ECLI:NL:RBMNE:2013:BZ9980

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
2 mei 2013
Publicatiedatum
22 juni 2013
Zaaknummer
16/657309-12 (P)
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontucht gepleegd door psychiater met patiënt in gezondheidszorg

In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 2 mei 2013 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een psychiater die beschuldigd werd van ontucht met een patiënt. De verdachte, die werkzaam was in de gezondheidszorg, werd ervan beschuldigd seksuele handelingen te hebben verricht met een vrouw die zich als patiënt aan hem had toevertrouwd. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte in de periode van 1 april 2005 tot en met januari 2007 meermalen geslachtsgemeenschap heeft gehad met de aangeefster, die zich in een kwetsbare positie bevond door haar psychische problemen. De rechtbank oordeelde dat er sprake was van een afhankelijkheidsrelatie tussen de verdachte en de aangeefster, wat de vrijwilligheid van de seksuele handelingen in twijfel trok. De verdachte had verklaard dat hij niet op de hoogte was van de strafbaarheid van zijn handelen, maar de rechtbank oordeelde dat hij zich had moeten realiseren dat zijn gedrag schadelijk was voor de aangeefster. De rechtbank achtte de ontucht wettig en overtuigend bewezen en legde de verdachte een werkstraf van 150 uur op, met een proeftijd van twee jaar. De rechtbank hield rekening met de omstandigheden waaronder de verdachte zich had schuldig gemaakt aan de feiten, zijn leeftijd, en het feit dat hij al tuchtrechtelijk was gestraft.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
Afdeling strafrecht
Parketnummer: 16/657309-12 (P)
Vonnis van de meervoudige kamer d.d. 2 mei 2013
in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren op [1948] te [geboorteplaats],
wonende te [adres]
HET ONDERZOEK TER TERECHTZITTING
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het onderzoek heeft plaatsgevonden ter openbare terechtzitting van 18 april 2013 te Lelystad, waarbij de verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. L. van den Puttelaar, advocaat te Rotterdam.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie,
mr. M. Kamper, en van hetgeen door de raadsvrouwe van verdachte en verdachte naar voren is gebracht.
2 DE TENLASTELEGGING
De verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 1 januari 2003 tot en met 1 juni 2009 te Utrecht, althans in het arrondissement Utrecht en/of te Laren, althans in het arrondissement Amsterdam, althans in Nederland en/of te New York, Brazilië, Engeland, Berlijn en/of Parijs, terwijl hij toen (als psychiater) werkzaam was in de gezondheidszorg en/of maatschappelijke zorg, ontucht heeft gepleegd met[slachtoffer], die zich als patiënt en/of client aan verdachte’s hulp en/of zorg had toevertrouwd, immers heeft hij (meermalen) geslachtsgemeenschap gehad met die [slachtoffer]en/of getongzoend met die [slachtoffer] en/of die [slachtoffer] gekust en/of betast.
3 DE VOORVRAGEN
De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zijzelf bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in haar vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.
4 DE BEWIJSMIDDELEN EN DE BEOORDELING DAARVAN
Inleiding
Op 20 september 2009 had de politie een informatief gesprek met [slachtoffer] en zij verklaarde toen dat haar psychotherapeut haar seksueel had misbruikt en dat zij hiervan aangifte wilde doen. Uiteindelijk deed zij op 9 april 2010 aangifte en werden er vervolgens meerdere getuigen gehoord. Naar aanleiding hiervan werd verdachte op 23 mei 2011 aangehouden en verhoord.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht het ten laste gelegde feit wettig en overtuigend bewezen gelet op de verklaringen van aangeefster, de getuigenverklaringen van[getuige 1] en[getuige 2]en de verklaring van verdachte bij de politie en ter terechtzitting.
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouwe heeft zich - kort samengevat - op het standpunt gesteld dat er geen sprake is van ontucht. Zij heeft daartoe aangevoerd dat verdachte en aangeefster een liefdesrelatie hadden, dat de seksuele handelingen binnen deze relatie vrijwillig plaatsvonden en dat aangeefster zich niet in een afhankelijkheidspositie bevond.
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank heeft kennisgenomen van de inhoud van de stukken van het onderliggende strafdossier en van hetgeen bij het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gebracht.
Op 20 september 2009 verklaarde [slachtoffer] tijdens een informatief gesprek bij de politie dat zij met haar (ex-)man 34 jaar in Venezuela had gewoond, dat zij daar vijf keer was overvallen en dat zij daarvan psychische schade had ondervonden. Ze besloot van haar man te scheiden en terug te keren naar Nederland. Doordat zij lang in het buitenland had gewoond, had zij weinig vrienden in Nederland en zocht zij hulp voor het verwerken van haar verleden. Via een psychiater in Venezuela kwam zij in contact met verdachte, een psychotherapeut. Op 1 augustus 2001 bezocht zij verdachte voor het eerst. Na enkele sessies kreeg zij het gevoel dat zij tegen een ‘lantaarnpaal’ aan het praten was maar na een paar maanden, in 2002, werd verdachte aardiger en opener en werden er ook gesprekken gevoerd over haar hobby’s en interesses, zoals Shakespeare, opera en kunst. Zij voelde zich daardoor bij verdachte steeds meer op haar gemak. Rond 2002-2003 belde verdachte haar op met het verzoek om een keer bij haar thuis langs te mogen komen. Zij wilde dit wel en ze kreeg het gevoel dat verdachte met haar mee leefde. De sessies met verdachte gingen daarna steeds vaker over hobby’s en niet meer over de therapie.
Een dag voor kerst nodigde verdachte haar uit om een opera te bezoeken. Na afloop hiervan hadden zij een glas wijn gedronken en nam hij haar bij thuiskomst in zijn armen en kuste hij haar overal in haar gezicht. Zij vond dit fijn. Het kussen kwam niet als een verrassing omdat zij ook al met verdachte in Engeland was geweest.
In maart 2005 ging zij met verdachte naar New York. Verdachte stelde voor om een tweepersoonskamer te nemen en op deze hotelkamer had zij voor het eerst seksueel contact met hem. Ze vond dat zij op deze manier geen patiënt van verdachte kon blijven maar verdachte vond dat dit wel kon en dat hij de relatie tussen patiënt en arts goed kon scheiden. Uiteindelijk besloot zij toch met de sessies door te gaan en bleef zij verdachte hiervoor ook betalen. Op een gegeven moment kwam zij er achter dat verdachte samenwoonde met [A]en dat hij samen met haar twee kinderen had. In 2007, na een seksuele relatie van twee jaar, besloot zij daarom de relatie met verdachte te beëindigen. Na het beëindigen van de relatie kreeg zij het gevoel dat verdachte haar had gemanipuleerd en haar zelfvertrouwen had afgenomen.
Op 9 april 2010 deed [slachtoffer] aangifte. Zij verklaarde dat zij na verloop van tijd verliefd op verdachte was geworden. Toen zij ontdekte dat verdachte er meerdere relaties op nahield, kreeg zij het gevoel dat verdachte misbruik gemaakt had van haar kwetsbare positie.
Uiteindelijke raakte zij door de relatie van vier jaar met verdachte nog verder in de put en verloor zij haar zelfvertrouwen. De seksuele relatie was in eerste instantie fijn omdat zij dacht dat verdachte verliefd op haar was, maar achteraf gezien ging het verdachte alleen maar om haar lijf en geld.
[slachtoffer] heeft naar aanleiding van de aangifte haar verhaal eveneens op schrift gesteld. Dit stuk houdt het volgende in. Na een korte introductie, werden de sessies bij verdachte al snel een gezellig samenzijn. Wanneer zij probeerde om haar gewelddadige verleden in Venezuela ter sprake te brengen, viel verdachte in slaap of ontging hem veel. Vrij snel nodigde verdachte haar uit voor allerlei symposia in Nederland en daarin in België. In de zomer van 2002 kwam verdachte zelfs bij haar op bezoek en gingen de gesprekken alleen maar over zijn huizen en hobby’s. Hij kwam daarna vaker bij haar eten en gaf haar cadeautjes. Langzamerhand begon zij zich speciaal te voelen en werd zij verliefd. Ze werd ook betrokken bij zijn hobby’s en zij ging samen met hem naar Engeland voor een conferentie van een schrijver.
Eind 2003 nam verdachte haar mee naar een opera. Verdachte bracht haar daarna naar huis en kuste haar op haar mond. De dag daarna overleed haar moeder maar het rouwproces werd nauwelijks behandeld tijdens de sessies. Na twee maanden kreeg zij daardoor een acute depressie. Zij wilde een extra sessie maar verdachte spoorde haar aan om een vriendin in New York te bezoeken. Zij ging naar New York maar verdachte wilde ook mee. Aldaar verbleven ze in één hotelkamer en ontstond een seksuele relatie. In het vliegtuig terug kreeg zij het gevoel dat zij geen patiënt meer kon zijn van verdachte maar verdachte zei tegen haar dat hij werk en privé goed uit elkaar kon houden. Ondanks dat dit niet goed voelde, ging ze door met de therapie waarvoor ze verdachte bleef betalen.
Vervolgens ging zij met verdachte op reis naar Brazilië, verschillende steden in de Verenigde Staten, Berlijn en Parijs. De meeste rekeningen daarvoor betaalde zij zelf. Na verloop van tijd haalde zij verdachte iedere zondag op en eenmaal bij haar thuis aangekomen wilde verdachte meteen vrijen. Dit patroon duurde een aantal jaren. De therapie ging ondertussen gewoon door en zij kreeg het gevoel dat verdachte dingen omdraaide, andere wendingen aan zijn verhalen gaf en hij ervoor zorgde dat zij spijt kreeg van bepaalde gedachten. Op een bepaald moment kwam zij er achter dat verdachte een relatie had met een andere patiënte. Ze was radeloos, werd nog onzekerder en kreeg een depressie. In januari 2007 maakte ze een einde aan de relatie en de therapie die ze bij hem volgde. Verdachte bleef zich echter aan haar opdringen en ze gingen elkaar uiteindelijk weer zien. Doordat de situatie haar beklemde, beëindigde zij op een bepaald moment de relatie voor de tweede keer.
[slachtoffer] is bij de politie aanvullend verhoord. Zij verklaarde toen dat zij langzamerhand verliefd op verdachte was geworden. Hij vertelde haar dat zij een vrouw was die veel te bieden had. Verdachte was geïnteresseerd in haar en ze kreeg het gevoel dat hij haar voor vol aan zag, een gevoel dat zij bij haar ex-man nooit had gehad.
Door de relatie met verdachte is zij er emotioneel gezien alleen maar slechter op geworden. Aangeefster gaf aan dat zij wil dat verdachte zijn beroep nooit meer mag uitoefenen.
Verdachte verklaarde bij de politie en ter terechtzitting dat hij psychiater en psychotherapeut is, dat hij aangeefster vanaf 2001 tot januari 2007 als psychotherapeut heeft behandeld en dat hij vanaf april 2005 tot juni 2009 een liefdesrelatie met aangeefster heeft gehad. Tijdens deze relatie zijn zij samen naar New York, Brazilië, Engeland, Berlijn en Parijs geweest. Daar heeft hij aangeefster betast, gekust, getongzoend en meerdere malen geslachtgemeenschap met haar gehad. Verdachte verklaarde tevens dat hij niet op de hoogte was dat hij strafbaar was maar dat hij zich door zijn gevoel heeft laten leiden. Hij was zich er wel van bewust dat er door de psychotherapie een soort afhankelijkheid zou kunnen ontstaan. Hij heeft gespeeld met de gedachte om de therapie stop te zetten, maar na overleg met een aantal collega’s besloot hij om dit niet te doen omdat hij bang was de relatie te schaden. Hij dacht dat hij het persoonlijk contact tussen hem en aangeefster kon scheiden van de therapeutische relatie.
De rechtbank overweegt dat uit de aangifte en de aanvullende verklaringen van aangeefster en de verklaring van verdachte volgt dat verdachte in de periode van 1 april 2005 tot en met januari 2007 in Utrecht, Laren, New York, Brazilië, Engeland, Berlijn en Parijs, terwijl hij toen als psychiater en psychotherapeut werkzaam was in de gezondheidszorg en/of maatschappelijk zorg, meerdere malen geslachtsgemeenschap heeft gehad met [slachtoffer], met haar heeft getongzoend, gekust en haar heeft betast, terwijl [slachtoffer] een patiënt/cliënt van hem was.
De rechtbank ziet zich vervolgens voor de vraag geplaatst of er sprake is van ontucht in de zin van artikel 249, tweede lid, aanhef en onder 3, van het Wetboek van Strafrecht. De rechtbank overweegt daartoe het volgende.
Uit de jurisprudentie volgt dat het uitgangspunt moet worden genomen dat wanneer tussen arts en patiënt een relatie bestaat als bedoeld in artikel 249, tweede lid, aanhef onder 3, van het Wetboek van Strafrecht, gelet op de strekking van de bescherming die deze bepaling aan patiënten en cliënten beoogt te bieden, slechts dan bij wijze van uitzondering geen sprake kan zijn van ontucht plegen indien die relatie bij seksuele handelingen geen rol speelt, in die zin dat bij de patiënt of cliënt sprake is van vrijwilligheid en daarbij enige vorm van afhankelijkheid, zoals die in de regel bij een dergelijke functionele relatie in meerdere of mindere mate bestaat, niet van invloed is geweest.
Met andere woorden: van ontucht in de zin van artikel 249, tweede lid, aanhef en onder 3, van het Wetboek van Strafrecht is alleen dan geen sprake indien de seksuele handelingen vrijwillig plaatsvonden én de afhankelijkheidsrelatie tussen de patiënt/cliënt en de arts/therapeut geen rol heeft gespeeld.
[getuige 1], de zus van aangeefster, verklaarde bij de politie dat aangeefster er bij aankomst in Nederland slecht aan toe was en dat zij getraumatiseerd was doordat zij veel geweldsmisdrijven had meegemaakt. Aangeefster zocht naar een therapeut om haar verleden te verwerken en zij kwam uit bij verdachte, een man die op een lijst van internationaal bekende therapeuten stond. In 2002 of 2003 startte aangeefster met deze therapie en zij was op dat moment geestelijk gezien een wrak. Getuige vond de therapeutische behandelingen verwarrend omdat haar zus in het privéleven van verdachte werd betrokken. Haar zus en verdachte gingen naar verloop van tijd steeds meer dingen samen doen. Haar zus vond het prettig om door iemand gewaardeerd te worden, liefde en aandacht te krijgen en verdachte heeft daar gebruik van gemaakt. Verdachte hield de verliefdheid van haar zus in stand door leuke plannen te maken waarvoor zij ontvankelijk was. Verdachte was op de hoogte van de zwakke punten van haar zus en heeft haar nog kwetsbaarder gemaakt dan zij al was.
Daarnaast heeft verdachte ter terechtzitting zelf verklaard dat tijdens of door psychotherapie een soort afhankelijkheid kan ontstaan tussen arts en patiënt.
De rechtbank is, gelet op de verklaring van [getuige 1] en de verklaring van verdachte, van oordeel dat de arts-patiënt relatie bij de seksuele handelingen onmiskenbaar een rol heeft gespeeld. Hoewel uit de verklaringen volgt dat bij [slachtoffer] sprake was van vrijwilligheid, kan niet worden gezegd dat daarbij enige vorm van afhankelijkheid niet van invloed is geweest. In tegendeel, [slachtoffer] heeft zich juist wegens psychische problematiek aan de zorg van verdachte toevertrouwd. Zij had verschillende psychische klachten, was er emotioneel slecht aan toe en was op zoek naar aandacht en liefde. Door een relatie aan te gaan en de therapiesessie te laten voortduren, werd [slachtoffer] nog kwetsbaarder en ontstond een afhankelijkheidsrelatie. Een afhankelijkheidsrelatie waar verdachte zich, blijkens zijn eigen verklaring ter terechtzitting, van bewust was.
De rechtbank is daarom van oordeel dat de in de jurisprudentie geformuleerde uitzonderingsregel in casu niet van toepassing is, zodat er sprake is van ontucht in de zin van artikel 249, tweede lid, aanhef en onder 3, van het Wetboek van Strafrecht. Het ten laste gelegde kan derhalve wettig en overtuigend worden bewezen.
5 BEWEZENVERKLARING
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat:
hij op tijdstippen in de periode van 1 april 2005 tot en met januari 2007 te Utrecht, en te Laren, te New York, Brazilië, Engeland, Berlijn en Parijs, terwijl hij toen (als psychiater) werkzaam was in de gezondheidszorg of maatschappelijke zorg, ontucht heeft gepleegd met [slachtoffer], die zich als patiënt of cliënt aan verdachte’s hulp en zorg had toevertrouwd, immers heeft hij meermalen geslachtsgemeenschap gehad met die [slachtoffer] en getongzoend met die [slachtoffer] en die [slachtoffer] gekust en betast.
6 KWALIFICATIE
Het bewezene levert op:
Werkzaam in de gezondheidszorg of maatschappelijke zorg ontucht plegen met iemand die zich als patiënt of cliënt aan zijn hulp of zorg heeft toevertrouwd, meermalen gepleegd.
7 STRAFBAARHEID
De feiten en verdachte zijn strafbaar, nu geen feiten of omstandigheden zijn gebleken die die strafbaarheid zouden opheffen of uitsluiten.
8 STRAFOPLEGGING
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft een werkstraf van 150 uur subsidiair 75 dagen hechtenis gevorderd en drie maanden gevangenisstraf voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren met als bijzondere voorwaarde dat verdachte zich zal onthouden van behandelingen gerelateerd aan de (para)medische zorg en coaching.
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouwe heeft, voor het geval het tot een bewezenverklaring mocht komen, verzocht rekening te houden met de persoon van verdachte en het feit dat verdachte reeds tuchtrechtelijk en op civielrechtelijk terrein is gestraft.
Het oordeel van de rechtbank
Gelet op de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, op de omstandigheden waaronder verdachte zich daaraan heeft schuldig gemaakt en op de persoon van de verdachte, zoals van een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken, acht de rechtbank de na te noemen beslissing passend.
Verdachte heeft, zoals hij zelf ook ter terechtzitting heeft verklaard, als psychiater/ psychotherapeut seksuele handelingen verricht met een aan zijn zorg of hulp toevertrouwde patiënte. Anders dan verdachte is de rechtbank van oordeel dat hij zich schuldig heeft gemaakt aan ontucht. Verdachte heeft aldus de lichamelijke integriteit van het slachtoffer geschonden en is volledig voorbijgegaan aan het feit dat zijn handelwijze voor het slachtoffer psychische schade met zich bracht en nog altijd in ernstige mate met zich brengt. De rechtbank rekent het verdachte zeer ernstig aan dat hij zich geen rekenschap heeft gegeven van het kwalijke van zijn handelen juist gelet op het vertrouwen dat het slachtoffer in hem als psychiater/psychotherapeut stelde.
Wat betreft de persoon van de verdachte heeft de rechtbank in het bijzonder gelet op de inhoud van de justitiële documentatie van verdachte, waaruit blijkt dat de verdachte niet eerder is veroordeeld voor enig strafbaar feit. Voorts heeft de rechtbank gelet op de leeftijd van verdachte en de omstandigheid dat verdachte reeds fors gestraft is door zijn eigen beroepsgroep met een doorhaling uit het BIG-register en het gegeven dat hij in het kader van een civiele procedure aan het slachtoffer een aanzienlijk bedrag aan schadevergoeding heeft moeten betalen. De rechtbank ziet dan ook geen aanleiding om aan verdachte een onvoorwaardelijke werkstaf op te leggen en een voorwaardelijke gevangenisstraf met als bijzondere voorwaarde dat verdachte zich dient onthouden van behandelingen gerelateerd aan de (para)medische zorg en coaching zoals door de officier van justitie is geëist, temeer nu aangeefster bij de politie heeft verklaard dat zij wilde dat verdachte zijn beroep niet meer kon uitoefenen, hetgeen door de schrapping uit het BIG-register is verwezenlijkt.
Alles overwegende acht de rechtbank een voorwaardelijke werkstraf van 150 uur met een proeftijd van twee jaren passend en geboden.
9 TOEPASSELIJKHEID WETTELIJKE VOORSCHRIFTEN
De beslissing berust op de artikelen 14a, 14b, 22c en 22d en 249 van het Wetboek van Strafrecht, zoals de artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.
10 BESLISSING
De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het ten laste gelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 5 is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
- verklaart de bewezen verklaarde feiten strafbaar;
- verklaart verdachte strafbaar;
Strafoplegging
- veroordeelt de verdachte tot een werkstraf voor de duur van 150 uren;
- bepaalt dat van de werkstraf niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten op grond van het feit dat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van twee jaren aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Dit vonnis is gewezen door mr. L.G. Wijma, voorzitter, mr. A. van Holten, en
mr. C.W. Couperus-Van Kooten, rechters, in tegenwoordigheid van mr. S.J. de Vries, griffier, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting van 2 mei 2013.
Mr. Wijma en Van Holten voornoemd waren buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.