ECLI:NL:RBMNE:2013:BZ9193

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
1 mei 2013
Publicatiedatum
22 juni 2013
Zaaknummer
651755 VV EXPL 13-65
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontslag op staande voet wegens vermeende diefstal en niet-naleving van werktijden in supermarkt

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Midden-Nederland op 1 mei 2013 uitspraak gedaan in een kort geding tussen een werknemer, eiseres, en haar werkgever, gedaagde. Eiseres vorderde betaling van achterstallig salaris en stelde dat haar ontslag op staande voet onterecht was. Gedaagde had eiseres op 30 december 2012 op staande voet ontslagen, omdat zij zich schuldig zou hebben gemaakt aan diefstal en het niet naleven van werktijden. Eiseres betwistte de beschuldigingen en voerde aan dat het gebruikelijk was om etenswaren te proeven en dat zij dit deed in het kader van haar functie als verkoopmedewerker.

De kantonrechter oordeelde dat eiseres onvoldoende bewijs had geleverd voor haar stelling dat er een gebruik was om etenswaren te nuttigen zonder betaling. De rechter concludeerde dat eiseres zich niet aan de huisregels had gehouden en dat er voldoende gronden waren voor het ontslag op staande voet. De kantonrechter wees de vorderingen van eiseres af en veroordeelde haar in de proceskosten. De uitspraak benadrukt het belang van naleving van bedrijfsregels en de gevolgen van diefstal in een arbeidsrelatie.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
Afdeling civiel recht
kantonrechter
zitting houdend te Almere
zaaknr.: 651755 VV EXPL 13-65
datum : 1 mei 2013
Vonnis in het kort geding van:
[eiseres],
wonende te [woonplaats],
eiseres,
hierna te noemen: [eiseres],
gemachtigde mr. J. Bel, jurist bij FNV Bondgenoten,
tegen
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[gedaagde] B.V.,
gevestigd en kantoorhoudende te [vestigingsplaats],
Gedaagde,
hierna te noemen: [gedaagde],
gemachtigde mr. J.M.P. Blom, advocaat te Lelystad.
De procedure
De kantonrechter heeft kennisgenomen van:
- het exploot van 10 april 2013 houdende een vordering tot het treffen van een voorziening bij voorraad;
- de conclusie van antwoord van [gedaagde];
- de door gemachtigde van [gedaagde] overgelegde pleitnotities;
- de ter zitting getoonde camerabeelden.
De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 18 april 2013.
Verschenen zijn [eiseres], bijgestaan door mr. Bel, en [gedaagde] bij de heer [A], assistent directeur, bijgestaan door mr. Blom.
Het geschil
1. [eiseres] vordert als voorziening om [gedaagde] te veroordelen tot betaling van (I) een bedrag van € 1.453,63 (bruto) ter zake van salaris en € 252,76 (bruto) ter zake van toeslag over periode 13-2012, (II) een bedrag van € 4.360,89 (bruto) ter zake van salaris over de periode 1 en 2-2013, (III) het verschuldigde salaris (van thans € 1.453,63 bruto per vier weken) vanaf periode 4-2013 op de gebruikelijke wijze en tijdstippen zolang de arbeidsovereenkomst tussen partijen niet rechtsgeldig is geëindigd en (IV) te bepalen dat [gedaagde] de wettelijke verhoging, de wettelijke rente en een bedrag van
€ 561,09 ter zake van buitengerechtelijke kosten moet voldoen. Voorts vordert [eiseres] een veroordeling van [gedaagde] in de proceskosten.
2. Aan haar vorderingen heeft [eiseres] het volgende ten grondslag gelegd. [gedaagde] heeft [eiseres] per brief van 31 december 2012 bevestigd dat zij op 30 december 2012 op staande voet is ontslagen, wegens het volgens [gedaagde] verduisteren en nuttigen van bedrijfseigendommen en het hardnekkig niet houden aan de werktijden en klokprocedures. [eiseres] stelt dat dit ten onterechte is omdat er geen sprake is van een dringende reden die dit ontslag rechtvaardigt. Op 29 december 2012 heeft [gedaagde] [eiseres] een waarschuwingsbrief gestuurd ter zake van het naleven van werktijden en klokinstructies. In de ontslagbrief van 31 december 2012 staat niet dat [gedaagde] heeft geconstateerd dat [eiseres] zich na die waarschuwing niet aan haar werktijden en klokprocedures heeft gehouden. Dit argument kan dan ook niet als (onderdeel van) een dringende reden gelden. Voorts heeft [gedaagde] het nuttigen van etenswaren, die voor de verkoop of een proeverij bestemd waren, aangemerkt als een dringende reden. [gedaagde] heeft daarbij verwezen naar de huisregels 2010 waarin een kopje ‘Fraude en diefstal’ is opgenomen. [eiseres] heeft er hiertegenover op gewezen dat het haar taak is om producten te testen/proeven, zeker als er iets bijzonders mee is. Dat heeft zij gedaan. Niet meer. Voorts is het volgens [eiseres] niet juist dat het daarin gepropageerde strikte beleid wordt gevolgd. Zo komt het in de supermarkt dagelijks voor dat medewerkers en leidinggevenden etenswaren nuttigen. [eiseres] heeft in dat verband een lijst met namen en specifieke verklaringen overgelegd van klanten en (ex-) werknemers die bevestigen dat werknemers en leidinggevenden zeer regelmatig eten van producten die niet meer voor verkoop in aanmerking kwamen en van de proeverijen in de winkel. Op grond van deze omstandigheden is er sprake van een gebruik dat behoort tot de bedrijfscultuur en kan in redelijkheid geconcludeerd worden dat er geen sprake is van een dringende reden om het ontslag op staande voet te rechtvaardigen, aldus [eiseres], en zij heeft daarom een spoedeisend belang bij haar vorderingen in dit kort geding.
3. [gedaagde] voert – zakelijk weergeven – het navolgende als verweer aan. Het staat vast dat het op grond van de huisregels (en ook de geldende CAO) verboden is om goederen van de werkgever toe te eigenen of te nuttigen en eveneens staat vast dat [eiseres] verschillende etenswaren heeft genuttigd. Het is dan volgens [gedaagde] aan [eiseres] om daarvoor een rechtvaardiging te geven. [eiseres] heeft aangevoerd dat er een bepaald gebruik is om te eten van producten die niet meer voor verkoop in aanmerking komen en van de proeverijen in de winkel dat door [gedaagde] werd gedoogd. Volgens [gedaagde] is [eiseres] er echter niet in geslaagd om aan te tonen dat medewerkers producten aten die niet meer voor de verkoop geschikt waren en dat dit door de leiding werd gedoogd en ook niet dat de producten die zij heeft gegeten niet verkoopbaar waren. Concreet verwijt [gedaagde] [eiseres] dat zij zonder deugdelijke reden een half pecannotenbroodje, een flink stuk appeltaart, beide helften van een gebroken stokbrood een appelflap en een muffin heeft gegeten. Van de meeste feiten zijn videobeelden gemaakt en [eiseres] heeft niet ontkend dat zij de genoemde etenswaren heeft genuttigd. [eiseres] heeft haar standpunt trachten te onderbouwen met de door haar overgelegde verklaringen. Het door haar gestelde bestendige gebruik en het gedogen hiervan door de leiding van [gedaagde] wordt hierdoor echter geenszins aangetoond. Bovendien verwijt [gedaagde] [eiseres] - en overige personeelsleden - niet dat zij van tijd tot tijd wel eens iets van de voor de proeverij bestemde etenswaren pakken. [gedaagde] krijgt voor de producten voor de proeverij bestemd overigens van Albert Heijn een vergoeding. Wat [eiseres] heeft gedaan gaat echter veel verder, namelijk dat zij etenswaren voor zichzelf apart heeft gelegd en in grotere hoeveelheden tot zich heeft genomen dan bij het enkele proeven en keuren het geval zou zijn. [eiseres] vindt dat [gedaagde] alles veel te zwaar aanzet. Zij gaat er echter aan voorbij dat zij het vertrouwen van [gedaagde] moet kunnen genieten en er worden dan ook hoge eisen gesteld aan haar integriteit. Volgens [gedaagde] staat de door [eiseres] gepleegde diefstal/verduistering vast en zij is derhalve terecht vanwege deze dringende reden op staande voet ontslagen. Daarnaast heeft [eiseres] de eerdere waarschuwing voor het niet voldoen aan de werktijden en klokprocedures niet weersproken, zodat dit ook mede als dringende reden aan het gegeven ontslag op staande voet ten grondslag kan worden gelegd. Ten aanzien van het loon over december 2012 heeft [gedaagde] zich beroepen op verrekening met de gefixeerde schadevergoeding op grond van artikel 7:677 jo. 7:680 BW. [gedaagde] heeft gesteld tot verrekening gerechtigd te zijn omdat het de eindafrekening betreft. De vorderingen van [eiseres] moeten om de hiervoor genoemde redenen dan ook worden afgewezen, aldus [gedaagde].
De beoordeling
4. Bij de beoordeling van het geschil zal worden uitgegaan van de volgende vaststaande feiten:
a. [eiseres] is op 16 augustus 2008 in dienst van [gedaagde] getreden in de functie van verkoopmedewerker.
b. Het salaris van [eiseres] bedroeg laatstelijk € 1.453,63 (bruto) per vier weken, exclusief vakantiebijslag en andere emolumenten.
c. [gedaagde] exploiteert meerdere supermarktwinkels in Almere onder de Albert Heijn vlag.
d. In de huisregels van [gedaagde] staat, onder meer, het volgende:
“Fraude en diefstal
Fraude of diefstal lijkt misschien een “zware” term, maar wel duidelijk! In de winkel wordt gebruik gemaakt van camera’s, […] Wij wijzen je erop, dat wij arbeidsrechtelijke maatregelen zullen treffen, indien je je niet aan één of meer van deze afspraken houdt. Een schriftelijke waarschuwing, het inhouden van salaris, of in geval van diefstal en fraude altijd ontslag op staande voet behoren tot deze maatregelen. [gedaagde] supermarkten bv hanteert een zero-tolerance beleid ten aanzien van diefstal en/of fraude, al lijkt het vergrijp nog zo klein of is de waarde nog zo gering, altijd zal er een onherroepelijk ontslag op staande voet volgen […]”.
e. Met een brief van 24 maart 2011 heeft [gedaagde] [eiseres] een ernstige waarschuwing gestuurd, waarin, onder meer, het volgende staat:
“Hierbij ontvangt u een ernstige waarschuwing gezien het feit dat u kauwgom uit de winkel heeft genuttigd voordat deze afgerekend was.
U zal begrijpen dat dit gedrag ontoelaatbaar is, mocht dit onverhoopt nog een keer voorkomen, zullen we genoodzaakt zijn om verdere maatregelen te nemen.”
f. [gedaagde] heeft [eiseres] op 29 december 2012 een brief gestuurd waarin [eiseres] – verkort en zakelijk weergegeven – wordt gewaarschuwd dat zij zich bij herhaling schuldig heeft gemaakt aan overtredingen van de werktijden, waar zij eerder voor gewaarschuwd is, dat dit niet wordt getolereerd en dat herhaling zal worden beschouwd als een reden voor beëindiging van de arbeidsovereenkomst.
g. Met een brief van 31 december 2012 heeft de gemachtigde van [gedaagde], onder meer, het volgende aan [eiseres] geschreven, ter bevestiging van een gesprek op 30 december 2012:
“[…]
Tijdens dit onderhoud hebben wij u meegedeeld het voornemen te hebben u met onmiddellijke ingang op staande voet te ontslaan.
Wij deelden u mee dat aan dit voornemen – kort gezegd – de volgende feiten en omstandigheden, die zowel op zichzelf als in samenhang beschouwd een dringende reden voor ontslag vormen, ten grondslag liggen: de verduistering (in dienstbetrekking)/diefstal (en vervolgens nuttigen) van bedrijfseigendommen (voor de verkoop/proeverij bestemde etenswaren zoals een stuk stokbrood, punt appeltaart, appelflap en pecannotenbroodje) tijdens diensttijd op in elk geval 28 en 29 december 2012, alsook het u ondanks waarschuwing hardnekkig niet houden aan de werktijden en klokprocedures.
U bent vervolgens in de gelegenheid gesteld te reageren op ons voornemen en de gronden die wij daaraan ten grondslag leggen. Kort gezegd kwam uw reactie op het volgende neer. Aanvankelijk ontkende u na de invoering van de verscherpte huisregels in 2010 nog etenswaren zonder betaling te hebben weggenomen en genuttigd.Toen wij u erop wezen over camerabeelden te beschikken, trachtte u uw handelen te vergoelijken (het stokbrood zou zijn gevallen en daardoor onverkoopbaar zijn, de appeltaart zou voor een proeverij bestemd zijn, de appelflap zou snotterig en daardoor onverkoopbaar zijn). U was van oordeel dat op alle slakken zout werd gelegd.
U gaf er geen blijk van in te zien dat u fout had gehandeld. […]
Na enige discussie tussen u en ons, waarbij over en weer inhoudelijk werd ingegaan op de wederzijds aangevoerde argumenten hebben wij u tenslotte, al de wederzijds aangevoerde feiten en belangen afwegend meegedeeld dat wij hebben besloten u om de bovenstaande redenen op staande voet te ontslaan. […]”.
5. Volgens vaste jurisprudentie is ten aanzien van geldvorderingen in kort geding terughoudendheid geboden. Zo zal niet alleen moeten worden onderzocht of het bestaan van de vordering in kwestie voldoende aannemelijk is – hetgeen betekent dat met grote mate van waarschijnlijkheid te verwachten moet zijn dat een bodemrechter de vordering zal toewijzen –, maar ook of daarnaast sprake is van feiten en omstandigheden die meebrengen dat uit hoofde van onverwijlde spoed een onmiddellijke voorziening is vereist.
6. De kantonrechter is gebleken van een genoegzaam spoedeisend belang van [eiseres] bij haar vorderingen, nu zij hieraan ten grondslag heeft gelegd dat [gedaagde] haar (achterstallig) salaris verschuldigd is en dat zij door het uitblijven van reguliere salarisbetalingen in financiële problemen zal komen.
7. Het standpunt van [eiseres] komt er in de kern op neer dat zij zich niet schuldig heeft gemaakt aan diefstal of verduistering. Het behoort tot haar taak om etenswaren die voor de verkoop of de proeverij bestemd zijn te controleren. In dat kader heeft zij bijvoorbeeld van het pecannotenbroodje geproefd omdat deze te lang buiten de koeling had gestaan. Ook de appelflappen waren niet goed afgebakken en het stokbrood kwam gebroken uit de oven en één helft was op de grond gevallen, volgens [eiseres]. Daarbij komt dat het gebruik binnen de vestiging van [gedaagde] om te eten en te proeven wijd verspreid was en hierop werd door de leiding niet ingegrepen. [eiseres] heeft voor haar standpunt, dat tot een toewijzing van haar vorderingen in dit kort geding zou kunnen leiden, naar het voorlopig oordeel van de kantonrechter geen, dan wel een onvoldoende overtuigende, onderbouwing gegeven. Waar door [eiseres] wel is aangevoerd dat het tot haar taak behoorde om etenswaren te proeven in het kader van controle, heeft [gedaagde] daar tegenover gesteld dat [eiseres] haar taken te buiten is gegaan en in feite gewoon van het eten heeft gesnoept. Naar aanleiding van de ter zitting getoonde camerabeelden is het de kantonrechter voorshands voldoende gebleken dat [eiseres] inderdaad – zoals het afsnijden van een stuk appeltaart het beste illustreert – etenswaren voor zichzelf heeft afgesneden en gereserveerd en dat zij in ieder geval meerdere happen van één of meerdere appelflappen heeft genomen. Voorshands acht de kantonrechter voldoende aannemelijk dat [eiseres] daarbij verder is gegaan dan vanuit haar controlerende taak mag worden verwacht. [eiseres] heeft erop gewezen dat uit de huisregels niet kan worden afgeleid dat eten en/of proeven ook onder het kopje ‘fraude en diefstal’ valt. De kantonrechter is in dat opzicht voorshands van oordeel dat aan [eiseres] kan worden toegegeven dat in de bedoelde tekst niet specifiek over het nuttigen van (voor de verkoop bedoelde) etenswaren wordt gesproken, maar dit neemt niet weg dat de inhoud voldoende duidelijk moet worden geacht, dat [eiseres] er derhalve van doordrongen had moeten zijn dat [gedaagde] zelfs het allerkleinste vergrijp zeer serieus opvat, zoals ook blijkt uit de waarschuwing met betrekking tot de kauwgom, en dat zij in dat verband als een gewaarschuwd mens kan worden beschouwd. Een overtuigende onderbouwing van haar stelling dat het gebruik om te eten en te proeven onder medewerkers en leidinggevenden van [gedaagde] wijd verspreid was en dat hierop door de leiding niet werd ingegrepen, heeft [eiseres] naar het voorlopig oordeel van de kantonrechter niet gegeven. In de door [eiseres] overgelegde verklaringen wordt gesproken van het nuttigen van etenswaren van de proeverijen en dit is niet zozeer wat [gedaagde] [eiseres] verwijt, zoals is gebleken. Daarbij komt dat [eiseres] evenmin de stelling van [gedaagde] voldoende gemotiveerd heeft weerlegd dat zij eerdere waarschuwingen onweersproken heeft gelaten. Dat [eiseres] tegen de laatste waarschuwing schriftelijk heeft geprotesteerd, zoals zij ter zitting heeft verklaard, is de kantonrechter uit niets gebleken. [eiseres] heeft daarmee naar het voorlopig oordeel van de kantonrechter niet de door [gedaagde] opgeroepen sfeer weersproken van een medewerker die het niet zo nauw lijkt te nemen met de geldende regels en met een beschuldigende vinger naar anderen wijst, in plaats van zich de kritiek op haar handelswijze persoonlijk aan te trekken, waarbij de kantonrechter laat meewegen dat [eiseres] (bij monde van haar gemachtigde) heeft erkend dat zij ten aanzien van het eten van de appelflappen niet correct heeft gehandeld en het door [gedaagde] tevens genoemde, evenwel niet aan het ontslag op staande voet mede ten grondslag gelegde, eten van een muffin onweersproken heeft gelaten. De kantonrechter komt dan ook tot de slotsom dat voorshands voldoende aannemelijk is dat [gedaagde] [eiseres] op goede gronden op staande voet heeft ontslagen.
8. Tegen deze achtergrond acht de kantonrechter het voorshands niet aannemelijk dat een bodemrechter in een eventuele procedure tot het oordeel zal komen dat de vorderingen van [eiseres] moeten worden toegewezen. Daarom kunnen in deze procedure, vooruitlopend op een eventuele bodemprocedure, de vorderingen niet worden toegewezen. Hetgeen overigens nog door partijen naar voren is gebracht kan niet tot een ander oordeel leiden en behoeft daarom niet te worden besproken.
9. Gelet op de afloop van de procedure zal [eiseres] worden veroordeeld in de kosten gevallen aan de zijde van [gedaagde].
De beslissing in kort geding
De kantonrechter:
- wijst de gevraagde voorzieningen af;
- veroordeelt [eiseres] in de proceskosten, aan de zijde van [gedaagde] tot heden begroot op € 400,00.
Aldus gewezen door mr. C.J. Hofman, kantonrechter, en uitgesproken in de openbare terechtzitting van 1 mei 2013, in tegenwoordigheid van de griffier.