RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
Parketnummer: 07.660391-12; 16/600781-11 (vordering tenuitvoerlegging);
16/655704-12 (vordering tenuitvoerlegging) (P)
Vonnis van de meervoudige kamer d.d. 25 maart 2013
[verdachte],
geboren op [1990] te [geboorteplaats],
zonder vaste woon- of verblijfplaats in Nederland.
1 HET ONDERZOEK TER TERECHTZITTING
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het onderzoek heeft plaatsgevonden ter openbare terechtzitting van 11 maart 2013 te Lelystad, waarbij de verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. M.K.J. Dikkerboom, advocaat te Amersfoort.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie mr. P. Poppe en van de standpunten door de raadsvrouw van verdachte naar voren gebracht.
De verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
hij in of omstreeks de periode van 6 december 2012 tot en met 07 december 2012 in de gemeente Almere ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in/uit een personenauto (Renault Twingo, gekentekend
[kenteken 2]) weg te nemen geld en/of goederen van zijn/hunner gading, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 1], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) en zich daarbij de toegang tot die personenauto te verschaffen en/of die/dat weg te nemen geld of goederen van zijn/hunner gading onder zijn/hun bereik te
brengen door middel van een valse sleutel, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
2.
hij in of omstreeks de periode van 6 december 2012 tot en met 07 december 2012 in de gemeente Almere tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in/uit een personenauto (Peugeot 107, gekentekend [kenteken]) heeft weggenomen een zonnebril (Ray Ban) en/of een hoedenplank en/of een rugsteun, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 2], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), waarbij
verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft/hebben verschaft en/of de/het weg te nemen goed(eren) onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van een valse sleutel.
3.
hij in of omstreeks de periode van 6 december 2012 tot en met 07 december 2012 in de gemeente Almere tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in/uit een personenauto (Ford S-Max, gekentekend [kenteken 3]) heeft weggenomen één of meer passen (waaronder een tankpas van Go Lease en/of een airmilespas), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [benadeelde] en/of [bedrijf], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte
en/of zijn mededader(s), waarbij verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft/hebben verschaft en/of de/het weg te nemen goed(eren) onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak, verbreking en/of inklimming.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zijzelf bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in haar vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.
4 DE BEWIJSMIDDELEN EN DE BEOORDELING DAARVAN
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de aan hem onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde feiten heeft begaan.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging is van mening dat de rechtbank niet tot een bewezenverklaring kan komen van het onder feit 1, feit 2 en feit 3 tenlastegelegde, omdat er voor deze feiten onvoldoende bewijs in het dossier voorhanden is. De verdediging heeft verzocht verdachte van deze feiten vrij te spreken.
Het oordeel van de rechtbank
Vrijspraak feit 3
[verbalisant] heeft in een door hem opgemaakt proces-verbaal van bevindingen aangegeven op de beelden van de beveiligingscamera van aangever [benadeelde] verdachte te herkennen. De rechtbank heeft de beelden van de beveiligingscamera ter terechtzitting bekeken. De rechtbank is van oordeel dat, nu uit het desbetreffende proces-verbaal niet op te maken valt op welke wijze die herkenning tot stand gekomen is, deze herkenning van de verdachte door verbalisant [verbalisant] niet als bewijs te gebruiken is. Nu verdachte naar het oordeel van de rechtbank op geen andere wijze in het dossier direct met dit feit in verband gebracht wordt zal de rechtbank verdachte van dit feit vrijspreken.
De rechtbank acht de onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten wettig en overtuigend bewezen en overweegt daartoe als volgt.
Bewezenverklaring feit 1 en feit 2
Getuige [getuige] heeft bij de politie verklaard dat hij op 2 december 2012 om 3.25 uur vanuit zijn woning aan het[straatnaam 1] in Almere naar buiten keek. Hij zag twee mannen. Beide mannen hadden een zaklamp bij zich. De mannen liepen langs auto’s die in het hofje geparkeerd stonden en ze schenen met de zaklampen in de auto’s. [getuige] zag dat de ontgrendelingslichten van een witte Renault Twingo afgingen. Beide mannen stonden vervolgens aan de passagierszijde en één van de mannen liep naar de kofferbak van de Renault. [getuige] zag dat ze in de auto gingen zoeken en is vervolgens naar de zolder gelopen. [getuige] zag daar de voorzijde van de woning de mannen opduiken bij een zwarte Peugeot 107. Ook van deze auto stonden het portier aan de passagierskant en de kofferbak open. [getuige] zag dat één van de mannen in het dashboardkastje keek en dat één van de mannen in de kofferbak van de auto keek. De deur en de kofferbak werden weer gesloten en de mannen liepen weg. Enkele seconden later zag [getuige] een auto wegrijden, vermoedelijk een Citroën C1 of een Peugeot 107. De auto sloeg linksaf op de[straatnaam 2]in de richting van de[straatnaam 3].
Verbalisanten Kleijn en Bouwer hoorden omstreeks 3.28 uur de melding van een inbraak in een auto op het [straatnaam 1] en vernamen dat de melder had gezien dat de twee daders wegreden in een zwarte Citroën C1. Zij zagen dat een zwarte Citroën C1 hen tegemoet reed. De Citroën kwam uit de richting van de [straatnaam 2]. De bestuurder voldeed aan het stopteken en beide inzittenden werden om 3.50 uur aangehouden. Dit waren[medeverdachte] en [verdachte] .
[slachtoffer 1]e heeft aangifte gedaan van een inbraak in zijn witte Renault Twingo, voorzien van kenteken [kenteken 2], in de nacht van 7 december 2012. De auto stond in een parkeervak voor zijn woning aan het [straatnaam 1] in Almere. [slachtoffer 1] had de auto afgesloten met de automatische vergrendeling. Toen hij de deur opende zag en voelde hij dat de autodeuren niet meer op de vergrendeling stonden. De hele auto was doorzocht.
[slachtoffer 2] heeft aangifte gedaan van een inbraak in haar zwarte Peugeot 107, voorzien van kenteken [kenteken], in de nacht van 7 december 2012. Aangeefster woonde op het [straatnaam 1] in Almere. De portieren, die zij middels een afstandsbediening had afgesloten,
waren niet op slot. Uit de auto waren een zwarte Ray Ban zonnebril, een zwarte hoedenplank en een zwarte rugsteun weggenomen.
In de auto waarin de verdachten werden aangehouden werden onder andere een zwarte Ray Ban zonnebril, een zwarte hoedenplank en een zwarte rugsteun aangetroffen. Deze goederen werden aan aangeefster De [slachtoffer 2] getoond en zij verklaarde dat die haar eigendom waren.
Medeverdachte [medeverdachte] heeft bij de politie verklaard dat hij met de auto waarin zij werden aangehouden om 22.00 uur uit Utrecht was vertrokken en dat verdachte [verdachte] bij hem was.
Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat hij in de nacht van 6 op 7 december 2012 samen met medeverdachte [medeverdachte] was.
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte in de periode van
6 december 2012 tot en met 7 december 2012 samen met een ander met gebruikmaking van een valse sleutel heeft geprobeerd in te breken in de Renault Twingo met kenteken
[kenteken 2] en samen met een ander heeft ingebroken in de Peugeot 107 en uit deze auto een hoedenplank, een rugsteun en een Ray Ban zonnebril heeft weggenomen. Zij baseert zich op de volgende bewijsmiddelen:
- de verklaring van getuige [getuige] die in de nacht van 7 december 2012 omstreeks 3.25 uur twee mannen bij de Renault Twingo ziet en vlak daarna dezelfde twee mannen bij de Peugeot 107 ziet en kort nadat de mannen zijn weggelopen een Citroën C1 ziet wegrijden op de [straatnaam 2];
- de bevindingen van de politie waaruit blijkt dat de politie tussen 3.28 uur en 3.50 uur een Citroen C1 uit de richting van de [straatnaam 2] ziet komen rijden en om 3.50 uur verdachte en de medeverdachte als inzittenden van deze auto aanhoudt;
- het feit dat in deze auto de uit de Peugeot 107 weggenomen hoedenplank, rugsteun en zonnebril worden gevonden;
- de aangiften waaruit blijkt dat de auto’s vlak bij elkaar in dezelfde straat aan het [straatnaam 1] stonden en op dezelfde manier blijken te zijn ontsloten en
- de verklaring van verdachte en de medeverdachte dat zij die nacht samen waren.
De rechtbank acht aldus de onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten wettig en overtuigend bewezen.
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte:
1.
in de periode van 6 december 2012 tot en met 07 december 2012 in de gemeente Almere ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening uit een personenauto (Renault Twingo, gekentekend [kenteken 2]) weg te nemen geld en/of goederen van hunner gading, toebehorende aan [slachtoffer 1], en zich daarbij de toegang tot die personenauto te verschaffen door middel van een valse sleutel, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
2.
in de periode van 6 december 2012 tot en met 07 december 2012 in de gemeente Almere tezamen en in vereniging met een ander, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening uit een personenauto (Peugeot 107, gekentekend [kenteken]) heeft weggenomen een zonnebril (Ray Ban) en een hoedenplank en een rugsteun, toebehorende aan [slachtoffer 2], waarbij verdachte en/of zijn mededader zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft/hebben verschaft door middel van een valse sleutel.
Van het onder feit 1 en feit 2 meer of anders ten laste gelegde zal verdachte worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet wettig en overtuigend bewezen acht.
Ten aanzien van feit 1:
Poging tot diefstal door twee of meer verenigde personen waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van valse sleutels.
Ten aanzien van feit 2:
Diefstal door twee of meer verenigde personen waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van valse sleutels.
De feiten en verdachte zijn strafbaar, nu geen feiten of omstandigheden zijn gebleken die die strafbaarheid zouden opheffen of uitsluiten.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte ter zake van de door haar bewezen geachte feiten zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van vier maanden met aftrek van de tijd die verdachte in voorarrest heeft doorgebracht.
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft geen strafmaatverweer gevoerd.
Het oordeel van de rechtbank
Gelet op de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, op de omstandigheden waaronder verdachte zich daaraan heeft schuldig gemaakt en op de persoon van de verdachte, zoals van een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken, acht de rechtbank de na te noemen beslissing passend.
Verdachte heeft samen met een mededader ingebroken in een auto en daarbij spullen uit de auto meegenomen. Ook heeft verdachte samen met een mededader geprobeerd om in te breken in een auto. Verdachte heeft kennelijk geen moment stil gestaan bij de hinder en de overlast die de slachtoffers van zijn handelen ondervinden. Hij heeft slechts aan zijn eigen financiële gewin gedacht.
Uit het uittreksel uit de justitiële documentatie van verdachte d.d. 14 februari 2013 blijkt dat verdachte eerder meermalen is veroordeeld voor het plegen van vermogensdelicten, waaronder inbraken.
Gelet op de aard en de ernst van de door verdachte gepleegde feiten en het forse strafblad van verdachte op het gebied van vermogensdelicten is de rechtbank van oordeel dat een onvoorwaardelijke gevangenisstraf passend en geboden is. Nu de rechtbank tot een andere bewezenverklaring komt dan de officier van justitie zal zij een lagere straf opleggen dan door de officier van justitie gevorderd. Rekening houdend met de richtlijnen van het LOVS die op feiten als thans bewezenverklaard van toepassing zijn zal de rechtbank verdachte een gevangenisstraf van drie maanden opleggen. Deze straf is gelijk aan de tijd die verdachte reeds in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht.
Voor aanvang van de terechtzitting heeft [benadeelde] zich als benadeelde partij in dit geding gevoegd en een vordering ingediend tot vergoeding van schade ten gevolge van het aan verdachte onder 3 ten laste gelegde feit. De hoogte van die schade wordt door de benadeelde partij begroot op een bedrag van € 150,00.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft geconcludeerd tot toewijzing van de door de benadeelde partij ingediende vordering tot schadevergoeding en zij heeft gevorderd daarbij de schadevergoedingsmaatregel op te leggen.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft opgemerkt dat de door de benadeelde partij ingediende vordering tot schadevergoeding buiten beschouwing gelaten kan worden, omdat niet bewezen kan worden dat verdachte het onder 3 ten laste gelegde feit heeft gepleegd.
Het oordeel van de rechtbank
De benadeelde partij [benadeelde] dient in de door hem ingediende vordering tot schadevergoeding niet-ontvankelijk te worden verklaard nu de verdachte van het hem onder 3 ten laste gelegde zal worden vrijgesproken. De rechtbank zal bepalen dat de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht.
11A DE VORDERING TENUITVOERLEGGING parketnummer 16/600781-11
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd om de door de Meervoudige Kamer van de rechtbank Utrecht bij vonnis van 1 november 2011 opgelegde voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van dertig dagen ten uitvoer te leggen.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft aangevoerd dat de vordering tot tenuitvoerlegging moet worden afgewezen, omdat niet bewezen kan worden dat verdachte de nu aan hem ten laste gelegde feiten heeft begaan.
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank stelt vast dat verdachte zich voor het einde van de proeftijd schuldig heeft gemaakt aan nieuwe strafbare feiten en daarmee de algemene voorwaarde heeft overtreden. Gelet hierop en op het in artikel 14g van het Wetboek van Strafrecht gestelde acht de rechtbank termen aanwezig de vordering tot tenuitvoerlegging van de door de Meervoudige Kamer van de rechtbank Utrecht bij vonnis d.d. 1 november 2011 voorwaardelijk opgelegde gevangenisstraf voor de duur van dertig dagen toe te wijzen.
11B DE VORDERING TENUITVOERLEGGING parketnummer 16/655704-12
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd om de door de Meervoudige Kamer van de rechtbank Utrecht bij vonnis van 13 augustus 2012 opgelegde voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van vier maanden ten uitvoer te leggen.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft aangevoerd dat de vordering tot tenuitvoerlegging moet worden afgewezen, omdat niet bewezen kan worden dat verdachte de nu aan hem ten laste gelegde feiten heeft begaan.
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank stelt vast dat verdachte zich voor het einde van de proeftijd schuldig heeft gemaakt aan nieuwe strafbare feiten en daarmee de algemene voorwaarde heeft overtreden. Gelet hierop en op het in artikel 14g van het Wetboek van Strafrecht gestelde acht de rechtbank termen aanwezig de vordering tot tenuitvoerlegging van de door de Meervoudige Kamer van de rechtbank Utrecht bij vonnis d.d. 13 augustus 2012 voorwaardelijk opgelegde gevangenisstraf voor de duur van vier maanden toe te wijzen.
12 TOEPASSELIJKHEID WETTELIJKE VOORSCHRIFTEN
De beslissing berust op de artikelen 10, 14g, 27, 45, 57, 310 en 311 van het Wetboek van Strafrecht, zoals de artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.
Vrijspraak
- verklaart niet bewezen hetgeen onder feit 3 aan verdachte is ten laste gelegd en spreekt hem daarvan vrij;
Bewezenverklaring
- verklaart het onder feit 1 en feit 2 ten laste gelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 5 is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat onder feit 1 en feit 2 meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
- verklaart de bewezen verklaarde feiten strafbaar;
- verklaart verdachte strafbaar;
Strafoplegging
- veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 3 maanden;
- bepaalt dat de tijd, door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;
Benadeelde partij
- bepaalt dat de benadeelde partij [benadeelde] in zijn vordering niet-ontvankelijk is en dat hij zijn vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen;
Vordering tenuitvoerlegging parketnummer 16/600781-11
- wijst de vordering toe;
- gelast de tenuitvoerlegging van de in de zaak met parketnummer 16/600781-12 door de Meervoudige Kamer van de rechtbank Utrecht bij vonnis d.d. 1 november 2011 voorwaardelijk aan de verdachte opgelegde straf, te weten een gevangenisstraf voor de duur van 30 dagen;
Vordering tenuitvoerlegging parketnummer 16/655704-12
- wijst de vordering toe;
- gelast de tenuitvoerlegging van de in de zaak met parketnummer 16/655704-12 door de Meervoudige Kamer van de rechtbank Utrecht bij vonnis d.d. 13 augustus 2012 voorwaardelijk aan de verdachte opgelegde straf, te weten een gevangenisstraf voor de duur van 4 maanden.
Dit vonnis is gewezen door mr. C.A. de Beaufort, voorzitter, mrs. R.M. van Vuure en
H. Vegter, rechters, in tegenwoordigheid van mr. K.F. van Dam, griffier, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting van 25 maart 2013.