RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
Afdeling Strafrecht
Zittingslocatie Utrecht
Parketnummer: 16/710473-11 (P)
vonnis van de meervoudige kamer van 3 mei 2013
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [1970],
wonende te [woonplaats], [adres].
1. Het onderzoek ter terechtzitting
Het onderzoek ter terechtzitting heeft plaatsgevonden op 16 april 2013 en is op 19 april 2013 gesloten. De verdachte is in persoon verschenen en heeft zich ter terechtzitting laten bijstaan door zijn raadsman mr. C.A. Jonkers, advocaat te Utrecht.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie en van hetgeen verdachte en de raadman naar voren hebben gebracht.
2. Tenlastelegging
De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
met (een) ander(en) een vrachtwagencombinatie (met daarop geladen een hoeveelheid koper met een totale waarde van ongeveer € 150.000,-) uit een loods heeft gestolen dan wel (subsidiair) dat hij medeplichtig is geweest bij deze diefstal.
3.1 De geldigheid van de dagvaarding en de bevoegdheid
De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is en dat zijzelf bevoegd is tot kennisneming van de zaak.
3.2 De ontvankelijkheid van de officier van justitie
3.2.1 Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat het openbaar ministerie niet-ontvankelijk verklaard dient te worden in de vervolging omdat het gelijkheidsbeginsel is geschonden. Door het schenden hiervan is een grote inbreuk gemaakt op de beginselen van een behoorlijk procesorde.
De raadsman heeft daartoe aangevoerd dat uit het proces-verbaal en de verklaring van verdachte overduidelijk is gebleken dat er sprake is van mededaders. Verdachte heeft deze mededaders ook bij naam genoemd en naar aanleiding hiervan hadden deze mededaders op z’n minst door de politie gehoord moeten worden. De belangen van verdachte zijn door het nalaten van de politie om deze mensen te horen ernstig geschonden. Het is nu immers enkel verdachte die voor de volledige schade dient op te draaien en als enige verantwoording dient af te leggen. Nu, behalve verdachte, geen van de hiervoor bedoelde personen vervolgd wordt, heeft - zo begrijpt de rechtbank de verdediging - het openbaar ministerie het gelijkheidsbeginsel geschonden. Gelijke gevallen dienen volgens de raadsman namelijk op dezelfde wijze afgedaan te worden.
3.2.2 Het standpunt van het Openbaar Ministerie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat het Openbaar Ministerie wel degelijk ontvankelijk is in de vervolging. In verband met capaciteitsgebrek bij de politie is er geen nader onderzoek verricht naar de door verdachte genoemde mededaders. Een en ander heeft er ook mee te maken dat er meer dan een half jaar door de politie is gewerkt aan het onderzoek om tot het bewijs tegen verdachte te komen. Bovendien is het aan het Openbaar Ministerie om al dan niet tot vervolging van verdachten over te gaan.
3.3.3 Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank stelt voorop dat krachtens het in art. 167 lid 2 Sv neergelegde opportuniteitsbeginsel, het aan het Openbaar Ministerie is om te beslissen of en -zo ja- wie vervolgd wordt. Hierbij heeft het openbaar ministerie een ruime discretionaire bevoegdheid. Slechts indien zou blijken dat het openbaar ministerie bij zijn vervolgingsbeslissing zou handelen in strijd met de wet, een verdrag, of enig beginsel van een goede procesorde, zou dit de ontvankelijkheid van het openbaar ministerie kunnen raken. De rechtbank is van oordeel dat in deze zaak zich niet de situatie voordoet dat er sprake is geweest van een dergelijk strijdig handelen van het Openbaar Ministerie. Het gelijkheidsbeginsel is niet geschonden nu niet is gebleken dat met betrekking tot de mededaders sprake is van vergelijkbare gevallen. Het Openbaar Ministerie is ontvankelijk in de vervolging.
4. Waardering van het bewijs
4.1 Het standpunt van het Openbaar Ministerie
De officier van justitie acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het primair ten laste gelegde.
4.2 Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat niet bewezen kan worden hetgeen onder 1 primair ten laste is gelegd. De raadsman heeft daartoe aangevoerd dat gelet op de uitvoeringshandelingen, die zijn verricht door verdachte, hij beschouwd dient te worden als medeplichtige en niet, zoals onder 1 primair ten laste is gelegd, als medepleger. De raadsman heeft dan ook verzocht verdachte vrij te spreken van het onder 1 primair ten laste gelegde.
4.3 Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank acht op grond van de hierna te noemen bewijsmiddelen wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het primair ten laste gelegde:
- de aangifte van [benadeelde 1];
- de bekennende verklaring afgelegd ter terechtzitting van 16 april 2013.
De rechtbank overweegt met betrekking tot het medeplegen als volgt.
Van medeplegen van een strafbaar feit in de zin van artikel 47, eerste lid onder 1 Wetboek van Strafrecht, is sprake indien meer personen nauw en bewust samenwerken tot het verrichten van een strafbare gedraging. Daarvoor is het geen vereiste dat de medepleger zelf alle uitvoeringshandelingen verricht. Van vorenbedoelde bewuste samenwerking is sprake wanneer de personen, die gezamenlijk een strafbare gedraging plegen, opzet hebben op zowel de samenwerking als op het plegen van die strafbare gedraging.
Uit de bewijsmiddelen blijkt dat verdachte samen met een mededader de loods heeft bezocht waar de vrachtwagencombinatie stond geparkeerd, dat verdachte aan deze mededader inlichtingen heeft verstrekt over de inhoud van de lading en de waarde hiervan en dat verdachte aan deze mededader heeft verteld dat een alarmsysteem op deze vrachtwagen ontbrak. Verdachte is later op de hoogte gebracht van het voorgenomen plan van zijn mededader om deze vrachtwagencombinatie met inhoud te stelen en is benaderd om daaraan zijn bijdrage te leveren. De waardevolle lading zou in Duitsland worden verkocht en verdachte zou voor zijn bijdrage een aanzienlijk percentage van de winst krijgen. Verdachte is hierop ingegaan en is op een later moment met de mededaders teruggegaan naar de loods en aldaar is de toegangsdeur tot de loods in het bijzijn van verdachte opengebroken. Hierna is de vrachtwagen met behulp van de door verdachte overhandigde sleutel meegenomen. De verdachte is vervolgens in een personenauto achter de vrachtwagen aangereden richting Duitsland en heeft naar eigen zeggen bij de grens gewacht tot het moment dat de mededaders terugkwamen. Verdachte wilde hiermee namelijk zekerstellen dat hij wel de beschikking zou krijgen over het van tevoren afgesproken geldbedrag.
De rechtbank is van oordeel dat gelet op het voorgaande verdachte opzet had op de diefstal van de vrachtwagencombinatie met lading en daarbij zodanig nauw en bewust heeft samengewerkt met zijn mededaders dat hij kan worden aangemerkt als medepleger van het ten laste gelegde. Dat het bewijs ontbreekt dat verdachte zelf de deur van de loods heeft verbroken of dat hij de vrachtwagen heeft bestuurd, maakt dat niet anders.
5. Bewezenverklaring
De rechtbank acht op grond van de in rubriek 4. vervatte bewijsmiddelen bewezen dat verdachte
op of omstreeks 30 januari 2011 en/of 31 januari 2011 te Woerden, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening
uit een hal/loods gelegen aan de [adres] heeft weggenomen een
vrachtwagencombinatie (voorzien van een trekker en voorzien van het kenteken
[kenteken]) en een oplegger (voorzien van het kenteken [kenteken]) met daarop
geladen een hoeveelheid koper met een totale waarde van ongeveer 150.000
euro, geheel of gedeeltelijk toebehorende aan [bedrijf] en/of Metallum Metal Trading Ag en/of [benadeelde 2], waarbij verdachte en zijn mededaders zich de toegang tot de plaats des misdrijfs hebben verschaft en de weg te nemen
goederen onder hun bereik hebben gebracht door middel van
- braak op deuren van voornoemde hal/loods
en
- een valse (immers eerder gestolen) sleutel.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. Verdachte is hierdoor niet in de verdediging geschaad.
6. De strafbaarheid van het feit
Het bewezen verklaarde levert het navolgende strafbare feit op:
diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak en het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van valse sleutels.
7. De strafbaarheid van verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.
8. Motivering van de straffen en maatregelen
8.1. De eis van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte voor het bewezen geachte zal worden veroordeeld tot een
- voorwaardelijke gevangenisstraf van 2 maanden, met een proeftijd van 2 jaren;
- een taakstraf van 200 uren, met bevel, dat als verdachte de taakstraf niet naar behoren verricht, vervangende hechtenis zal worden toegepast van 100 dagen, met bevel dat de tijd die door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van deze straf geheel in mindering zal worden gebracht naar de maatstaf van 2 uren per dag.
8.2. Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat bij de strafmaat uitdrukkelijk rekening gehouden dient te worden met de persoonlijke omstandigheden van verdachte. Zo heeft hij een gezin te onderhouden en is zowel het slachtoffer, waarvoor verdachte thans nog werkzaam is, als verdachte er bij gebaat wanneer de door de officier van justitie gevorderde werkstraf gematigd zal worden.
8.3. Het oordeel van de rechtbank
De hierna te noemen strafoplegging is in overeenstemming met de ernst van het bewezen geachte, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals daarvan ter terechtzitting is gebleken.
De verdachte heeft samen met anderen een vrachtwagencombinatie, met een waardevolle lading aan koper, gestolen. Deze vrachtwagencombinatie met lading stond geparkeerd in een afgesloten loods van de firma [bedrijf]. Voor dit bedrijf verrichtte verdachte werkzaamheden en hij heeft met zijn handelswijze het in hem gestelde vertrouwen ernstig beschaamd. Verdachte heeft bij het plegen van het feit gehandeld uit puur winstbegjag en zich op geen enkele wijze bekommerd om de belangen van de benadeelde(n).
De rechtbank heeft kennis genomen van het de verdachte betreffende uittreksel uit de Justitiële Documentatie d.d. 14 maart 2013. Hieruit blijkt dat verdachte in het verleden meermalen is veroordeeld voor vermogensdelicten, onder meer ook voor verduistering in dienstbetrekking en dat hij daar ook voor is veroordeeld tot onvoorwaardelijke gevangenisstraffen. Blijkens dit uittreksel waren er de laatste jaren echter minder justitiecontacten dan in het verleden en leek verdachte in rustiger vaarwater te zijn gekomen.
Namens Reclassering Nederland heeft mw. M. Tijhuis, reclasseringswerker, een rapport d.d. 23 december 2012 omtrent verdachte opgemaakt. In dit rapport wordt beschreven dat verdachte zich ten tijde van het delict naar eigen zeggen niet met de gevolgen van het slachtoffer heeft beziggehouden, hetgeen bij de reclassering vragen oproept omtrent zijn normbesef. De reclassering ziet bij verdachte echter geen ingang voor gedragsverandering. Verdachte is bovendien zeer stellig in zijn overtuiging dat hij al ten goede is veranderd. Belangrijk hierbij is dat hij sinds drie jaar samenwoont met zijn vriendin en haar kinderen. Zolang deze relatie blijft bestaan wordt het recidiverisico door de reclassering als laag gemiddeld ingeschat. Door de reclassering wordt geadviseerd een onvoorwaardelijke werkstraf op te leggen.
Gelet op de ernst van het bewezen verklaarde feit en de documentatie van verdachte acht de rechtbank in beginsel een onvoorwaardelijke vrijheidsstraf op zijn plaats. Rekening houdend met de omstandigheid dat verdachte kostwinner is en gelet op de ontstane en mogelijk nog te verwachten schulden die verdachte zal moeten terugbetalen zal de rechtbank volstaan met een vrijheidsstraf in geheel voorwaardelijke vorm, maar wel van langere duur dan door de officier van justitie is gevorderd, te weten 4 maanden. Deze voorwaardelijke straf dient er toe om verdachte ervan te weerhouden om nogmaals strafbare feiten te plegen. Daarnaast acht de rechtbank uit het oogpunt van normhandhaving en evenwichtige straftoemeting een taakstraf in de vorm van een werkstraf voor de duur van 160 uren op zijn plaats. Gelet op de hiervoor genoemde omstandigheid dat verdachte kostwinner is en veel uren zal moeten werken om zijn schulden af te lossen is deze werkstraf van kortere duur dan door de officier van justitie is gevorderd.
9. De benadeelde partij
De benadeelde partij [benadeelde 1] heeft een vordering ingediend, die strekt tot een vergoeding van € 180.000,-. Ter terechtzitting van 16 april 2013 heeft de raadsman van verdachte een niet ondertekend schrijven van dhr. [benadeelde 1] overgelegd, waarin wordt medegedeeld dat de vordering benadeelde partij als ingetrokken beschouwd kan worden.
9.1 Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich primair op het standpunt gesteld dat zij op grond van het door de raadsman overgelegde schrijven de ingediende vordering als ingetrokken zal beschouwen. Subsidiair heeft zij zich op het standpunt gesteld dat de behandeling van de vordering van de benadeelde partij een onevenredige belasting van het strafgeding zou opleveren en deze daarom niet-ontvankelijk verklaard dient te worden.
9.2 Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering als ingetrokken beschouwd dient te worden.
9.3 Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank zal de vordering op grond van de door de raadsman overgelegde en niet ondertekende brief niet als ingetrokken beschouwen. De rechtbank acht op grond van de thans voorliggende vordering niet duidelijk geworden waar de opgevoerde schadeposten betrekking op hebben en acht de vordering onvoldoende onderbouwd. Het onderzoek ter terechtzitting aanhouden om hierop een aanvulling te verkrijgen zou een onevenredige belasting van het strafgeding opleveren. De rechtbank zal daarom de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaren in haar vordering. De benadeelde partij kan de vordering bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
10. Toepasselijke wettelijke voorschriften
De beslissing berust op de artikelen 9, 22c, 22d, 310, 311 van het Wetboek van Strafrecht.
11. Beslissing
De rechtbank:
Verklaart bewezen dat verdachte het ten laste gelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op:
diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak en het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van valse sleutels.
Veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf van 4 maanden.
Beveelt dat deze straf niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij later anders wordt gelast.
Stelt daarbij een proeftijd van 2 (twee) jaren vast.
De tenuitvoerlegging kan worden gelast indien veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd aan een strafbaar feit schuldig maakt.
Veroordeelt verdachte tot een taakstraf, bestaande uit het verrichten van onbetaalde arbeid, van 160 uren, met bevel, voor het geval dat de verdachte de taakstraf niet naar behoren heeft verricht, dat vervangende hechtenis zal worden toegepast van 80 dagen, met bevel dat de tijd die door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van deze straf geheel in mindering zal worden gebracht naar de maatstaf van 2 uren per dag.
Verklaart de benadeelde partij [benadeelde 1] niet-ontvankelijk in de vordering.
Heft op het -reeds geschorste- bevel tot voorlopige hechtenis.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.P.H. van Driel van Wageningen, voorzitter, mrs. J.R. Krol en P.L.C.M. Ficq, rechters, in tegenwoordigheid van J.J. Veldhuizen, griffier en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 3 mei 2013.
Mrs. J.P.H. van Driel van Wageningen en J.R. Krol zijn buiten staat dit vonnis te ondertekenen.
BIJLAGE : De tenlastelegging
hij op of omstreeks 30 januari 2011 en/of 31 januari 2011 te Woerden, althans
in het arrondissement Utrecht, tezamen en in vereniging met een ander of
anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening in /
uit een hal/loods (gelegen aan de [adres]) heeft weggenomen een
vrachtwagencombinatie (voorzien van een trekker (voorzien van het kenteken
[kenteken]) en/of een oplegger (voorzien van het kenteken [kenteken]) (met daarop
geladen een hoeveelheid koper met een totale waarde van ongeveer 150.000
euro), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [benadeelde 1]
[bedrijf] en/of Metallum Metal Trading Ag en/of [benadeelde 2], in
elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en / of zijn
mededader(s), waarbij verdachte en / of zijn mededader(s) zich de toegang tot
de plaats des misdrijfs heeft / hebben verschaft en / of de / het weg te nemen
goed(eren) onder zijn / hun bereik heeft / hebben gebracht door middel van
- braak op en/of verbreking van een of meer deur(en) van voornoemde hal/loods
en/of
- valse (immers eerder gestolen) sleutel;
art 310 Wetboek van Strafrecht
art 311 lid 1 ahf/sub 4 Wetboek van Strafrecht
art 311 lid 1 ahf/sub 5 Wetboek van Strafrecht
Een of meer (nog) onbekend gebleven perso(o)n(en) op of omstreeks 30 januari
2011 en/of 31 januari 2011 te Woerden, althans in het arrondissement Utrecht,
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het
oogmerk van wederrechtelijke toeëigening in/uit een hal/loods (gelegen aan de
[adres]) heeft weggenomen een vrachtwagencombinatie (voorzien van een
trekker (voorzien van het kenteken [kenteken]) en/of een oplegger (voorzien van
het kenteken [kenteken]) (met daarop geladen een hoeveelheid koper met een
totale waarde van ongeveer 150.000 euro), in elk geval enig goed, geheel of
ten dele toebehorende aan [bedrijf] en/of Metallum Metal
Trading Ag en/of [benadeelde 2], in elk geval aan een ander of anderen dan aan
verdachte en/of zijn mededader(s), waarbij die een of meer (nog) onbekend
gebleven perso(o)n(en) zich de toegang tot de plaats des misdrijfs
heeft/hebben verschaft en/of de/het weg te nemen goed(eren) onder zijn/hun
bereik heeft/hebben gebracht door middel van
- braak op en/of verbreking van een of meer deur(en) van voornoemde hal/loods
en/of
- valse (immers eerder gestolen) sleutel,
tot en/of bij het plegen van welk misdrijf hij, verdachte, in of omstreeks de
periode van 28 januari 2011 tot en met 31 januari 2011 te Nederland en/of
Duitsland opzettelijk behulpzaam is geweest en/of opzettelijk gelegenheid,
middelen en/of inlichtingen heeft verschaft door
-informatie over de lading van bovengenoemde vrachtwagencombinatie en/of over
(de inrichting en/of beveiliging van) het bedrijfspand van [bedrijf] te verstrekken en/of
-die (nog) onbekend gebleven perso(o)n(en) te brengen naar dat bedrijfspand te
[bedrijf] en/of na de verkoop van de gestolen lading op te halen in Duitsland;
art 310 Wetboek van Strafrecht
art 311 lid 1 ahf/sub 4 Wetboek van Strafrecht
art 311 lid 1 ahf/sub 5 Wetboek van Strafrecht
art 48 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht