ECLI:NL:RBMNE:2013:CA1792

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
9 april 2013
Publicatiedatum
22 juni 2013
Zaaknummer
07-660136-12
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Tenuitvoerlegging van voorwaardelijke gevangenisstraf na niet-naleving bijzondere voorwaarden

In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 9 april 2013 uitspraak gedaan over de vordering tot tenuitvoerlegging van een voorwaardelijke gevangenisstraf. De veroordeelde, geboren in 1992 en thans verblijvende in PPC Zwolle, had zich niet gehouden aan de bijzondere voorwaarden die aan zijn voorwaardelijke straf waren verbonden. De rechtbank constateerde dat de veroordeelde hulp en begeleiding nodig had en dat de kans op recidive groot was als hij zonder deze ondersteuning op straat zou komen te staan. De rechtbank besloot de voorwaardelijke gevangenisstraf gedeeltelijk ten uitvoer te leggen voor de duur van twee maanden, zodat de reclassering de tijd had om de benodigde hulp en begeleiding te organiseren.

De rechtbank baseerde haar beslissing op een rapport van het Leger des Heils Jeugdzorg & Reclassering, waarin werd aangegeven dat de gesprekken met de veroordeelde moeizaam verliepen en dat hij weigerde mee te werken aan de totstandkoming van een beschermingsbewind. De reclassering had geadviseerd om de voorwaardelijke straf gedeeltelijk ten uitvoer te leggen, zodat er tijd was om de bewindvoering te regelen en een geschikte woonvorm voor de veroordeelde te vinden. De officier van justitie steunde deze vordering, terwijl de raadsman van de veroordeelde pleitte voor een minder strenge aanpak, gezien de bereidheid van de veroordeelde om mee te werken aan de bewindvoering.

Uiteindelijk oordeelde de rechtbank dat de vordering tot tenuitvoerlegging moest worden toegewezen, gezien de niet-naleving van de bijzondere voorwaarden door de veroordeelde. De rechtbank benadrukte dat de veroordeelde nu inzag dat hij hulp nodig had en dat hij bereid was om mee te werken aan de bewindvoering. De rechtbank gelastte de tenuitvoerlegging van de gevangenisstraf voor een gedeelte van twee maanden, waarbij de reclassering de begeleiding na de detentie zou voortzetten.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
Afdeling Strafrecht
Parketnummer: 07.660136-12
Datum: 9 april 2013
Beslissing na voorwaardelijke veroordeling
op de op 15 maart 2013 ter griffie ingekomen vordering van de officier van justitie strekkende tot tenuitvoerlegging van de bij onherroepelijk geworden vonnis van de Meervoudige Strafkamer d.d. 2 oktober 2012 aan
[verdachte]
geboren op [1992] te[geboorteplaats],
thans verblijvende in PPC Zwolle in het kader van de toegewezen vordering tot voorlopige tenuitvoerlegging,
opgelegde voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van drie maanden, waarbij de proeftijd is bepaald op twee jaren en als bijzondere voorwaarden zijn gesteld dat:
- verdachte zich dient te melden bij de verslavingsreclassering in de regio waar hij zich na zijn detentie gaat vestigen en zich blijft melden zo frequent en zolang de reclassering dit noodzakelijk acht;
- verdachte zal deelnemen aan een traject van begeleid wonen, waarbij verdachte zich zal houden aan de aanwijzingen die hem in het kader van dit traject door of namens de instelling zullen worden gegeven.
De mededeling als bedoeld in artikel 366a van het Wetboek van Strafvordering is op
7 november 2012 aan de veroordeelde toegezonden.
Het onderzoek ter openbare terechtzitting heeft plaatsgevonden op 26 maart 2013.
De officier van justitie, de veroordeelde en diens raadsman mr. S.W.T.R. Hermens, advocaat te Almere, zijn op de vordering gehoord. Tevens is gehoord mevrouw M.A. Rebel, als reclasseringswerkster verbonden aan het Leger des Heils Jeugdzorg & Reclassering.
OVERWEEGT
Uit de stukken, waaronder een rapport van het Leger des Heils Jeugdzorg & Reclassering
d.d. 27 februari 2013, en hetgeen bij gelegenheid van het onderzoek ter terechtzitting van
26 maart 2013 naar voren is gebracht, is gebleken dat de veroordeelde de bijzondere voorwaarden niet heeft nageleefd.
De rechtbank maakt uit voornoemd rapport op dat gesprekken van de reclassering met de veroordeelde moeizaam verliepen. Veroordeelde huurde via de instelling Ambulante Hulpverlening Midden Nederland een zelfstandig appartement en hij ontving van deze instelling ambulante woonbegeleiding. Veroordeelde moest de door deze instelling aan hem geleverde zorg betalen uit het door hem ontvangen PGB. Veroordeelde weigerde dit echter en hij had zijn rekening vervolgens leeggehaald en geblokkeerd. De zorginstelling wilde veroordeelde wel verder begeleiden op de voorwaarde dat hij een beschermings-bewindvoering zou accepteren, zodat de instelling de zorg en begeleiding daadwerkelijk betaald zou krijgen. Veroordeelde wilde geen medewerking verlenen aan de totstandkoming van deze bewindvoering.
De reclassering vermeldt verder in het rapport dat als veroordeelde zonder huisvesting op straat komt te staan de verwachting is dat hij zich niet staande kan houden. De kans op een agressiedelict wordt daardoor verhoogd. De reclassering heeft daarom geadviseerd om de opgelegde voorwaardelijke straf partieel ten uitvoer te leggen, zodat de reclassering de tijd heeft om te proberen de bewindvoering te starten en om een geschikte woonvorm voor veroordeelde te vinden. De reclassering heeft daarbij geadviseerd om aan de eerder opgelegde bijzondere voorwaarden de voorwaarde toe te voegen “dat veroordeelde zijn medewerking moet verlenen aan een bewindvoering”.
Mevrouw Rebel heeft ter zitting naar voren gebracht dat de zorginstelling Ambulante Hulpverlening Midden Nederland blijft bij het standpunt dat de instelling wil overwegen om veroordeelde verder te begeleiden als de bewindvoering is gerealiseerd en betalingen vanuit het PGB weer plaatsvinden. Ook de moeilijke begeleidbaarheid van veroordeelde blijft een rol spelen bij die overweging. De reclassering wil proberen om de bewindvoering zo snel mogelijk te regelen. Daarna kan bekeken worden of veroordeelde definitief terug kan naar de zorginstelling. Als dit niet lukt, is de crisisopvang voorlopig het enige alternatief. Het is onduidelijk in hoeverre veroordeelde in dat geval begeleid kan blijven worden.
De officier van justitie heeft gevorderd om de opgelegde voorwaardelijke gevangenisstraf gedeeltelijk ten uitvoer te leggen voor de duur van twee maanden. In de tijd dat veroordeelde deze straf uitzit kan de reclassering aan de slag met de huisvesting en de financiën. Veroordeelde kan in het kader van de resterende voorwaardelijke gevangenisstraf na zijn detentie begeleid blijven worden door de reclassering, zoals in het vonnis omschreven. De officier van justitie heeft gevorderd aan de bijzondere voorwaarden toe te voegen dat veroordeelde zal meewerken aan een bewindvoering.
De raadsman heeft aangevoerd dat veroordeelde nu inziet dat hij hulp nodig heeft en dat hij wil meewerken aan (totstandkoming van) bewindvoering, zodat er weer contact kan worden gelegd met de zorginstelling. De komende weken moet alles op alles worden gezet om de bewindvoering zo snel mogelijk te regelen. De raadsman heeft verzocht om de voorwaardelijke gevangenisstraf voor de helft ten uitvoer te leggen. Binnen die tijd moet het mogelijk zijn om de bewindvoering te regelen, aldus de raadsman. De raadsman heeft toegezegd dat hij en zijn cliënt zich daar in ieder geval voor gaan inzetten. De raadsman heeft verzocht om het meewerken aan een bewindvoering niet als bijzondere voorwaarde op te leggen, omdat veroordeelde heeft gezegd daaraan te willen meewerken.
De veroordeelde heeft ter zitting kenbaar gemaakt dat hij de zorginstelling wil betalen voor de geboden zorg en hij heeft in dat kader toegezegd mee te werken aan een bewindvoering.
De rechtbank is van oordeel dat de voorwaardelijk opgelegde gevangenisstraf ten uitvoer kan worden gelegd, omdat gebleken is dat veroordeelde zich niet aan de afspraken over zijn begeleiding heeft gehouden en hij derhalve de in het vonnis genoemde bijzondere voorwaarden niet heeft nageleefd. Het is de rechtbank ook gebleken dat verdachte hulp en begeleiding nodig heeft en dat als hij zonder die hulp en begeleiding op straat komt te staan de kans op recidive groot is. Nu veroordeelde thans ook inziet dat hij hulp nodig heeft en hij heeft toegezegd mee te zullen werken aan (totstandkoming van) bewindvoering zal de rechtbank hem nog een kans geven en de voorwaardelijke gevangenisstraf gedeeltelijk ten uitvoer leggen voor de duur van twee maanden. In deze periode kan de reclassering de procedure voor het aanvragen van de bewindvoering in gang zetten en proberen huisvesting voor veroordeelde te regelen. De reclassering kan veroordeelde na het uitzitten van de opgelegde straf in het kader van de resterende voorwaardelijke gevangenisstraf de begeleiding blijven bieden die hij nodig heeft.
Nu veroordeelde heeft toegezegd dat hij zal meewerken aan bewindvoering en de raadsman heeft toegezegd daarop te zullen toezien, ziet de rechtbank geen aanleiding om het meewerken aan een bewindvoering als bijzondere voorwaarde op te leggen. De rechtbank zal het advies van de reclassering op dit punt dan ook niet volgen.
De rechtbank is op grond van het bovenstaande van oordeel dat de vordering dient te worden toegewezen.
De rechtbank heeft bij de beslissing gelet op de artikelen 14g, 14h, 14i en 14j van het Wetboek van Strafrecht.
BESLISSING
De rechtbank wijst de vordering toe.
De rechtbank gelast de tenuitvoerlegging van de gevangenisstraf, voor zover voorwaardelijk opgelegd bij voormeld vonnis van 2 oktober 2012, voor een gedeelte van twee maanden.
Aldus gedaan door mr. R.M. van Vuure, voorzitter, mrs. H. Vegter en C.A. de Beaufort, rechters, in tegenwoordigheid van mr. K.F. van Dam als griffier en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 9 april 2013.
Mr. Van Vuure is buiten staat deze beslissing mede te ondertekenen.