] de toestemming van [A] had om de spullen mee te nemen, dan is minst genomen niet uitgesloten dat de in nr. 5.3 genoemde feiten, op zich dan wel in onderlinge samenhang, als een dringende reden zijn aan te merken en mitsdien het ontslag op staande voet vooralsnog rechtsgeldig gegeven blijkt. In dat geval komen de verwijten die [verzoeker] aan Sunpoint maakt in een heel ander daglicht te staan en is er eerder reden om [verzoeker] een verwijt te maken.
5.15. Het gegeven dat de beoordeling van de toestemming door [A] de kern van het geschil van partijen betreft, en van beslissende betekenis is voor de beslissing of, en zo ja in welke mate, [verzoeker] recht heeft op een billijke vergoeding, brengt niet mee dat het voor de goede instructie en de juiste beoordeling van de zaak gewenst is om bewijslevering te laten plaatsvinden. Van bewijslevering kan pas sprake zijn ten aanzien van feiten die niet als voldoende vaststaand aangemerkt kunnen worden. Dit betekent dat eerst, met inachtneming van de beperkingen van deze procedure, beoordeeld dient te worden of Sunpoint voldoende gemotiveerd betwist heeft dat [verzoeker] toestemming van [A] had. Ontbreekt een dergelijke voldoende gemotiveerde betwisting, dan kan in het kader van deze procedure de toestemming van [A] als voldoende vaststaand aangemerkt worden, in welk geval bewijslevering niet aan de orde komt.
5.16. Sunpoint heeft betwist dat [A] toestemming aan [verzoeker] heeft gegeven en zij heeft die betwisting gemotiveerd met twee stellingen, te weten: van een toestemming van [A] kan geen sprake zijn omdat (1) hij na het faillissement en de doorstart niet meer bevoegd was om over het vermogen van Sunpoint te beschikken en (2) hij in de periode dat de vestiging te Woerden opgeruimd moest worden fysiek niet aanwezig kon zijn vanwege ziekte.
5.17. [verzoeker] heeft hiertegen aangevoerd dat [A] hem zeer welgezind was en als het ware een vader voor hem was. [verzoeker] heeft ook verklaard dat hij destijds niet precies op de hoogte was van de status van Sunpoint en [A] na het faillissement en de doorstart, dat [A] destijds veel op de vestigingen van Sunpoint te Woerden aanwezig was en zich tegenover [verzoeker] nog steeds als de directeur presenteerde die hij altijd was geweest.
Deze omstandigheden zijn door Sunpoint niet voldoende weersproken.
Sunpoint heeft wel gesteld dat alle werknemers wisten dat [A] geen eigenaar meer was, maar zij heeft niet gesteld waar zij die veronderstelde wetenschap op baseert. Evenmin heeft zij toegelicht waarom het feit dat [A] geen eigenaar meer was, betekent dat hij niet meer bevoegd was om over de spullen van Sunpoint te beschikken. Bovendien is niet beslissend of [A] daadwerkelijk bevoegd was, maar of [verzoeker] te goeder trouw mocht menen dat dat het geval was. Omstandigheden op grond waarvan [verzoeker] niet te goeder trouw mocht menen dat [A] bevoegd was om spullen weg te geven, zijn door Sunpoint niet gesteld.
Dit betekent dat de door Sunpoint gestelde status van [A] na faillissement, niet in de weg staat aan het geven van toestemming door [A] aan [verzoeker].
Sunpoint heeft gesteld dat [A] tijdens het opruimen van de vestiging te Woerden, wegens ziekte niet aanwezig kon zijn. [verzoeker] heeft dit betwist en gesteld dat [A] ook in die tijd regelmatig op de vestiging te Woerden aanwezig was. Gelet op deze betwisting, mocht van Sunpoint een nadere onderbouwing van haar stelling worden verwacht. Sunpoint heeft die echter niet gegeven. Zij heeft geen feitelijk informatie over de toestand van [A] gegeven waaruit voortvloeit dat hij niet op de vestiging van Sunpoint te Woerden geweest kan zijn toen die in het kader van de doorstart ontruimd is.
5.18. Bij de beoordeling van de mate waarin Sunpoint haar betwisting heeft gemotiveerd en feitelijk onderbouwd, is van belang dat op Sunpoint de stelplicht en bewijslast rust ter zake van de geldigheid van het ontslag op staande voet. Dat [verzoeker] heeft gesteld dat hij de toestemming van [A] had, maakt dat niet anders omdat Sunpoint, na de mededeling van mevr. [verzoeker] dat [A] de spullen geschonken had, de juistheid van deze mededeling niet (meer) heeft onderzocht terwijl dat, zeker in de onderhavige omstandigheden, wel van haar als zorgvuldig werkgever mocht worden verwacht.
Voor dit oordeel is tevens van belang dat:
- Sunpoint geen verklaring van [A] in het geding heeft gebracht en evenmin heeft aangetoond dat hij tot het afgeven daarvan niet in staat was;
- [A] en/of zijn dochter [B], de huidige directeur van Sunpoint, niet ter zitting aanwezig zijn/is geweest;
- Sunpoint geen specificatie van de door haar gesloten activatransactie heeft overgelegd waaruit blijkt dat de bij [verzoeker] aangetroffen onderdelen tot de activa behoren die Sunpoint uit het faillissement van Sunpoint(oud) heeft overgenomen;
- [verzoeker] een verklaring van een werknemer van Sunpoint in het geding heeft gebracht die schrijft dat ook hij onderdelen (een aantal screens) van [A] gekregen heeft.
Dit betekent dat Sunpoint de stelling van [verzoeker] omtrent de toestemming van [A] onvoldoende gemotiveerd en tevens onvoldoende feitelijk onderbouwd heeft betwist.
Dit leidt tot het oordeel dat in het kader van deze procedure niet is komen vast te staan dat [A] geen toestemming aan [verzoeker] heeft gegeven om de spullen mee te nemen. Voor bewijslevering is derhalve geen plaats. Het belang dat beide partijen (om uiteenlopende redenen) hebben gehecht aan bewijslevering maakt dit niet anders.
5.19. Omdat niet is komen vast staan dat [A] geen toestemming heeft gegeven aan [verzoeker], is niet gebleken dat het ontslag op staande voet geldig is. De overige feiten die Sunpoint aan het ontslag op staande voet ten grondslag heeft gelegd, zijn betwist door [verzoeker] en in reactie op die betwisting verder niet meer feitelijk onderbouwd door Sunpoint. Dit betekent dat Sunpoint verwijtbaar heeft gehandeld door [verzoeker] op staande voet te ontslaan.
5.20. [verzoeker] heeft het verwijt dat hij Sunpoint maakt verder onderbouwd met de onvolledige en niet juiste loonbetalingen en de hem kwetsende opmerkingen over zijn arbeidsongeschiktheid.
Voor zover de loonbetaling na het ontslag op staande voet onjuist is geweest, is de omvang daarvan gering en Sunpoint heeft, zoals door [verzoeker] niet betwist, de onjuistheden meteen gecorrigeerd nadat zij daarvan kennis kreeg. Het feit dat Sunpoint het salaris tijdens arbeidsongeschiktheid niet volledig heeft betaald, is niet zorgvuldig maar nadat hij in kort geding daarvan betaling heeft gevorderd, Sunpoint daartoe veroordeeld is en Sunpoint de nabetaling heeft voldaan, is het belang daarvan voor de mate van de thans te beoordelen verwijtbaarheid gering.
5.21. [verzoeker] heeft het verwijt dat hij aan Sunpoint maakt tevens gegrond op de opmerkingen die Sunpoint in de diverse procedures heeft gemaakt over zijn arbeidsongeschiktheid. [verzoeker] doelt in dit kader kennelijk op de twee kortgedingprocedures die hij als eiser heeft gevoerd bij de kantonrechter van deze rechtbank te Lelystad.
In het verzoekschrift heeft [verzoeker] een drietal citaten opgenomen van uitlatingen die hij als beledigend heeft ervaren. [verzoeker] heeft niet aangegeven door wie welke van de drie uitlatingen is/zijn gedaan.
Sunpoint heeft dit verwijt weersproken.
Zij heeft aangevoerd dat:
- de stellingen van haar gemachtigde in een van de kortgedingprocedures over de arbeidsongeschiktheid van [verzoeker] aansloten bij het oordeel van de bedrijfsarts;
- een citaat betrekking heeft op een opmerking van de gemachtigde tijdens het pleidooi van het eerste kort geding, dat citaat onjuist is weergegeven en bovendien [verzoeker] verzuimd heeft de verklarende context aan te geven waarin de gemachtigde van Sunpoint die opmerking heeft geplaatst;
- een citaat betrekking heeft op de schriftelijke verklaring van de heer [C].
Sunpoint heeft er terecht op gewezen dat haar geen belediging kan worden verweten op grond van verklaringen die haar gemachtigde en de heer [C] hebben gedaan. Die verklaringen kunnen immers feitelijk niet aan Sunpoint toegerekend worden. Dit betekent dat de inhoud van die verklaringen geen verdere vaststelling en beoordeling behoeven.
5.22. Dit betekent dat het onterechte ontslag op staande voet de grond is om Sunpoint een verwijt te maken van de verstoorde arbeidsverhouding en de daaruit voortvloeiende beëindiging van de arbeidsovereenkomst.
De omstandigheden (zie 5.11) die Sunpoint heeft aangedragen om aan [verzoeker] een verwijt te maken van de verstoorde arbeidsverhouding, hebben in verhouding met het verwijt dat Sunpoint treft, geen noemenswaardige betekenis. Voor de beoordeling van die omstandigheden verwijst de kantonrechter naar nr. 5.6 en nr. 5.7.
Bij de beoordeling van dat verwijt weegt zwaar dat Sunpoint onvolledig onderzoek heeft gedaan naar de herkomst van de door [C] bij [verzoeker] aangetroffen spullen. Als gevolg daarvan heeft zij een groot risico genomen dat zij [verzoeker] ten onrechte beschuldigde van het ontvreemden van bedrijfseigendommen. Alvorens een dergelijk ernstige beschuldiging te uiten en ten grondslag te leggen aan het ontslag op staande voet, diende Sunpoint, zeker na de mededeling van mevr. [verzoeker], als redelijk zorgvuldig werkgever onderzoek te doen naar de herkomst van de zaken. Dat onderzoek zou betrekkelijk overzichtelijk zijn geweest door bij [verzoeker] te gaan kijken welke spullen het betrof en bij [A] navraag te doen. Deze redelijke zorgvuldigheidseis geldt voor elk ontslag op staande voet, maar in het bijzonder in de onderhavige situatie waarin [verzoeker] bijna twee jaar (ernstig) ziek is en de loondoorbetalingsverplichting binnen enkele maanden zal eindigen. Het verwijt dat Sunpoint treft kan niet los gezien worden van deze tragische persoonlijke omstandigheden van [verzoeker]. Het verwijt dat Sunpoint treft is ernstig.
5.23. Bij de vaststelling van de hoogte van de vergoeding, dient acht geslagen te worden op het feit dat 14 juni a.s. [verzoeker] twee jaar ziek is en de loondoorbetalingsverplichting van Sunpoint zal eindigen. Dit gegeven staat aan de onverminderde toepassing van de kantonrechtersformule in de weg. Als Sunpoint ontbinding van de arbeidsovereenkomst had verzocht wegens de blijvende arbeidsongeschiktheid van [verzoeker], en zich niet de situatie voordeed waarin partijen elkaar de verwijten maken als thans het geval is, dan zou waarschijnlijk de ontbinding zijn uitgesproken zonder vergoeding. Tegen de achtergrond van dit referentiekader leidt de mate waarin Sunpoint van de beëindiging van de arbeidsovereenkomst een verwijt treft, tot een vergoeding van 6 maandsalarissen. Dit komt overeen met een bedrag van EUR 15.588,00.
5.24. Sunpoint heeft verzocht om bij de vergoeding vast te stellen dat die niet eerder opeisbaar zal zijn dan nadat tussen partijen komt vast te staan dat het ontslag op staande voet niet rechtsgeldig is. De kantonrechter begrijpt dit verzoek aldus dat Sunpoint verzoekt om te bepalen dat de vergoeding wordt vastgesteld onder de opschortende voorwaarde dat geoordeeld wordt dat het ontslag op staande voet niet rechtsgeldig is. Sunpoint verwijst in dat kader naar het incassorisico.
Voor de beoordeling van het verzoek van Sunpoint acht de kantonrechter het incassorisico, zoal aanwezig, niet maatgevend. Beslissend is de mate waarin te verwachten is dat in een eventuele bodemprocedure het ontslag op staande voet rechtsgeldig wordt geoordeeld. Ten aanzien van die verwachting dient de rechter acht te slaan op het debat zoals partijen dat in het kader van deze procedure hebben gevoerd. Uitgaande van wat beide partijen over het ontslag op staande voet hebben aangevoerd, kan de conclusie geen andere zijn dan dat het ontslag op staande voet niet rechtsgeldig is en dus evenmin in een bodemprocedure als rechtsgeldig geoordeeld zal worden. Dit betekent dat Sunpoint de vergoeding thans reeds aan [verzoeker] verschuldigd is. De verplichting van Sunpoint om de vergoeding aan [verzoeker] te betalen is dus onderhevig aan de ontbindende voorwaarde dat in een bodemprocedure tussen partijen komt vast te staan dat het ontslag op staande voet rechtsgeldig is.
ten aanzien van het verzoek van [verzoeker]:
- stelt [verzoeker] in de gelegenheid uiterlijk 10 juni 2013 het verzoek in te trekken;
en voor het geval [verzoeker] het verzoek niet intrekt:
- ontbindt de arbeidsovereenkomst tussen partijen met ingang van 1 juli 2013;
- kent aan [verzoeker] ten laste van Sunpoint een vergoeding toe van EUR 15.588,00 bruto en veroordeelt Sunpoint tot betaling van deze vergoeding aan [verzoeker];
- compenseert de proceskosten in die zin, dat partijen de eigen kosten dragen;
ten aanzien van het primaire verzoek van Sunpoint:
- wijst het verzoek af voor zover dat gebaseerd is op de primaire grond van een dringende reden;
ten aanzien van het subsidiaire verzoek van Sunpoint:
- stelt Sunpoint in de gelegenheid uiterlijk 10 juni 2013 het verzoek in te trekken;
en voor het geval Sunpoint het verzoek niet intrekt:
- ontbindt de arbeidsovereenkomst tussen partijen met ingang van 1 juli 2013;
- kent aan [verzoeker] ten laste van Sunpoint een vergoeding toe van EUR 15.588,00 bruto en veroordeelt Sunpoint tot betaling van deze vergoeding aan [verzoeker];
- compenseert de proceskosten in die zin, dat partijen de eigen kosten dragen;
Deze beschikking is gegeven door mr. H.M.M. Steenberghe, kantonrechter, en is in aanwezigheid van de griffier in het openbaar uitgesproken op 3 juni 2013.