RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
Parketnummer: 07.660390-12; 16/098103-10 (vordering tenuitvoerlegging) (P)
Vonnis van de meervoudige kamer d.d. 25 maart 2013
[verdachte],
geboren op [1990] te [geboorteplaats],
zonder vaste woon- of verblijfplaats in Nederland.
1 HET ONDERZOEK TER TERECHTZITTING
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het onderzoek heeft plaatsgevonden ter openbare terechtzitting van 11 maart 2013 te Lelystad, waarbij de verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. D.C. Dorrestein, advocaat te Utrecht.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie mr. P. Poppe en van de standpunten door de raadsman van verdachte naar voren gebracht.
De verdachte is ten laste gelegd dat:
hij in of omstreeks de periode van 6 december 2012 tot en met 07 december 2012 in de gemeente Almere ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in/uit een personenauto (Renault Twingo, gekentekend
[kenteken 2]) weg te nemen geld en/of goederen van zijn/hunner gading, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 1], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) en zich daarbij de toegang tot die personenauto te verschaffen en/of die/dat weg te nemen geld of goederen van zijn/hunner gading onder zijn/hun bereik te
brengen door middel van een valse sleutel, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
2.
hij in of omstreeks de periode van 6 december 2012 tot en met 07 december 2012 in de gemeente Almere tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in/uit een personenauto (Peugeot 107, gekentekend [kenteken 1]) heeft weggenomen een zonnebril (Ray Ban) en/of een hoedenplank en/of een rugsteun, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 2], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), waarbij
verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft/hebben verschaft en/of de/het weg te nemen goed(eren) onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van een valse sleutel.
3.
hij in of omstreeks de periode van 6 december 2012 tot en met 07 december 2012 in de gemeente Almere tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in/uit een personenauto (Ford S-Max, gekentekend [kenteken 3]) heeft weggenomen één of meer passen (waaronder een tankpas van Go Lease en/of een airmilespas), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [benadeelde] en/of [bedrijf], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte
en/of zijn mededader(s), waarbij verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft/hebben verschaft en/of de/het weg te nemen goed(eren) onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak, verbreking en/of inklimming.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zijzelf bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in haar vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.
4 DE BEWIJSMIDDELEN EN DE BEOORDELING DAARVAN
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de aan hem onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde feiten heeft begaan.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging is van mening dat de rechtbank niet tot een bewezenverklaring kan komen van het onder feit 1 en feit 3 tenlastegelegde, omdat voor deze feiten onvoldoende bewijs in het dossier voorhanden is. De verdediging heeft verzocht om verdachte van deze feiten vrij te spreken.
De verdediging is van mening dat de rechtbank wel tot een bewezenverklaring kan komen van feit 2, omdat verdachte bekent dit feit te hebben gepleegd.
Het oordeel van de rechtbank
Vrijspraak feit 3
Verbalisant[verbalisant 1]heeft in een door hem opgemaakt proces-verbaal van bevindingen aangegeven op de beelden van de beveiligingscamera van aangever [benadeelde] medeverdachte [medeverdachte]te herkennen. De rechtbank heeft de beelden van de beveiligingscamera ter terechtzitting bekeken. De rechtbank is van oordeel dat, nu uit het desbetreffende proces-verbaal niet op te maken valt op welke wijze die herkenning tot stand gekomen is, deze herkenning van de medeverdachte door verbalisant [verbalisant 1] niet als bewijs te gebruiken is. Nu verdachte naar het oordeel van de rechtbank op geen andere wijze in het dossier direct met dit feit in verband gebracht wordt zal de rechtbank verdachte van dit feit vrijspreken.
De rechtbank acht de onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten wettig en overtuigend bewezen en overweegt daartoe als volgt.
Bewezenverklaring feit 1 en feit 2
Getuige [getuige] heeft bij de politie verklaard dat hij op 2 december 2012 om 3.25 uur vanuit zijn woning aan het[straatnaam 1]in Almere naar buiten keek. Hij zag twee mannen. Beide mannen hadden een zaklamp bij zich. De mannen liepen langs auto’s die in het hofje geparkeerd stonden en ze schenen met de zaklampen in de auto’s. [getuige] zag dat de ontgrendelingslichten van een witte Renault Twingo afgingen. Beide mannen stonden vervolgens aan de passagierszijde en één van de mannen liep naar de kofferbak van de Renault. [getuige] zag dat ze in de auto gingen zoeken en is vervolgens naar de zolder gelopen. Daar zag hij aan de voorzijde van de woning de mannen opduiken bij een zwarte Peugeot 107. Ook van deze auto stonden het portier aan de passagierskant en de kofferbak open. [getuige] zag dat één van de mannen in het dashboardkastje keek en dat één van de mannen in de kofferbak van de auto keek. De deur en de kofferbak werden weer gesloten en de mannen liepen weg. Enkele seconden later zag [getuige] een auto wegrijden, vermoedelijk een Citroën C1 of een Peugeot 107. De auto sloeg linksaf op de[straatnaam 2] in de richting van de[straatnaam 3]
Verbalisanten [verbalisant 2]en[verbalisant 3]hoorden omstreeks 3.28 uur de melding van een inbraak in een auto op het [straatnaam 1] en vernamen dat de melder had gezien dat de twee daders wegreden in een zwarte Citroën C1. Zij zagen dat een zwarte Citroën C1 hen tegemoet reed. De Citroën kwam uit de richting van de [straatnaam 2]. De bestuurder voldeed aan het stopteken en beide inzittenden werden om 3.50 uur aangehouden. Dit waren [verdachte] en[medeverdachte]
[slachtoffer 1]heeft aangifte gedaan van een inbraak in zijn Renault Twingo, voorzien van kenteken [kenteken 2], in de nacht van 7 december 2012. De auto stond in een parkeervak voor zijn woning aan het [straatnaam 1] in Almere. [slachtoffer 1] had de auto afgesloten met de automatische vergrendeling. Toen hij de deur opende zag en voelde hij dat de autodeuren niet meer op de vergrendeling stonden. De hele auto was doorzocht.
[slachtoffer 2] heeft aangifte gedaan van een inbraak in haar zwarte Peugeot 107, voorzien van kenteken [kenteken 1], in de nacht van 7 december 2012. Aangeefster woonde op het [straatnaam 1] in Almere. De portieren, die zij middels een afstandsbediening had afgesloten, waren niet op slot.Uit de auto waren een zwarte Ray Ban zonnebril, een zwarte hoedenplank en een zwarte rugsteun weggenomen.
In de auto waarin de verdachten werden aangehouden werden onder andere een zwarte Ray Ban zonnebril, een zwarte hoedenplank en een zwarte rugsteun aangetroffen. Deze goederen werden aan aangeefster [slachtoffer 2]getoond en zij verklaarde dat die haar eigendom waren.
Verdachte heeft ter terechtzitting bekend de inbraak in de zwarte Peugeot 107 te hebben gepleegd. Verdachte verklaarde dat hij de hoedenplank en de rugsteun uit die auto had weggenomen.
Bij de politie heeft verdachte verklaard dat hij met de auto waarin hij was aangehouden om 22.00 uur uit Utrecht was vertrokken en dat medeverdachte[medeverdachte]bij hem was.
De rechtbank acht op grond van de verklaring van getuige [getuige], de aangifte van [slachtoffer 2], de bevindingen van de politie en de verklaring van verdachte, wettig en overtuigend bewezen dat verdachte in de periode van 6 december 2012 tot en met 7 december 2012 samen met een ander met gebruikmaking van een valse sleutel heeft ingebroken in de Peugeot 107 met kenteken [kenteken 1]. Nu in de auto waarin verdachte is aangehouden ook een Ray Ban zonnebril is gevonden welke door aangeefster [slachtoffer 2] werd herkend als haar eigendom, acht de rechtbank verder bewezen dat bij de inbraak een hoedenplank, een rugsteun en een Ray Ban zonnebril zijn weggenomen.
Gelet op het feit dat getuige [getuige] twee mannen bij de auto’s zag staan en de mannen die hij zag bij de Peugeot 107 ook vlak daarvoor door hem waren gezien bij de Renault Twingo, dat de Renault Twingo en de Peugeot 107 vlak bij elkaar in dezelfde straat aan het [straatnaam 1] stonden en beide auto’s op dezelfde manier bleken te zijn ontsloten, acht de rechtbank ook wettig en overtuigend bewezen dat verdachte in de periode van 6 december 2012 tot en met 7 december 2012 samen met een ander met gebruikmaking van een valse sleutel heeft geprobeerd in te breken in de Renault Twingo met kenteken [kenteken 2].
De rechtbank acht aldus de onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten wettig en overtuigend bewezen.
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte:
1.
in de periode van 6 december 2012 tot en met 07 december 2012 in de gemeente Almere ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening uit een personenauto (Renault Twingo, gekentekend [kenteken 2]) weg te nemen geld en/of goederen van hunner gading, toebehorende aan [slachtoffer 1] en zich daarbij de toegang tot die personenauto te verschaffen door middel van een valse sleutel, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
2.
in de periode van 6 december 2012 tot en met 07 december 2012 in de gemeente Almere tezamen en in vereniging met een ander met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening uit een personenauto (Peugeot 107, gekentekend [kenteken 1]) heeft weggenomen een zonnebril (Ray Ban) en een hoedenplank en een rugsteun, toebehorende aan [slachtoffer 2], waarbij verdachte en/of zijn mededader zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft/hebben verschaft door middel van een valse sleutel.
Van het onder feit 1 en feit 2 meer of anders ten laste gelegde zal verdachte worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet wettig en overtuigend bewezen acht.
Ten aanzien van feit 1:
Poging tot diefstal door twee of meer verenigde personen waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van valse sleutels.
Ten aanzien van feit 2:
Diefstal door twee of meer verenigde personen waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van valse sleutels.
De feiten en verdachte zijn strafbaar, nu geen feiten of omstandigheden zijn gebleken die die strafbaarheid zouden opheffen of uitsluiten.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte ter zake van de door haar bewezen geachte feiten zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van drie maanden met aftrek van de tijd die verdachte in voorarrest heeft doorgebracht.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft ten aanzien van een op te leggen straf naar voren gebracht dat de voorlopige hechtenis van verdachte reeds is geschorst en dat het wrang zou zijn als verdachte terug zou moeten naar de gevangenis. De raadsman heeft er daarbij onder meer op gewezen dat de vriendin van verdachte zwanger is en dat het van belang is dat verdachte haar bij kan staan. De raadsman heeft verzocht om een werkstraf op te leggen als de rechtbank van oordeel is dat een hogere straf dan de in voorarrest doorgebrachte tijd moet worden opgelegd. Een werkstraf is mogelijk, omdat verdachte een adres heeft waarop hij te bereiken is voor justitie, aldus de raadsman.
Het oordeel van de rechtbank
Gelet op de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, op de omstandigheden waaronder verdachte zich daaraan heeft schuldig gemaakt en op de persoon van de verdachte, zoals van een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken, acht de rechtbank de na te noemen beslissing passend.
Verdachte heeft samen met een mededader ingebroken in een auto en daarbij spullen uit de auto meegenomen. Ook heeft verdachte samen met een mededader geprobeerd om in te breken in een auto. Verdachte heeft kennelijk geen moment stil gestaan bij de hinder en de overlast die de slachtoffers van zijn handelen ondervinden. Hij heeft slechts aan zijn eigen financiële gewin gedacht.
Uit het uittreksel uit de justitiële documentatie van verdachte d.d. 14 februari 2013 blijkt dat verdachte één keer eerder is veroordeeld voor het plegen van heling. Ook zou verdachte nog voor de rechter moeten komen voor de verdenking van een woninginbraak dan wel heling en van verduistering. Echter, volgens de verdediging is verdachte voor deze openstaande zaak op 8 januari 2013 veroordeeld voor heling en verduistering tot een werkstraf. Bij de bepaling van de hierna te noemen straf heeft de rechtbank daarom overeenkomstig het bepaalde in artikel 63 van het Wetboek van Strafrecht rekening gehouden met de omstandigheid, dat verdachte ná de thans bewezen verklaarde feiten nog is veroordeeld en nu opnieuw wordt schuldig verklaard aan het plegen van misdrijven voor de hierboven genoemde datum gepleegd.
Gelet op de aard en de ernst van de door verdachte gepleegde feiten is de rechtbank van oordeel dat een onvoorwaardelijke gevangenisstraf passend en geboden is. Nu verdachte niet eerder voor het plegen van inbraken is veroordeeld en de rechtbank daarnaast tot een andere bewezenverklaring komt dan de officier van justitie, zal zij een lagere straf opleggen dan door de officier van justitie gevorderd. Rekening houdend met de richtlijnen van het LOVS die op feiten als thans bewezenverklaard van toepassing zijn zal de rechtbank verdachte een gevangenisstraf van 48 dagen opleggen. Deze straf is gelijk aan de tijd die verdachte reeds in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd om de in beslag genomen rugsteun, hoedenplank en Ray Ban zonnebril ([nummer 1]) terug te geven aan aangeefster [slachtoffer 2], om de in beslag genomen Ray Ban zonnebril ([nummer 2]) terug te geven aan aangever[aangever]en om de in beslag genomen Maglite verbeurd te verklaren.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft ten aanzien van het beslag geen opmerkingen gemaakt.
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank zal de teruggave van de in beslag genomen rugsteun, hoedenplank en Ray Ban zonnebril ([nummer 1]) aan [slachtoffer 2] gelasten, omdat deze goederen aan haar toebehoren.
De rechtbank zal de teruggave van de in beslag genomen Ray Ban zonnebril ([nummer 2]) aan [aangever] gelasten, omdat dit goed aan hem toebehoort.
De rechtbank zal de teruggave gelasten van de Maglite aan de persoon onder wie dit goed in beslag is genomen, zijnde verdachte [verdachte]. Naar het oordeel van de rechtbank komt dit voorwerp niet voor verbeurdverklaring in aanmerking, omdat niet kan worden vastgesteld dat deze Maglite bij de auto-inbraken is gebruikt.
Voor aanvang van de terechtzitting heeft [benadeelde] zich als benadeelde partij in dit geding gevoegd en een vordering ingediend tot vergoeding van schade ten gevolge van het aan verdachte onder 3 ten laste gelegde feit. De hoogte van die schade wordt door de benadeelde partij begroot op een bedrag van € 150,00.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft geconcludeerd tot toewijzing van de door de benadeelde partij ingediende vordering tot schadevergoeding en zij heeft gevorderd daarbij de schadevergoedingsmaatregel op te leggen.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft aangevoerd dat de benadeelde partij niet-ontvankelijk dient te worden verklaard, omdat niet bewezen kan worden dat verdachte het onder 3 ten laste gelegde feit heeft gepleegd.
Het oordeel van de rechtbank
De benadeelde partij [benadeelde] dient in de door hem ingediende vordering tot schadevergoeding niet-ontvankelijk te worden verklaard nu de verdachte van het hem onder 3 ten laste gelegde zal worden vrijgesproken. De rechtbank zal bepalen dat de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht.
11 DE VORDERING TENUITVOERLEGGING
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd om de bij vonnis van de politierechter in de rechtbank Utrecht van 20 januari 2011 opgelegde voorwaardelijke geldboete van € 100,00 subsidiair twee dagen hechtenis ten uitvoer te leggen.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft opgemerkt dat de vordering tot tenuitvoerlegging kan worden toegewezen.
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank stelt vast dat verdachte zich voor het einde van de proeftijd schuldig heeft gemaakt aan nieuwe strafbare feiten en daarmee de algemene voorwaarde heeft overtreden. Gelet hierop en op het in artikel 14g van het Wetboek van Strafrecht gestelde acht de rechtbank termen aanwezig de vordering tot tenuitvoerlegging van de door de politierechter in de rechtbank Utrecht bij vonnis d.d. 20 januari 2011 voorwaardelijk opgelegde geldboete van € 100,00 subsidiair twee dagen hechtenis toe te wijzen.
12 TOEPASSELIJKHEID WETTELIJKE VOORSCHRIFTEN
De beslissing berust op de artikelen 10, 14g, 27, 45, 57, 63, 310 en 311 van het Wetboek van Strafrecht, zoals de artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.
Vrijspraak
- verklaart niet bewezen hetgeen onder feit 3 aan verdachte is ten laste gelegd en spreekt hem daarvan vrij;
Bewezenverklaring
- verklaart het onder feit 1 en feit 2 ten laste gelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 5 is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat onder feit 1 en feit 2 meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
- verklaart de bewezen verklaarde feiten strafbaar;
- verklaart verdachte strafbaar;
Strafoplegging
- veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 48 dagen;
- bepaalt dat de tijd, door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;
- heft op het reeds geschorste bevel tot voorlopige hechtenis;
Beslag
- gelast de teruggave aan [slachtoffer 2] van de in beslag genomen rugsteun, hoedenplank en Ray Ban zonnebril ([nummer 1]);
- gelast de teruggave aan [aangever] van de in beslag genomen Ray Ban zonnebril ([nummer 2]);
- gelast de teruggave aan de beslagene [verdachte] van de in beslag genomen Maglite;
Benadeelde partij
- bepaalt dat de benadeelde partij [benadeelde] in zijn vordering niet-ontvankelijk is en dat hij zijn vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen;
Vordering tenuitvoerlegging
- wijst de vordering toe;
- gelast de tenuitvoerlegging van de in de zaak met parketnummer 16/098103-10 door de politierechter in de rechtbank Utrecht bij vonnis d.d. 20 januari 2011 voorwaardelijk aan de verdachte opgelegde straf, te weten een geldboete van € 100,00 subsidiair twee dagen hechtenis.
Dit vonnis is gewezen door mr. C.A. de Beaufort, voorzitter, mrs. R.M. van Vuure en
H. Vegter, rechters, in tegenwoordigheid van mr. K.F. van Dam, griffier, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting van 25 maart 2013.