ECLI:NL:RBMNE:2013:BZ9503
Rechtbank Midden-Nederland
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Ontbinding en ontruiming van een onderhuurovereenkomst in het kader van een franchiseovereenkomst
In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Midden-Nederland op 24 april 2013 uitspraak gedaan in een geschil tussen Super de Boer Winkels B.V. en [gedaagde] over de ontbinding van een onderhuurovereenkomst en de ontruiming van het gehuurde. De zaak betreft een supermarkt die door [gedaagde] werd geëxploiteerd onder een franchiseovereenkomst met Super de Boer. De onderhuurovereenkomst was oorspronkelijk gesloten voor de periode van 1 mei 2006 tot en met 30 september 2011, maar werd later verlengd tot 30 september 2016. De onenigheid ontstond toen Super de Boer de onderhuurovereenkomst opzegde, met als argument dat [gedaagde] tekort was geschoten in haar verplichtingen uit de samenwerkingsovereenkomst en de huurovereenkomst. Super de Boer stelde dat [gedaagde] had geweigerd mee te werken aan een overgang naar de C1000-formule en dat dit een tekortkoming opleverde die ontbinding rechtvaardigde.
De kantonrechter oordeelde dat de samenwerkingsovereenkomst op 1 november 2011 was geëindigd door opzegging van Super de Boer, en dat [gedaagde] niet verplicht was om mee te werken aan de overgang naar C1000. De rechtbank concludeerde dat Super de Boer de onderhuurovereenkomst niet kon ontbinden op basis van wanprestatie, omdat de tekortkomingen die Super de Boer aanvoerde niet bewezen waren. Bovendien was de opzegging van de onderhuurovereenkomst door Super de Boer niet rechtsgeldig, omdat deze was gebaseerd op onjuiste gronden. De kantonrechter wees de vorderingen van Super de Boer af en veroordeelde haar tot betaling van de proceskosten aan de zijde van [gedaagde].