RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
Afdeling Strafrecht
Zittingslocatie Utrecht
Parketnummer: 16/661124-13 en 09-607053-11 (TUL) (P)
vonnis van de meervoudige strafkamer van 17 mei 2013.
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [1976],
ingeschreven in de gemeentelijke basisadministratie persoonsgegevens op het adres
[adres], [woonplaats],
thans gedetineerd in het Huis van Bewaring “Nieuwegein” te Nieuwegein.
1. Het onderzoek ter terechtzitting
Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 6 mei 2013.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie en van wat verdachte en de advocaat, mr. J.J.J. van Rijsbergen, naar voren hebben gebracht.
De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
primair: op 28 januari 2013 in Soest [benadeelde] zwaar lichamelijk letsel heeft toegebracht;
subsidiair: op 28 januari 2013 in Soest heeft geprobeerd [benadeelde] zwaar lichamelijk letsel toe te brengen;
meer subsidiair: op 28 januari 2013 in Soest [benadeelde] heeft mishandeld.
De dagvaarding is geldig, deze rechtbank is bevoegd tot kennisneming van het ten laste gelegde feit en de officier van justitie is ontvankelijk. Er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.
4. Waardering van het bewijs
4.1 Het standpunt van het Openbaar Ministerie
De officier van justitie acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het primair aan hem tenlastegelegde heeft begaan.
4.2 Het standpunt van de verdediging
De verdediging is van mening dat de rechtbank niet tot een bewezenverklaring kan komen van het aan verdachte ten laste gelegde feit. Hiertoe heeft de raadsman het volgende aangevoerd:
Verdachte had geen opzet op het aan hem primair, subsidiair en meer subsidiair tenlastegelegde en moet daarvan worden vrijgesproken. De lezing van verdachte is, dat hij aangever niet heeft gestoken en dat hij, pas nadat aangever naar binnen is gegaan, zijn mes heeft gepakt. Deze verklaring vindt steun in het rapport van het NFI, waaruit blijkt dat geen DNA-materiaal van aangever op het mes is aangetroffen. Ook uit de verklaringen van de getuigen blijkt niet dat verdachte stekende bewegingen zou hebben gemaakt.
Subsidiair heeft de verdediging betoogd dat de verwonding van aangever niet kan worden aangemerkt als zwaar lichamelijk letsel, zodat het primair ten laste gelegde niet bewezen kan worden verklaard.
4.3 Het oordeel van de rechtbank
Feiten en omstandigheden
De rechtbank gaat uit van de volgende feiten en omstandigheden.
Aangever [benadeelde] (hierna: [benadeelde]) heeft verklaard dat [verdachte], die hij altijd [naam] noemt, op 28 januari 2013 bij het poetsbedrijf in Soest kwam. Voorts heeft aangever [benadeelde] verklaard dat [naam] een mes uit zijn binnenzak haalde. Aangever probeerde het mes van zich af te wenden en zichzelf te verdedigen en er ontstond een worsteling. Nadat aangever naar binnen ging, zag hij een snee in zijn linkerduim.
Getuige [getuige] heeft verklaard dat hij [naam] hoorde zeggen dat hij[benadeelde]buiten wilde spreken. Voorts heeft getuige [getuige] verklaard dat [naam] buiten een mes uit zijn jas pakte en er een worsteling ontstond tussen [naam] en [benadeelde]. Getuige [getuige] zag dat [naam][benadeelde] met het mes in de duim van zijn linkerhand sneed.
Verdachte heeft verklaard dat zijn bijnaam [naam] is.
Uit de medische verklaring van aangever blijkt dat sprake is van strekpeesletsel en dat aangever hiervoor geopereerd dient te worden. De duur van de genezing wordt geschat op 2 tot 3 maanden.
Op 11 april 2013 heeft aangever [benadeelde] verklaard dat hij nog niet honderd procent kan functioneren en dat hij zijn duim niet meer helemaal kan buigen.
Bewijsoverwegingen
Gelet op de inhoud van de hierboven genoemde bewijsmiddelen hecht de rechtbank geen geloof aan de verklaring van verdachte dat hij, pas nadat aangever na de worsteling naar binnen is gegaan, zijn mes heeft gepakt.
Zware mishandeling
Anders dan de verdediging is de rechtbank van oordeel dat sprake is van zwaar lichamelijk letsel. Uit de medische verklaring blijkt dat de duur van de genezing wordt geschat op twee tot drie maanden. Bovendien was voor een goed herstel een operatie noodzakelijk. Daarnaast blijkt uit het verhoor van aangever op 11 april 2013 dat aangever op dat moment nog steeds niet volledig kon functioneren. Gelet op bovengenoemde omstandigheden dient het letsel van aangever naar het oordeel van de rechtbank als zwaar lichamelijk letsel te worden aangemerkt.
Het opzet
De rechtbank is tevens van oordeel dat verdachte het opzet heeft gehad op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel aan [benadeelde]. Verdachte is naar [benadeelde] toegegaan. Hij vroeg [benadeelde] naar buiten te komen. Toen [benadeelde] eenmaal buiten was, haalde verdachte direct een mes tevoorschijn uit zijn jas en ging daarmee de confrontatie met [benadeelde] aan. Hieruit volgt, naar het oordeel van de rechtbank, dat verdachte het opzet heeft gehad op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel aan [benadeelde]. Immers, verdachte heeft met een mes op zak de confrontatie met [benadeelde] opgezocht. Vervolgens heeft hij het mes in zijn hand genomen waarna een worsteling is ontstaan. Hij heeft naar het oordeel van de rechtbank hiermee willens en wetens de aanmerkelijke kans aanvaard dat [benadeelde] zwaar lichamelijk letsel zou oplopen.
De rechtbank acht op grond van de in rubriek 4.3 genoemde bewijsmiddelen bewezen dat verdachte
op 28 januari 2013 te Soest aan [benadeelde] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel (doorgesneden pees in de duim) heeft toegebracht door voornoemde [benadeelde] opzettelijk met een mes in diens duim te snijden.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten staan, zijn deze verbeterd. Verdachte is hierdoor niet in de verdediging geschaad.
6. De strafbaarheid van het feit
Het bewezen geachte feit is volgens de wet strafbaar als
Primair: Zware mishandeling.
Het bestaan van een rechtvaardigingsgrond is niet aannemelijk geworden.
7. De strafbaarheid van verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.
8. Motivering van de straffen en maatregelen
8.1 De eis van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte voor het door haar primair bewezen geachte feit zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf van 10 maanden, met aftrek van voorarrest, waarvan 4 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaren, met de bijzondere voorwaarden dat verdachte zich onder reclasseringstoezicht zal stellen, (indien nodig) zal meewerken aan een gedragsinterventie en aangever [benadeelde] en zijn directe familieleden (vrouw en kinderen) niet actief zal benaderen.
8.2 Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft opgemerkt dat de eis van de officier van justitie niet onredelijk is en dat het in ieder geval van belang is dat verdachte hulp krijgt van de reclassering. Een contactverbod is volgens de verdediging niet nodig, aangezien het geschil tussen aangever en verdachte nu is opgelost.
8.3 Het oordeel van de rechtbank
De hierna te noemen strafoplegging is in overeenstemming met de ernst van het bewezen geachte feit, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals daarvan ter terechtzitting is gebleken.
De rechtbank heeft bij de keuze tot het opleggen van een vrijheidsbenemende straf en bij de vaststelling van de duur daarvan in het bijzonder het volgende laten meewegen.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan zware mishandeling door aangever [benadeelde] met een mes in zijn duim te snijden. De rechtbank vindt dit een zeer ernstig feit. Verdachte is naar aangever, met wie hij een conflict had, toegegaan en heeft een mes meegenomen. Dit laatste neemt de rechtbank verdachte bijzonder kwalijk. Wanneer bij een conflict een mes wordt gebruikt, kan dit grote gevolgen hebben. Het is niet aan verdachte te danken dat de verwonding bij aangever beperkt is gebleven tot peesletsel. Daarnaast blijkt uit de schriftelijke slachtoffer¬verklaring dat dit voorval een grote impact heeft gehad op aangever. Aangever voelt zich nog steeds niet veilig en maakt zich ook zorgen om de veiligheid van zijn vrouw en kinderen.
De rechtbank heeft met betrekking tot de persoon van de verdachte gelet op het uittreksel uit de justitiële documentatie d.d. 18 maart 2013, waaruit blijkt dat verdachte in 2010 is veroordeeld voor een geweldsmisdrijf.
Tevens heeft de rechtbank acht geslagen op het reclasseringsrapport d.d. 18 maart 2013. Hieruit blijkt dat verdachte wel problemen heeft op verschillende leefgebieden, maar hij niet aan de reclassering duidelijk heeft kunnen maken dat hij gemotiveerd is zijn leven te veranderen. Verdachte heeft de reclassering ook niet kunnen overtuigen dat hij delictvrij verder wil. De reclassering adviseert om verdachte, indien hij schuldig wordt bevonden, een onvoorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen.
Gelet op de ernst van het feit is de rechtbank van oordeel dat een (deels voorwaardelijke) gevangenisstraf, zoals deze door de officier van justitie is gevorderd, passend en geboden is. De rechtbank acht het daarnaast gewenst dat verdachte gedurende de proeftijd geen contact mag hebben en/of zoeken met het slachtoffer [benadeelde] en zijn directe familie. Aan verdachte zal geen verplicht reclasseringscontact worden opgelegd. Gelet op de houding van verdachte, zoals die is omschreven in het reclasseringsrapport, twijfelt de rechtbank sterk of reclasseringscontact tot het gewenste effect zal leiden.
9. Ten aanzien van de benadeelde partij en de schadevergoedingsmaatregel
9.1 De eis van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de vordering van de benadeelde partij [benadeelde] zal worden toegewezen tot een bedrag van € 3110,80, met oplegging van de schadevergoedings¬maatregel.
9.2 Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft primair bepleit de vordering van de benadeelde partij [benadeelde], gelet op de betoogde vrijspraak, af te wijzen.
Subsidiair is de verdediging van mening dat het bedrag dat is opgevoerd als verlies van arbeidsvermogen niet kan worden toegewezen, omdat deze post onvoldoende onderbouwd is. Het doen van nader onderzoek naar deze post zou een onevenredige belasting van het strafproces opleveren. Met betrekking tot de vergoeding van het eigen risico merkt de verdediging op dat deze bijlage in de vordering ontbreekt en overigens ter terechtzitting duidelijk is geworden dat aangever in 2013 een meniscusoperatie heeft gehad, zodat in elk geval niet het gehele bedrag aan eigen risico op verdachte kan worden verhaald.
9.3 Het oordeel van de rechtbank
Ten aanzien van de vordering van benadeelde partij [benadeelde]
De benadeelde partij heeft overeenkomstig artikel 51f van het Wetboek van Strafvordering opgave gedaan van de inhoud van de vordering.
De vordering strekt tot vergoeding van geleden schade ten gevolge van het primair ten laste gelegde feit, te weten een totaalbedrag van € 3610,80, bestaande uit € 1250,00 immateriële schade en € 2360,80 materiële schade.
De behandeling van de vordering van [benadeelde], levert niet een onevenredige belasting van het strafgeding op. Tevens is komen vast te staan dat de benadeelde partij als gevolg van het hiervoor primair bewezen geachte feit rechtstreeks schade heeft geleden. De rechtbank waardeert deze op € 3110,80 (zegge drieduizendhonderdtien euro en tachtig eurocent), te weten € 750,00 aan immateriële schade en € 2360,80 euro aan materiële schade te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente. De vordering kan dan ook tot dat bedrag worden toegewezen.
Ten aanzien van de verschuldigde eigen risico voor medisch ingrijpen, stelt de rechtbank vast dat deze schade is veroorzaakt door de bewezen verklaarde gedraging. Reeds om die reden is deze schade toewijsbaar.
Voorts zal verdachte worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog zal maken.
Behandeling van het restant van de vordering levert een onevenredige belasting van het strafgeding op. Daarom is de benadeelde partij in dat deel van de vordering niet-ontvankelijk. De benadeelde partij kan het bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
In het belang van de benadeelde partij voornoemd wordt als extra waarborg voor betaling de schadevergoedingsmaatregel (artikel 36f Sr) aan verdachte opgelegd.
10. Tenuitvoerlegging voorwaardelijke veroordeling
10.1 De eis van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd de voorwaardelijke werkstraf van 40 uren, subsidiair 20 dagen vervangende hechtenis, die aan verdachte is opgelegd bij vonnis van de politierechter te ’s-Gravenhage op 5 juni 2012, volledig ten uitvoer te leggen.
10.2 Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich ten aanzien van de vordering tenuitvoerlegging gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
10.3 Het oordeel van de rechtbank
Bij onherroepelijk geworden vonnis d.d. 5 juni 2012 van de politierechter te ‘s-Gravenhage, is verdachte veroordeeld tot een werkstraf van 120 uren, met bevel dat van deze straf een gedeelte, groot 40 uren niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten op grond dat veroordeelde zich voor het einde van een op 2 jaren bepaalde proeftijd aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Gebleken is dat verdachte zich voor het einde van voornoemde proeftijd aan een nieuw strafbaar feit heeft schuldig gemaakt, zoals naar voren komt uit de verdere inhoud van dit vonnis. De rechtbank ziet hierin aanleiding de volledige tenuitvoerlegging van dat voorwaardelijke strafdeel te gelasten.
11. Toepasselijke wettelijke voorschriften
De beslissing berust op de artikelen 14a, 14b, 14c, 14g, 24c, 36f en 302 van het Wetboek van Strafrecht zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezenverklaarde en op de reeds aangehaalde artikelen.
De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.
Bewezenverklaring
Verklaart bewezen dat verdachte het tenlastegelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Strafbaarheid
Het bewezenverklaarde levert op:
Primair: zware mishandeling.
Verklaart het bewezene strafbaar.
Verklaart verdachte daarvoor strafbaar.
Strafoplegging
Veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf van 10 (tien) maanden.
Beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van die straf in mindering gebracht zal worden.
Beveelt dat een gedeelte, groot 4 (vier) maanden, van deze gevangenisstraf niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij later anders wordt gelast.
Stelt daarbij een proeftijd van 2 (twee) jaren vast.
Bepaalt dat de voorwaardelijke straf niet ten uitvoer wordt gelegd, tenzij de rechter tenuitvoerlegging gelast:
* omdat verdachte zich voor het einde van de proeftijd schuldig maakt aan een strafbaar feit;
* omdat verdachte ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit geen medewerking verleent aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of geen identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
* omdat verdachte tijdens de proeftijd de bijzondere voorwaarde niet heeft nageleefd.
Stelt als bijzondere voorwaarde:
* dat verdachte op geen enkele wijze contact mag (laten) opnemen of onderhouden met [benadeelde] en zijn vrouw en kinderen.
Benadeelde partij
Wijst de vordering van [benadeelde] toe tot een bedrag van € 3110,80 (zegge drieduizendhonderdtien euro en tachtig eurocent) te weten € 750,00 aan immateriële schade en € 2360,80 aan materiële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente met ingang van 28 januari 2013.
Veroordeelt verdachte tot betaling van het toegewezen bedrag aan [benadeelde] voornoemd.
Veroordeelt verdachte voorts in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil.
Bepaalt dat de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in de vordering is en bepaalt dat dit gedeelte kan worden aangebracht bij de burgerlijke rechter.
Legt verdachte de verplichting op ten behoeve van [benadeelde], € 3110,80 (zegge drieduizendhonderdtien euro en tachtig eurocent) aan de Staat te betalen, te vermeerderen met de wettelijke rente met ingang van 28 januari 2013, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door hechtenis van 41 dagen. De toepassing van die hechtenis heft de hiervoor opgelegde verplichting niet op.
Bepaalt dat, indien en voor zover verdachte aan een van de genoemde betalings¬verplichtingen heeft voldaan, daarmee de andere is vervallen.
Vordering tenuitvoerlegging
Gelast de tenuitvoerlegging van de straf, voor zover deze voorwaardelijk is opgelegd bij genoemd vonnis van de politierechter te ’s-Gravenhage d.d. 5 juni 2012, namelijk een werkstraf van 40 (veertig) uren. Beveelt dat indien verdachte de werkstraf niet naar behoren verricht, vervangende hechtenis zal worden toegepast van 20 dagen.
Dit vonnis is gewezen door mr. R.P. den Otter, voorzitter, mrs. A.M.M.E. Doekes-Beijnes en C.S.K. Fung Fen Chung, rechters, in tegenwoordigheid van mr. M.C. van Reenen, griffier, en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 17 mei 2013.
Mr. R.P. den Otter is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
BIJLAGE : De tenlastelegging
hij op of omstreeks 28 januari 2013 te Soest, althans in het arrondissement
Utrecht, aan [benadeelde] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel (doorgesneden
pees in de duim), heeft toegebracht, door voornoemde [benadeelde] opzettelijk
- (met kracht), met een mes, althans met een scherp en/of puntig voorwerp, in
diens duim, althans hand, te steken en/of te snijden,
althans
- met een mes, althans een scherp en/of puntig voorwerp, een of meer stekende
en/of snijdende beweging(en) te maken in de richting van het lichaam van die
[benadeelde] door welke beweging(en) die [benadeelde] in diens duim, althans hand is
geraakt;
hij op of omstreeks 28 januari 2013 te Soest, althans in het arrondissement
Utrecht, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan
[benadeelde] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet
- met een mes, althans met een scherp en/of puntig voorwerp, een of meerdere
malen, heeft gestoken naar/in de richting van het (boven)lichaam en/of de hand
van die [benadeelde] en/of
- met een mes, althans een scherp en/of puntig voorwerp, (een) zwaaiende
beweging(en) en/of (een) snijdende beweging(en) heeft gemaakt in de richting
van het (boven)lichaam en/of de hand, van die [benadeelde],
zijnde de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet voltooid;
hij op of omstreeks 28 januari 2013 te Soest, althans in het arrondissement
Utrecht, opzettelijk mishandelend [benadeelde]
- met een mes, althans een scherp en/of puntig voorwerp in diens duim en/of
hand heeft gestoken en/of gesneden,
althans
- met een mes, althans een scherp en/of puntig voorwerp, een of meer stekende
en/of snijdende beweging(en) heeft gemaakt in de richting van het lichaam
en/of de hand van die [benadeelde] door welke beweging(en) die [benadeelde] in diens
duim, althans hand, is geraakt
waardoor voornoemde [benadeelde] letsel heeft bekomen en/of pijn heeft
ondervonden