RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
Afdeling Strafrecht
Zittingslocatie Utrecht
Parketnummer: 16/700096-13 (P)
vonnis van de meervoudige strafkamer van 8 mei 2013
[verdachte]
geboren te [geboorteplaats] op [1991]
gedetineerd in het Huis van Bewaring [naam] te Utrecht.
1. Het onderzoek ter terechtzitting
Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 26 april 2013.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie en van wat verdachte en de advocaat, mr. D.C. Vlielander, naar voren hebben gebracht.
De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte op 20 december 2012 in Utrecht samen met een ander heeft geprobeerd snackbar [naam] te overvallen en/of heeft geprobeerd [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] af te persen door middel van geweld en/of bedreiging met geweld.
De dagvaarding is geldig, deze rechtbank is bevoegd tot kennisneming van het ten laste gelegde feit en de officier van justitie is ontvankelijk. Er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.
4. Waardering van het bewijs
4.1 Het standpunt van het Openbaar Ministerie
De officier van justitie acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het ten laste gelegde feit heeft begaan. De officier van justitie baseert zich daarbij op de aangifte van [slachtoffer 1], de getuigenverklaringen van [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3], de processen-verbaal van bevindingen en de bekennende verklaring van verdachte.
4.2 Het standpunt van de verdediging
De verdediging is van mening dat de rechtbank niet tot een bewezenverklaring kan komen van hetgeen is ten laste gelegd onder het derde gedachtestreepje “met een mes op die [slachtoffer 3] afgelopen en/of (dreigend) vlak bij [slachtoffer 3] gehouden”. De verdediging heeft daartoe aangevoerd dat een nauwe en bewuste samenwerking ten aanzien van de bedreiging van [slachtoffer 3] niet kan worden vastgesteld. Voor het overige kan hetgeen aan verdachte ten laste is gelegd wettig en overtuigend bewezen worden gelet op de bekennende verklaring van verdachte.
4.3 Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het aan hem ten laste gelegde feit heeft begaan. Aangezien verdachte het ten laste gelegde feit heeft bekend en de raadsman niet tot vrijspraak heeft gepleit, volstaat de rechtbank met toepassing van het bepaalde in artikel 359, derde lid, laatste volzin, van het Wetboek van Strafvordering, met een opsomming van de bewijsmiddelen:
- de bekennende verklaring van verdachte ter terechtzitting;
- de aangifte van [slachtoffer 1];
- de verklaring van getuige [slachtoffer 2];
- de verklaring van getuige [slachtoffer 3].
Aanvullende bewijsoverweging
De verdediging heeft bepleit dat de rechtbank niet tot een bewezenverklaring kan komen van hetgeen aan verdachte is ten laste gelegd onder het derde gedachtestreepje “met een mes op die [slachtoffer 3] afgelopen en/of (dreigend) vlak bij [slachtoffer 3] gehouden” en heeft daartoe aangevoerd dat een nauwe en bewuste samenwerking ten aanzien van de bedreiging van [slachtoffer 3] niet kan worden vastgesteld.
De rechtbank verwerpt dit verweer en overweegt daartoe dat uit de gebezigde bewijsmiddelen volgt dat er sprake was van een nauwe en bewuste samenwerking tussen verdachte en zijn mededader.
Er was duidelijk een gezamenlijk plan tussen verdachte en zijn mededader om snackbar [naam] te overvallen. Verdachte en zijn mededader zijn samen de snackbar binnengegaan. Zij hadden plastictassen over hun hoofd en waren beide gewapend met grote messen. Verdachte en zijn medeverdachte hebben geroepen dat het om een overval ging. Zij hebben geroepen om geld en hebben de mensen die op dat moment in de snackbar aanwezig waren -[slachtoffer 1], [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] bedreigd met de messen. Uit de bewijsmiddelen volgt dat de bewuste samenwerking was gericht op het overvallen van de snackbar. Dat het de medeverdachte is geweest die het mes aan [slachtoffer 3] heeft getoond doet aan het voorgaande niets af. Voor de nauwe samenwerking is het immers niet vereist dat beide verdachten een gelijk aandeel moeten hebben gehad in de uitvoering van het delict. Het gaat erom dat er sprake is van een zekere onderlinge gelijkwaardigheid en daarvan is in dit geval sprake. De rechtbank rekent dan ook alle bestanddelen van het delict aan verdachte en de medeverdachte toe.
De rechtbank acht op grond van de in rubriek 4 genoemde bewijsmiddelen bewezen dat verdachte
op 20 december 2012 te Utrecht ter uitvoering van het door verdachte en zijn mededader voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening weg te nemen geld en/of goederen van hun gading, toebehorend aan [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] en/of snackbar [naam] welke poging tot diefstal in vereniging werd vergezeld van bedreiging met geweld tegen die [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3], gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken en om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf of een andere deelnemer aan het misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren,
tezamen en in vereniging met zijn mededader als volgt heeft gehandeld: zijnde en/of hebbende hij, verdachte, en zijn mededader:
- die snackbar ingegaan en
- twee grote messen (van ongeveer 30 cm) aan die [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] getoond en
- met een mes op die [slachtoffer 3] afgelopen en dreigend vlak bij die [slachtoffer 3] gehouden en
- die [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] dreigend de woorden toegevoegd:
"overval overval", en "geld geld" en "ik moet geld",
althans woorden van gelijke aard en/of strekking
zijnde de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet voltooid;
op 20 december 2012 te Utrecht ter uitvoering van het door verdachte en zijn mededader voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander, met het oogmerk om zich en een ander wederrechtelijk te bevoordelen door bedreiging met geweld [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] te dwingen tot de afgifte van geld en/of goederen van hun gading, toebehorende aan die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] en/of snackbar [naam] tezamen en in vereniging met een ander als volgt heeft gehandeld: zijnde en/of hebbende hij, verdachte, en zijn mededader:
- die snackbar ingegaan en
- twee grote messen (van ongeveer 30 cm) aan die [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] getoond en
- met een mes op die [slachtoffer 3] afgelopen en dreigend vlak bij die [slachtoffer 3] gehouden en
- die [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] dreigend de woorden toegevoegd:
"overval overval", en "geld geld" en "ik moet geld",
althans woorden van gelijke aard en/of strekking
zijnde de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet voltooid.
De rechtbank acht niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten staan, zijn deze verbeterd. Verdachte is hierdoor niet in de verdediging geschaad.
6. De strafbaarheid van het feit
Het bewezen geachte feit is volgens de wet strafbaar als
poging tot diefstal, met geweld, in vereniging en/of poging tot afpersing in vereniging.
Het bestaan van een rechtvaardigingsgrond is niet aannemelijk geworden.
7. De strafbaarheid van verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.
8. Motivering van de straffen en maatregelen
8.1. De eis van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte voor het door haar bewezen geachte feit zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf van 30 maanden, waarvan 10 maanden gevangenisstraf voorwaardelijk, met aftrek van de tijd die verdachte in voorarrest heeft gezeten en een proeftijd van twee jaren. Daarbij heeft de officier van justitie als bijzondere voorwaarden gevorderd dat verdachte zich meldt bij de reclassering en zich laat opnemen in een zorginstelling.
8.2. Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft bepleit dat aan verdachte zal worden opgelegd een gevangenisstraf van 24 maanden, waarvan 12 maanden voorwaardelijk en daarbij de bijzondere voorwaarden zoals die door de reclassering zijn voorgesteld.
8.3. Het oordeel van de rechtbank
Bij het bepalen van de op te leggen straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder deze is begaan en de persoon van de verdachte.
Verdachte heeft op 20 december 2012 samen met een ander geprobeerd om snackbar [naam] te overvallen. Met plastictassen over hun hoofd en gewapend met messen zijn verdachte en de medeverdachte de snackbar binnen gegaan en hebben de drie aanwezige personen -de eigenaresse, haar man en een klant- bedreigd met deze messen en geroepen dat er een overval gaande was en dat zij geld wilden.
Dit is een zeer ernstig en verwerpelijk feit. De verdachte en de medeverdachte hebben zich bij het plegen van dit delict uitsluitend laten leiden door hun verlangen naar geldelijk gewin en hebben zich op geen enkele manier bekommerd over de personen die hierbij slachtoffer zijn geworden. De ervaring leert dat slachtoffers van dergelijke feiten langdurig psychisch nadelige gevolgen kunnen ondervinden. Daarnaast brengen brutale overvallen als deze gevoelens van angst en onveiligheid in de samenleving teweeg. De rechtbank rekent dit verdachte zwaar aan.
Met betrekking tot de persoon van verdachte heeft de rechtbank rekening gehouden met:
- een hem betreffend uittreksel uit de justitiële documentatie d.d. 12 maart 2013, waaruit blijkt dat verdachte eerder is veroordeeld. Bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat verdachte op 22 april 2013 terecht heeft gestaan bij de meervoudige strafkamer voor de feiten onder parketnummer 16/600084-11. Verdachte heeft het plegen van deze feiten bekend. Bij de beoordeling van deze zaak houdt de rechtbank rekening met het vonnis uit voornoemde strafzaak en past artikel 63 van het Wetboek van Strafrecht toe.
- een hem betreffend rapport van Reclassering Nederland d.d. 3 april 2013, opgemaakt door T. Goes, reclasseringswerker, inhoudende het advies om aan verdachte een (gedeeltelijk) voorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen met als bijzondere voorwaarden een meldingsgebod en opname in een zorginstelling.
Gelet op de ernst van het feit is de rechtbank met de officier van justitie van oordeel dat slechts een gevangenisstraf van aanzienlijke duur passend en geboden is. De door de rechtbank op te leggen straf is lager dan de door de officier van justitie geëiste straf, omdat de rechtbank ten voordele van verdachte rekening heeft gehouden met zijn persoonlijke omstandigheden, waaronder zijn jonge leeftijd en de oprechtheid en goede wil die verdachte ter terechtzitting heeft getoond.
De rechtbank zal aan verdachte opleggen een gevangenisstraf van 24 maanden, waarvan 10 maanden voorwaardelijk, met aftrek van de tijd die verdachte heeft gezeten en een proeftijd van twee jaren. Tevens acht de rechtbank het noodzakelijk dat verdachte intensief begeleid en behandeld wordt. De rechtbank zal daarom aan verdachte de na te noemen bijzondere voorwaarden opleggen conform het reclasseringsadvies van 3 april 2013.
9. Toepasselijke wettelijke voorschriften
De beslissing berust op de artikelen 14a, 14b, 14c, 14d, 45, 63, 312, 317 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde en op de reeds aangehaalde artikelen.
De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.
Verklaart bewezen dat verdachte het ten laste gelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op:
poging tot diefstal, met geweld, in vereniging en/of poging tot afpersing in vereniging.
Verklaart het bewezene strafbaar.
Verklaart verdachte, daarvoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf van 24 maanden.
Beveelt dat de tijd die door veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van die straf in mindering gebracht zal worden.
Beveelt dat een gedeelte, groot 10 maanden, van deze gevangenisstraf niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij later anders wordt gelast.
Stelt daarbij een proeftijd van 2 (twee) jaren vast.
De tenuitvoerlegging kan worden gelast, indien veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd niet aan de volgende voorwaarden houdt.
Stelt als algemene voorwaarden dat de veroordeelde
1. zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
2. ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verleent aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
3. medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14d, tweede lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen.
De tenuitvoerlegging kan ook worden gelast indien veroordeelde gedurende de proeftijd de hierna vermelde bijzondere voorwaarden niet naleeft.
Stelt als bijzondere voorwaarden dat de veroordeelde
1. zich binnen drie dagen volgend op zijn ontslag uit detentie meldt bij Reclassering Nederland op het adres Vivaldiplantsoen 200 te Utrecht en daarna zich blijven melden zo frequent en zolang de reclassering dit noodzakelijk acht;
2. zich op basis van de door het NIFP-IFZ afgegeven indicatiestelling laat opnemen in Wier of een soortgelijke intramurale instelling, zulks ter beoordeling door het NIFP-IFZ, voor de duur van één jaar of zoveel korter als de instelling in overleg met de reclassering noodzakelijk acht, waarbij de veroordeelde zich zal houden aan de aanwijzingen die hem in het kader van die behandeling door of namens de (geneesheer-)directeur van die instelling zullen worden gegeven.
Draagt deze reclasseringsinstelling op om aan verdachte hulp en steun te verlenen bij de naleving van deze voorwaarden.
Dit vonnis is gewezen door mr. P.K. van Riemsdijk, voorzitter, mrs. P.W.G. de Beer en P.P.C.M. Waarts, rechters, in tegenwoordigheid van drs. E.M.S. Arduin, griffier, en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 8 mei 2013.
Mr. P.W.G. de Beer is niet in de gelegenheid dit vonnis mee te ondertekenen.
BIJLAGE: de tenlastelegging
hij op of omstreeks 20 december 2012 te Utrecht, althans in het
arrondissement Utrecht,
ter uitvoering van het door verdachte en/of zijn mededader(s) voorgenomen
misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
met het oogmerk van wederrechtelijke toeeigening weg te nemen geld en/of
goederen van zijn/hun gading,
geheel of ten dele toebehorend aan, [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] en/of snackbar
[naam], in elk geval aan (een) ander(en) dan aan hem, verdachte, en/of zijn
mededader(s),
welke poging tot diefstal (in vereniging) werd voorafgegaan en/of vergezeld
en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen die [slachtoffer 1] en/of
[slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3], gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te
bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om, bij betrapping op heterdaad, aan
zichzelf of (een) andere deelnemer(s) aan het misdrijf hetzij de vlucht
mogelijk te maken hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren,
tezamen en in vereniging met zijn mededader(s), althans alleen, als volgt
heeft gehandeld: zijnde en/of hebbende hij, verdachte, en/of
zijn mededader(s):
- die snackbar ingegaan en/of
- twee, althans een (groot) mes(sen)(van ongeveer 30 cm) , althans (een)
scherp(e) en/of puntig(e) voorwerp(en) (dreigend) aan die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2]
en/of [slachtoffer 3] getoond en/of
- met een mes op die [slachtoffer 3] afgelopen en/of (dreigend) vlak bij die [slachtoffer 3]
gehouden en/of
- die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] dreigend de woorden toegevoegd:
"overval overval", en/of "geld geld" en/of "ik moet geld",
althans woorden van gelijke aard en/of strekking
zijnde de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet voltooid;
hij op of omstreeks 20 december 2012 te Utrecht, althans in het
arrondissement Utrecht,
ter uitvoering van het door verdachte en/of zijn mededader(s) voorgenomen
misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander of
anderen, althans alleen,, met het oogmerk om zich en / of (een) ander(en)
wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en / of bedreiging met geweld [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] te dwingen tot de afgifte van geld en/of goederen van
zijn/hun gading, in elk geval van enig goed, geheel of ten dele toebehorende
aan die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] en/of snackbar [naam], in elk geval aan een ander
of anderen dan aan verdachte en / of zijn mededader,
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, als volgt
heeft gehandeld: zijnde en/of hebbende hij, verdachte, en/of (één of meer van)
zijn mededader(s):
- die snackbar ingegaan en/of
- twee, althans een (groot) mes(sen)(van ongeveer 30 cm), althans (een)
scherp(e) en/of puntig(e) voorwerp(en)
(dreigend) aan die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3], getoond en/of
- met een mes op die [slachtoffer 3] afgelopen en/of (dreigend) vlak bij [slachtoffer 3]
gehouden en/of
- die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] dreigend de woorden toegevoegd:
"overval overval ", en/of " geld geld" en/of " ik moet geld",
althans woorden van gelijke aard en/of strekking
zijnde de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet voltooid.