ECLI:NL:RBMNE:2013:CA1459
Rechtbank Midden-Nederland
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- R.J. Verschoof
- D.M. Staal
- R.D.C. Jonker
- Rechtspraak.nl
Faillietverklaring van een besloten vennootschap en de hoofdelijkheid van de schuldenaar
In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 28 mei 2013 uitspraak gedaan over een verzoek tot faillietverklaring van een schuldenaar, die tijdens de oprichting van zijn besloten vennootschap verplichtingen is aangegaan jegens de verzoekers. De verzoekers, vertegenwoordigd door advocaat mr. A.M.C. van Dalen, hebben vorderingen op de schuldenaar, die zijn ontstaan uit handelingen die de schuldenaar heeft verricht namens de vennootschap in oprichting. De rechtbank heeft vastgesteld dat de schuldenaar in een toestand verkeert waarin hij heeft opgehouden te betalen, en dat er geen verzoekschrift tot toepassing van de schuldsaneringsregeling is ingediend door de schuldenaar.
De rechtbank heeft de bevoegdheid van de Nederlandse rechter bevestigd op basis van de EU Insolventieverordening, aangezien het centrum van de voornaamste belangen van de schuldenaar zich niet in een andere lidstaat bevindt. De rechtbank heeft de argumenten van de schuldenaar, die stelde dat de vorderingen van de verzoekers niet vaststaan, verworpen. Er zijn namelijk in kracht van gewijsde gegane vonnissen die de vorderingen van de verzoekers bevestigen. De rechtbank heeft ook opgemerkt dat de schuldenaar geen juridische stappen heeft ondernomen om zijn tegenvorderingen te onderbouwen.
De rechtbank concludeert dat de verzoekers hun vorderingen op de schuldenaar persoonlijk hebben, ondanks de bekrachtiging van de verbintenissen door de besloten vennootschap op de dag van oprichting. De rechtbank heeft de schuldenaar in staat van faillissement verklaard, waarbij de curator is belast met het openen van de aan de gefailleerde gerichte brieven en telegrammen. Deze uitspraak is gedaan in het kader van de artikelen 1, 2, 4, 6 en 14 van de Faillissementswet.