ECLI:NL:RBMNE:2013:CA1876
Rechtbank Midden-Nederland
- Eerste aanleg - meervoudig
- Rechtspraak.nl
Verplichting tot betaling van wederrechtelijk verkregen voordeel in ontnemingszaak
In deze ontnemingszaak heeft de rechtbank Midden-Nederland op 25 maart 2013 uitspraak gedaan over de verplichting van de veroordeelde om een bedrag aan wederrechtelijk verkregen voordeel te betalen. De veroordeelde, bijgestaan door zijn advocaat mr. A. Taner, is in een eerdere strafzaak veroordeeld voor het medeplegen van een gewoonte maken van witwassen. De officier van justitie vorderde dat de veroordeelde zou worden veroordeeld tot betaling aan de Staat van het geschatte voordeel dat hij had genoten door middel van of uit de baten van het feit, dat door de officier werd geschat op € 2.672,95. De rechtbank heeft vastgesteld dat de veroordeelde en zijn mededader hoofdelijk aansprakelijk zijn voor de gezamenlijke betalingsverplichting van dit bedrag.
De rechtbank heeft de berekening van het wederrechtelijk verkregen voordeel gebaseerd op zestien aangiftes van oplichting die tegen de veroordeelde en zijn mededader zijn gedaan. De totale opbrengst van deze aangiftes bedraagt € 2.672,95. Na aftrek van de aan benadeelde derden in rechte toegekende vorderingen, die in totaal € 2.012,20 bedragen, heeft de rechtbank het wederrechtelijk verkregen voordeel vastgesteld op € 660,75.
De rechtbank overweegt dat er geen aanleiding is om het te betalen bedrag te matigen, gezien de huidige en redelijkerwijs te verwachten toekomstige financiële omstandigheden van de veroordeelde. De rechtbank heeft de vordering van de officier van justitie toegewezen en de veroordeelde verplicht om het bedrag van € 660,75 aan de Staat te voldoen. De veroordeelde is hoofdelijk aansprakelijk, met de bepaling dat hij in zoverre van deze verplichting zal worden bevrijd indien de mededader betaalt.