ECLI:NL:RBMNE:2013:CA1618

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
26 april 2013
Publicatiedatum
22 juni 2013
Zaaknummer
07.696415-12 + 07.661052-12 (gev.ttz) (P)
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Poging tot doodslag en mishandeling met gevolgen voor slachtoffers

In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 26 april 2013 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die werd beschuldigd van poging tot doodslag en mishandeling. De verdachte heeft op 3 augustus 2012 in Almere een persoon, aangeduid als [slachtoffer], mishandeld door deze met een spiegel tegen het hoofd te slaan. Daarnaast heeft hij op 23 oktober 2012 [slachtoffer 2] mishandeld door haar keel dicht te knijpen en haar meermalen te schoppen en te slaan terwijl zij op de grond lag. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte zich bewust was van de aanmerkelijke kans dat zijn handelen zou kunnen leiden tot de dood van [slachtoffer 2]. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld voor de mishandeling van [slachtoffer] en de poging tot doodslag op [slachtoffer 2]. De rechtbank heeft ook de mishandeling van een ambtenaar, hoofdagente [verbalisant], bewezen verklaard, waarbij de verdachte haar tijdens zijn aanhouding heeft mishandeld. De rechtbank heeft rekening gehouden met de psychische toestand van de verdachte, die als licht verminderd toerekeningsvatbaar werd beschouwd. De strafoplegging omvatte een jeugddetentie van 10 maanden, waarvan 5 maanden voorwaardelijk, en bijzondere voorwaarden voor begeleiding en behandeling. Tevens is de verdachte veroordeeld tot schadevergoeding aan [slachtoffer 2] voor de geleden schade.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
Afdeling strafrecht
Parketnummers: 07.696415-12 + 07.661052-12 (gev.ttz) (P)
Vonnis van de meervoudige kamer d.d. 26 april 2013
in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren op [1994] te [geboorteplaats] (Irak)
wonende te [woonplaats], [adres],
thans verblijvende in Jeugdinrichting Rentray te Lelystad.
1 HET ONDERZOEK TER TERECHTZITTING
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het onderzoek ter terechtzitting achter gesloten deuren is aangevangen op 31 januari 2013. Het onderzoek ter terechtzitting is vervolgens hervat op 12 april 2013 te Lelystad, waarbij de verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. O. Bolluyt, advocaat te Lelystad.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie mr. W.S. Ludwig en van de standpunten door de raadsman van verdachte naar voren gebracht.
2 DE TENLASTELEGGING
De verdachte is, na een wijziging tenlastelegging, ten laste gelegd dat:
Parketnummer 07.696415-12
hij op of omstreeks 03 augustus 2012 in de gemeente Almere opzettelijk mishandelend een persoon (te weten [slachtoffer]), meermalen, in elk geval éénmaal, (telkens) (met kracht) met (een zijkant van) een spiegel, althans met een hard (scherp) voorwerp, tegen/op het (achter)hoofd/de nek, in elk geval tegen/op het lichaam, heeft geslagen, waardoor deze letsel heeft bekomen en/of pijn heeft ondervonden.
Parketnummer 07.661052-12
1. hij op of omstreeks 23 oktober 2012 in de gemeente Almere ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om opzettelijk [slachtoffer 2] van het leven te beroven, met dat opzet
- die [slachtoffer 2] (terwijl zij op de grond lag) de keel heeft dichtgeknepen en/of
- meermalen met kracht tegen/op het hoofd en/of tegen/op het bovenlichaam, althans tegen/op het (gehele) lichaam, heeft geschopt/getrapt en/of geslagen/gestompt, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 23 oktober 2012 in de gemeente Almere ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan een persoon genaamd [slachtoffer 2], opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet
- die [slachtoffer 2] (terwijl zij op de grond lag) de keel heeft dichtgeknepen en/of
- meermalen met kracht tegen/op het hoofd en/of tegen/op het bovenlichaam, althans tegen/op het (gehele) lichaam, heeft geschopt/getrapt en/of geslagen/gestompt, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 23 oktober 2012 in de gemeente Almere opzettelijk mishandelend [slachtoffer 2] (terwijl zij op de grond lag) de keel heeft dichtgeknepen en/of (meermalen) met kracht tegen/op het hoofd en/of tegen/op het lichaam geschopt/getrapt en/of geslagen/gestompt.
2.
hij op of omstreeks 23 oktober 2012 in de gemeente Almere, opzettelijk mishandelend een ambtenaar, te weten [verbalisant] (hoofdagent van politie bij de regiopolitie Flevoland), gedurende en/of ter zake van de rechtmatige uitoefening van haar bediening, bij de nek/keel/hals, althans bij het lichaam, heeft (vast)gepakt en/of (tegelijkertijd) (met kracht) een knietje tegen/op de buik, althans tegen/op het lichaam, heeft gegeven tengevolge waarvan die [verbalisant] uit balans is geraakt en/of (met de ellebo(o)g(en) tegen een muur is aangekomen/gevallen, waardoor voornoemde ambtenaar letsel heeft bekomen en/of pijn heeft ondervonden;
De rechtbank verbetert in de tenlastelegging een aantal kennelijke schrijffouten. De verdachte wordt blijkens het onderzoek ter terechtzitting daardoor niet in zijn verdediging geschaad.
De rechtbank nummert de bij dagvaarding met parketnummer 07.661052-12 onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten als feiten 2 en 3.
3 DE VOORVRAGEN
De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zijzelf bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in zijn vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.
4 DE BEWIJSMIDDELEN EN DE BEOORDELING DAARVAN
Inleiding
Ten aanzien van het onder 1 ten laste gelegde
Op 9 augustus 2012 doet [slachtoffer] aangifte. Hij verklaarde dat hij op 3 augustus 2012 in [woonplaats] in de woning van het begeleid wonentraject van [naam] mishandeld is door [verdachte]. [verdachte] probeerde hem met een spiegel, die door midden gebroken was, te slaan. Uiteindelijk sloeg [verdachte] aangever met zijn vuisten en gooide met een hard voorwerp tegen zijn hoofd.
Diverse getuigen zijn gehoord. Verdachte ontkent het ten laste gelegde.
Ten aanzien van het onder 2 en 3 ten laste gelegde
Op 23 oktober 2012 krijgen verbalisanten de melding om naar de [adres] in [woonplaats] te gaan. Aldaar zou een vrouw mishandeld zijn door haar huisgenoot [verdachte]. Ter plaatse treffen de verbalisanten een huilende vrouw aan met een dik opgezwollen rechteroog. Zij verklaart dat zij zojuist mishandeld is en doet aangifte tegen [verdachte]. Aangeefster [slachtoffer 2] verklaart dat [verdachte] haar meerdere keren met zijn vuisten op haar hoofd heeft geslagen en haar probeerde te wurgen.
Verbalisanten zien [verdachte] en roepen hem aan stil te blijven staan. [verdachte] springt vervolgens op verbalisant [verbalisant] en doet zijn armen om haar nek en geeft haar een knietje in haar buik. Verbalisant [verbalisant] doet aangifte tegen [verdachte].
[verdachte] wordt aangehouden als verdachte. Hij ontkent dat hij geprobeerd heeft [slachtoffer 2] te wurgen en verbalisante [verbalisant] te hebben mishandeld.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd verdachte te veroordelen ter zake van de mishandeling van [slachtoffer], de poging doodslag op [slachtoffer 2] en de mishandeling van hoofdagente [verbalisant]. Daartoe heeft hij verwezen naar de zich in de dossiers bevindende aangiften, de getuigenverklaringen, de letselverklaring en het proces-verbaal van bevindingen.
Ter zake van de poging doodslag op [slachtoffer 2] heeft de officier van justitie voorts nog verwezen naar het zwart voor de ogen worden, het slapper worden van het lichaam en het verliezen van het bewustzijn. Getuigen [getuige 1] en [getuige 2] hebben verklaard dat het ongeveer een minuut duurde voordat zij bij verdachte en [slachtoffer 2] stonden en verdachte stopte met het dichtknijpen van de keel van [slachtoffer 2].
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft vrijspraak bepleit van de onder 2 ten laste gelegde poging tot doodslag en de onder 3 ten laste gelegde mishandeling van hoofdagente [verbalisant]. Voorts heeft hij zich met betrekking tot de onder 1 ten laste gelegde mishandeling en de onder 2 subsidiair ten laste gelegde poging zware mishandeling gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
Daartoe heeft hij aangevoerd dat verdachte de verwurging van [slachtoffer 2] ontkent. De verklaring van aangeefster worden niet geheel ondersteund door de getuigenverklaringen en de striemen in de nek/hals van aangeefster zijn niet dusdanig dat de dood in had kunnen treden. Met betrekking tot de mishandeling van hoofdagente [verbalisant] is er onvoldoende wettig en overtuigend bewijs voor handen om tot een veroordeling te komen. In het proces-verbaal wordt er met geen woord gerept over het tegen de muur aan vallen van [verbalisant].
Het oordeel van de rechtbank
Ten aanzien van het onder 1 ten laste gelegde
De rechtbank is van oordeel dat de onder 1 ten laste gelegde mishandeling van [slachtoffer] wettig en overtuigend bewezen kan worden verklaard. Zij overweegt daartoe het navolgende.
Gelet op de verklaring van aangever [slachtoffer] en de getuigenverklaringen van [getuige 3] en van [getuige 4] acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte [slachtoffer] op 3 augustus 2012 in [woonplaats] heeft mishandeld door met een spiegel tegen het achterhoofd te slaan.
Ten aanzien van het onder 2 primair ten laste gelegde
De rechtbank is van oordeel dat de onder 2 primair ten laste gelegde poging tot doodslag op [slachtoffer 2] wettig en overtuigend bewezen kan worden verklaard. Zij overweegt daartoe het navolgende.
De rechtbank zich voor de vraag geplaatst of verdachte op 23 oktober 2012 in [woonplaats] heeft gepoogd [slachtoffer 2] van het leven te beroven.
Verdachte ontkent niet dat hij tegen het hoofd en het lichaam van [slachtoffer 2] geschopt/getrapt en geslagen heeft. Hij betwist echter dat hij de keel van [slachtoffer 2] dicht heeft geknepen.
- dichtknijpen van de keel
De rechtbank is van oordeel dat verdachte de keel van [slachtoffer 2] heeft dichtgeknepen. Zij verwijst daartoe naar de hierna genoemde bewijsmiddelen.
[slachtoffer 2] heeft verklaard: “Op een gegeven moment lag ik op de grond en pakte verdachte mij bij mijn keel. [verdachte] deed zijn beide handen om mijn keel. Ik voelde dat [verdachte] heel hard mijn keel dichtkneep.” . De verklaring van aangeefster wordt ondersteund door de getuigenverklaringen van [getuige 1] en [getuige 2] . Beide getuigen verklaren dat zij zagen dat verdachte zijn handen om de hals van een vrouw had en deze vrouw aan het wurgen was.
Ten slotte blijkt uit de geneeskundige verklaring dat aangeefster [slachtoffer 2] in de hals links van het strottenhoofd een ½ cm brede 2 cm lange rode bloeduitstorting had.
- schoppen/trappen en slaan/stompen tegen het hoofd en het bovenlichaam
De rechtbank is van oordeel dat verdachte tegen het bovenlichaam en het hoofd van aangeefster [slachtoffer 2] heeft geschopt en geslagen. Zij overweegt daartoe het navolgende.
Nu verdachte tijdens de terechtzitting van 31 januari 2013 heeft verklaard dat hij aangeefster [slachtoffer 2] twee klappen heeft gegeven, volstaat de rechtbank op grond van het bepaalde in artikel 359, derde lid, van het Wetboek van Strafvordering, met een opgave van de bewijsmiddelen. Voor het bewijs verwijst de rechtbank naar de aangifte van [slachtoffer 2] en de verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 31 januari 2013.
De rechtbank is van oordeel dat voor de bewezenverklaring van het schoppen/trappen tegen het hoofd en het bovenlichaam van verdachte de aangifte van [slachtoffer 2] voldoende ondersteund wordt door de letselverklaring.
- opzet op de dood
Ten aanzien van voorwaardelijk opzet overweegt de rechtbank dat voorwaardelijk opzet op een bepaald gevolg – in casu de dood van slachtoffer [slachtoffer 2]– aanwezig is indien verdachte zich willens en wetens heeft blootgesteld aan de aanmerkelijke kans dat dat gevolg zal intreden. De beantwoording van de vraag of de gedragingen van verdachte de aanmerkelijke kans op een bepaald gevolg in het leven roept, is afhankelijk van de omstandigheden van het geval, waarbij betekenis toekomt aan de aard van de gedragingen en de omstandigheden waaronder deze zijn verricht.
Aanwezigheid van de aanmerkelijke kans
Bij de beantwoording van de vraag of een aanmerkelijke kans op een dodelijke afloop heeft bestaan wordt vooropgesteld dat het een feit van algemene bekendheid is dat het hoofd met de zich daarin bevindende hersenen kwetsbaar is en dat verwondingen aan het hoofd levensbedreigend kunnen zijn. De rechtbank overweegt dat door meerdere malen krachtig tegen het hoofd te slaan en te schoppen en de keel van aangeefster [slachtoffer 2] dicht te knijpen, terwijl zij op de grond lag, dusdanig ernstig letsel had kunnen ontstaan waardoor [slachtoffer 2] had kunnen overlijden. Wanneer deze kans wordt bezien binnen de omstandigheden van dit geval, dan groeit deze kans uit tot een aanmerkelijke kans op dat dodelijke letsel. Getuigen [getuige 1] en [getuige 2] verklaarden immers dat zij zagen dat verdachte nadat beide getuigen hard op de ruiten hadden geslagen niet ophield met de verwurging van [slachtoffer 2]. Verdachte hield pas op toen de getuigen in de woning waren en meerdere malen geroepen hadden dat hij moest stoppen. Getuige [getuige 1] heeft bovendien ter terechtzitting van 31 januari 2013 verklaard dat hij er van overtuigd was dat verdachte de vrouw had vermoord als hij en zijn collega [getuige 2] er niet waren geweest.
Wetenschap van de aanmerkelijke kans
Bij de vraag of de verdachte wetenschap had van die aanmerkelijke kans moet als uitgangpunt gelden dat de hiervoor geschetste kans op een dodelijke afloop welhaast als van feit van algemene bekendheid kan worden gezien. Door de keel dicht te knijpen van [slachtoffer 2] en dit – gelet op de getuigenverklaringen- enkele minuten te doen, terwijl het een feit van algemene bekendheid is dat een persoon hierdoor geen adem kan halen, is voldoende om vast te stellen dat verdachte zich bewust was van het (levens)gevaar van zijn handelen. Wanneer deze bewustheid wordt bezien in samenhang met het geschetste feit van algemene bekendheid, is de rechtbank van oordeel dat op grond hiervan de wetenschap van de aanmerkelijke kans bij de verdachte moet worden aangenomen.
Bewuste aanvaarding van de aanmerkelijke kans
Nu de verklaring van de verdachte geen inzicht geeft omtrent hetgeen ten tijde van de gedragingen in hem is omgegaan, zal de bewuste aanvaarding in casu afhangen van de feitelijke omstandigheden. Daarbij zijn de aard van de gedragingen en de omstandigheden waaronder die zijn verricht van belang. Verdachte heeft meerdere malen op aangeefster [slachtoffer 2] ingeslagen en geschopt en met twee handen haar keel dichtgeknepen. Verdachte is zelfs doorgegaan ondanks het letsel wat hij al toegebracht had en ondanks het slaan op de ruiten door getuigen [getuige 1] en [getuige 2]. Dat verdachte ondanks het reeds ontstane letsel door bleef gaan met het inslaan op [slachtoffer 2] en het dichtknijpen van haar keel, is onder meer af te leiden uit de verklaring van getuige [getuige 2]. Hij verklaarde ter terechtzitting van 31 januari 2013: “Wij zagen door het raam dat verdachte op het slachtoffer zat, dat het slachtoffer onder het bloed zat en dat verdachte op haar insloeg. Getuige [getuige 1] verklaarde ter terechtzitting van 31 januari 2013: “Wij keken door een raam en zagen dat verdachte op zijn knieën op een meisje zat. Het meisje bloedde, lag op haar rug en verdachte had zijn arm om haar nek. Het meisje huilde en maakte een geluid alsof zij stikte.”
De rechtbank is derhalve van oordeel dat verdachte deze aanmerkelijke kans bovendien bewust heeft aanvaard.
Ten aanzien van het onder 3 ten laste gelegde
De rechtbank is van oordeel dat de onder 3 ten laste gelegde mishandeling van hoofdagente [verbalisant] wettig en overtuigend bewezen kan worden. Zij overweegt daartoe het navolgende.
Zoals hiervoor onder de inleiding genoemd is doet hoofdagente [verbalisant] op 23 oktober 2012 aangifte. Zij verklaarde dat zij tijdens de aanhouding van verdachte in [woonplaats] door hem mishandeld is. Verdachte legde zijn armen om haar nek en gaf [verbalisant] een knietje in haar buik. Hoofdagente [verbalisant] raakte hierdoor uit balans en klapte tegen een muur aan en stootte haar elleboog. Hierdoor liep zij een wondje op en deed haar elleboog pijn. De verklaring van hoofdagent [verbalisant 2] - opgenomen in het proces-verbaal van bevindingen – ondersteunt de verklaring van aangeefster [verbalisant]. Hij verklaart dat hij bij zijn collega [verbalisant] was vanaf het moment dat verdachte zijn armen om haar nek legde. Verdachte sprong met kracht op [verbalisant] waardoor zij achteruit deinsde.
De rechtbank is van oordeel dat op grond van voornoemde bewijsmiddelen een bewezenverklaring voor het onder 3 ten laste gelegde kan volgen.
5 BEWEZENVERKLARING
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat:
1.
hij op 03 augustus 2012 in de gemeente Almere opzettelijk mishandelend een persoon te weten [slachtoffer], met een spiegel, tegen het achterhoofd, heeft geslagen, waardoor deze letsel heeft bekomen en pijn heeft ondervonden.
2.
hij op 23 oktober 2012 in de gemeente Almere ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om opzettelijk [slachtoffer 2] van het leven te beroven, met dat opzet
- die [slachtoffer 2] terwijl zij op de grond lag de keel heeft dichtgeknepen en
- meermalen tegen het hoofd en tegen het bovenlichaam, heeft geschopt/getrapt en geslagen/gestompt, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
3.
hij op 23 oktober 2012 in de gemeente Almere, opzettelijk mishandelend een ambtenaar, te weten [verbalisant] hoofdagent van politie bij de regiopolitie Flevoland, ter zake van de rechtmatige uitoefening van haar bediening, bij de nek heeft vastgepakt en tegelijkertijd een knietje tegen de buik, heeft gegeven tengevolge waarvan die [verbalisant] uit balans is geraakt en met de elleboog tegen een muur is aangekomen/gevallen, waardoor voornoemde ambtenaar letsel heeft bekomen en pijn heeft ondervonden.
Van het onder 1, 2 primair en 3 meer of anders ten laste gelegde zal verdachte worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet wettig en overtuigend bewezen acht.
6 KWALIFICATIE
Het bewezene levert op:
Onder 1:
Mishandeling.
Onder 2 primair:
Poging doodslag.
Onder 3:
Mishandeling, terwijl het misdrijf wordt gepleegd tegen een ambtenaar gedurende of ter zake van de rechtmatige uitoefening van zijn bediening.
7 STRAFBAARHEID
De feiten en verdachte zijn strafbaar, nu geen feiten of omstandigheden zijn gebleken die die strafbaarheid zouden opheffen of uitsluiten.
8 STRAFOPLEGGING
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte ter zake van de door hem bewezen geachte feiten zal worden veroordeeld tot 10 maanden jeugddetentie waarvan 5 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaar en daaraan de bijzondere voorwaarden gekoppeld zoals geadviseerd door Bureau Jeugdzorg. De officier van justitie heeft bij deze strafeis rekening gehouden met de licht verminderde toerekeningsvatbaarheid van verdachte.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft ten aanzien van een op te leggen straf primair opgemerkt dat het reeds ondergane voorarrest afdoende is. Subsidiair heeft hij verzocht de eis van de officier van justitie te matigen.
Het oordeel van de rechtbank
Gelet op de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, op de omstandigheden waaronder verdachte zich daaraan heeft schuldig gemaakt en op de persoon van de verdachte, zoals van een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken, acht de rechtbank de na te noemen beslissing passend.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een drietal strafbare feiten, te weten twee mishandelingen, waarvan één gericht tegen een ambtenaar, en een poging doodslag. Verdachte heeft blijk gegeven van een schrijnend gebrek aan respect voor de lichamelijke integriteit van zijn medemens. Het gebeuren heeft voor het slachtoffer zowel lichamelijk nadelige gevolgen gehad, alsmede de nodige psychische gevolgen, zoals blijkt uit haar slachtofferverklaring. De omstandigheid dat slachtoffers als gevolg van dit soort misdrijven nog langdurig last kunnen hebben van nadelige psychische gevolgen, zoals gevoelens van angst en onveiligheid, weegt de rechtbank mee bij de bepaling van de strafmaat. Daarbij komt dat deze gebeurtenis voor het slachtoffer ook heel anders kunnen aflopen.
De rechtbank heeft kennis genomen van de pro justitia rapportages van psychiater I. Hazemeijer d.d.19 januari 2013 en GZ-psycholoog K.T.E. Zaszios. Psychiater Hazemeijer concludeert dat er bij verdachte sprake is van een gebrekkige ontwikkeling van zijn geestesvermogens, welke te omschrijven is als een hechtingsstoornis van het geremde type en zwakbegaafdheid. Door de gebrekkige emotionele ontwikkeling kan verdachte met een primitieve afweer zijn negatieve emoties loochenen. Verdachte kan moeilijker dan de gemiddelde mens omgaan met sociale relaties en met heftige emotionele conflictsituaties. Dit was ten tijde van het ten laste gelegde ook het geval. Verdachte kan derhalve als licht verminderd toerekeningsvatbaar worden aangemerkt. GZ-psycholoog Zaszios onderschrijft deze conclusie.
De rechtbank neemt deze conclusies over en houdt bij de strafoplegging rekening met de licht verminderde toerekeningsvatbaarheid van verdachte.
Ten aanzien van de strafmodaliteit hebben psychiater Hazemeijer en GZ-psycholoog Zaszios geadviseerd om een ambulante behandeling bij De Waag of Bascule op te leggen, gericht op het verstrekken van sociale vaardigheden en zicht krijgen en omgaan met emoties en impulsen. Daarnaast moet verdachte zich richten op een opleiding en wonen en daarin kan hij mogelijk ondersteund worden door Digg’out.
Bij de straftoemeting houdt de rechtbank voorts rekening met de richtlijnen van Landelijk overleg van voorzitters van de strafsectoren (LOVS) en het uittreksel justitiële documentatie d.d. 28 maart 2013.
Voorts heeft de rechtbank rekening gehouden met de rapportage van Bureau Jeugdzorg d.d. 4 april 2013. De jeugdreclassering concludeert dat het van belang is om verdachte in positieve richting bij te sturen. Naast een ambulante behandeling die gericht is op het vergroten van sociale vaardigheden en emotieregulatie dient de nadruk gelegd te worden op een individueel traject om zodoende een vertrouwensbasis te creëren. Tevens dient de begeleiding gericht te zijn op opleiding en wonen.
De rechtbank ziet in het voorgaande aanleiding om een gedeelte van de straf voorwaardelijk op te leggen. Dit om verdachte te beletten opnieuw strafbare feiten te plegen maar ook om begeleiding in een gedwongen kader mogelijk te maken. Daarnaast is de rechtbank van oordeel dat een onvoorwaardelijke vrijheidsstraf noodzakelijk is, omdat aard en ernst van het bewezen en strafbare verklaarde, door een lichtere strafrechtelijke afdoening van de zaak miskend zouden worden. Bijzondere omstandigheden die tot een ander oordeel zouden moeten voeren, acht de rechtbank niet aanwezig.
9 DE BENADEELDE PARTIJ
Voor aanvang van de terechtzitting heeft [slachtoffer 2] zich als benadeelde partij in dit geding gevoegd en een vordering ingediend tot vergoeding van schade ten gevolge van het aan verdachte onder 2 ten laste gelegde feit. De hoogte van die schade wordt door de benadeelde partij begroot op een bedrag van € 765,12 ( immateriële schade van € 750, - en materiële schade van € 15,12)
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd de vordering van de benadeelde partij geheel toe te wijzen met de schadevergoedingsmaatregel.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft verzocht de vordering van de benadeelde partij te matigen, nu de raadsman vrijspraak heeft betoogd van het onder 2 primair ten laste gelegde.
Het oordeel van de rechtbank
Bij het onderzoek ter terechtzitting is komen vast te staan dat de benadeelde partij [slachtoffer 2] rechtstreeks schade heeft geleden ten gevolge van het onder 2 primair bewezen verklaarde feit. De hoogte van die schade is genoegzaam komen vast te staan tot een bedrag van € 765,12, vermeerderd met de kosten die – tot op heden – worden begroot op nihil.
De vordering van de benadeelde partij, die in die vordering ontvankelijk is, is toewijsbaar.
De rechtbank ziet, gelet op het feit dat de onder 2 primair poging tot doodslag bewezen is verklaard, geen noodzaak om de vordering te matigen.
De rechtbank zal voorts aan de verdachte op de voet van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht de verplichting opleggen tot betaling aan de Staat van een geldsom van € 765,12 ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer 2].
10 TOEPASSELIJKHEID WETTELIJKE VOORSCHRIFTEN
De beslissing berust op de artikelen 27, 36f, 45, 57, 77a, 77g, 77h, 77i, 77x, 77y, 77z, 77aa, 287, 300 en 304 van het Wetboek van Strafrecht, zoals de artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.
11 BESLISSING
De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het onder 1, 2 primair en 3 ten laste gelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 5 is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat onder 1, 2 primair en 3 meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
- verklaart de bewezen verklaarde feiten strafbaar;
- verklaart verdachte strafbaar;
Strafoplegging
- veroordeelt de verdachte tot een jeugddetentie voor de duur van 10 maanden;
- bepaalt dat van de jeugddetentie een gedeelte, groot 5 maanden niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders zal gelasten, omdat de verdachte zich vóór het einde van de proeftijd van 2 jaren aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt of wanneer de verdachte gedurende de proeftijd van 2 jaren de volgende bijzondere voorwaarden niet heeft nageleefd;
- stelt als bijzondere voorwaarden dat de verdachte gedurende de proeftijd van 2 jaar:
* zich bij Bureau Jeugdzorg zal melden, zolang de jeugdreclassering dit noodzakelijk acht;
* medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht door Bureau Jeugdzorg, bedoeld in artikel 77aa van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen:
* mee dient te werken aan ITB Criem indien de jeugdreclassering dit noodzakelijk acht;
* zal verblijven bij zijn zus in Heerhugowaard en aanvullend zal worden begeleid voor individueel wonen;
* zich onder behandeling zal stellen bij GGZ Noord-Holland of een soortgelijke instelling op de tijden en plaatsen als door of namens de GGZ Noord-Holland of een soortgelijke instelling aan te geven, teneinde zich te laten behandelen;
* mee dient te werken aan de aanmelding, intake en opname ten behoeve van dagbesteding in de vorm van onderwijs of werk;
* mee dient te werken aan begeleiding verricht door Digg’out;
- waarbij de Jeugdreclassering opdracht wordt gegeven toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de verdachte ten behoeve daarvan te begeleiden;
- bepaalt dat de tijd, door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde jeugddetentie in mindering zal worden gebracht;
- heft op het (geschorste) bevel tot voorlopige hechtenis;
Benadeelde partij
- veroordeelt de verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer 2], wonende te [woonplaats], van een bedrag van € 765,12 (waarvan € 750, - immateriële schade) (zegge: zevenhonderdvijfenzestig euro en twaalf eurocent), vermeerderd met de wettelijke rente sinds de dag waarop het thans bewezen verklaarde feit jegens de benadeelde partij werd gepleegd, te weten 23 oktober 2012, tot die van de voldoening;
- veroordeelt de verdachte voorts in de kosten, door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken;
- legt op aan de verdachte de verplichting tot betaling aan de Staat van een bedrag groot
€ 765, 12 ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer 2] voornoemd, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 15 dagen hechtenis;
- bepaalt dat, indien de verdachte (gedeeltelijk) heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat, daarmee verdachtes verplichting tot betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer 2] (in zoverre) komt te vervallen en andersom dat, indien de verdachte (gedeeltelijk) heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer 2], daarmee verdachtes verplichting tot betaling aan de Staat (in zoverre) komt te vervallen;
Dit vonnis is gewezen door mr. A. van Holten, voorzitter, tevens kinderrechter, mrs. G. Blomsma en F.H. Schormans, rechters, in tegenwoordigheid van mr. J.E. Doornwaard, griffier, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting van 26 april 2013.