RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
Afdeling Strafrecht
Zittingslocatie Utrecht
Parketnummer: 16/655934-12 (P)
vonnis van de meervoudige strafkamer van 26 april 2013
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [1992],
ingeschreven in de gemeentelijke basisadministratie persoonsgegevens op het adres
[adres] te [woonplaats].
1. Het onderzoek ter terechtzitting
Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 15 april 2013.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie en van wat verdachte en de advocaat, mr. P.J. de Bree, naar voren hebben gebracht. Voorts heeft de rechtbank kennisgenomen van de vordering van de benadeelde partij [benadeelde 1].
De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte samen met anderen op straat geweld heeft gebruikt tegen een groep van vijf personen. Het geweld bestond onder meer uit het slaan en schoppen of trappen van die personen.
De dagvaarding is geldig, deze rechtbank is bevoegd tot kennisneming van het ten laste gelegde feit en de officier van justitie is ontvankelijk in de strafvervolging. Er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.
4. Waardering van het bewijs
4.1 Feiten en omstandigheden
De rechtbank gaat op grond van de wettige bewijsmiddelen van de volgende feiten en omstandigheden uit.
Ten aanzien van aangever [benadeelde 1]
De verdachte, hierna te noemen “[verdachte]”, heeft ter terechtzitting verklaard dat hij op
1 april 2012 te Amersfoort, op de openbare weg, met anderen, betrokken is geweest bij een vechtpartij.
Medeverdachte[medeverdachte] hierna te noemen [medeverdachte] heeft bij de rechter-commissaris verklaard dat het klopt dat hij[naam 1] (de rechtbank begrijpt: aangever [benadeelde 1], hierna te noemen: “[benadeelde 1]”) heeft geslagen.
[benadeelde 1] heeft aangifte gedaan. Hij heeft verklaard dat hij op 1 april 2012 samen met[benadeelde 2](hierna: [benadeelde 2]”),[benadeelde 3](hierna: “[benadeelde 3]”), [benadeelde 4](hierna: “[benadeelde 4]”) en[benadeelde 5](hierna: [benadeelde 5] in Amersfoort liep, in de richting van het Lieve Vrouweplein.
Op de hoek van de Zwanenhalssteeg met het Lieve Vrouwenplein zag hij twee jongens staan. Van één van deze jongens kreeg hij een klap in zijn gezicht. Het werd toen voluit vechten. Hij voelde dat hij nog diverse klappen kreeg en er werd ook aan hem getrokken en geduwd.
Bij de rechter-commissaris heeft [benadeelde 1] verklaard dat hij een vuistslag in zijn gezicht kreeg van één van de twee jongens. Hij kreeg een vuistslag op zijn neus. Hij weet bijna zeker dat deze vuistslag van[medeverdachte] was.
[benadeelde 5]heeft op 2 april 2012 aangifte gedaan. Op 1 april 2012 was hij samen met [benadeelde 2], [benadeelde 3], [benadeelde 1] en [benadeelde 4] in Amersfoort. Ze liepen richting het Lieve Vrouwenplein.
Er ontstond een gevecht met twee jongens. Eén van die jongens heette blijkbaar ook[naam 2](de rechtbank begrijpt: [verdachte]). Hij werd vergezeld door een blonde jongen (de rechtbank begrijpt: [medeverdachte]). Hij zag dat [benadeelde 1] samen met de blonde jongen op de grond lag en dat ze met elkaar in gevecht waren. [benadeelde 5] heeft dit bij de rechter-commissaris bevestigd.
[benadeelde 3] heeft bij de rechter-commissaris verklaard dat hij op 1 april 2012 op stap is geweest en twee jongens tegenkwam, waaronder degene die hij nu kent als [verdachte]. Hij stond met [verdachte] te praten en toen ineens werd er gevochten tussen[naam 1]de rechtbank begrijpt: [benadeelde 1]) en die andere jongen,[naam 3](de rechtbank begrijpt: [medeverdachte]).
Ten aanzien van aangever [benadeelde 5]
In zijn aangifte heeft [benadeelde 5] verklaard dat hij tijdens het gevecht tussen [medeverdachte] en [benadeelde 1] heeft geprobeerd om [benadeelde 1] weg te halen uit het gevecht.
[benadeelde 3] heeft verklaard dat[benadeelde 5] (de rechtbank begrijpt: [benadeelde 5]) de jongens (de rechtbank begrijpt: [medeverdachte] en [benadeelde 1]) uit elkaar probeerde te halen. [verdachte] was toen met vrienden aan het bellen. Ineens zag hij [benadeelde 5] op de grond liggen.
[benadeelde 1] heeft in zijn aangifte verklaard dat hij zag dat één van de jongens zich tegen [benadeelde 5] keerde. Hij zag dat [benadeelde 5] opeens gestrekt op de grond lag. Hij zag dat hij niet meer bewoog. Er kwamen nog meer jongens bij.
[benadeelde 4] heeft bij de rechter-commissaris verklaard dat [benadeelde 5] het probeerde te sussen. Hij kreeg een vuistslag in zijn gezicht. [benadeelde 5] bewoog niet meer. Hij ging meteen knock-out.
Ten aanzien van aangeefster [benadeelde 4]
[benadeelde 4] heeft aangifte gedaan. Zij heeft verklaard dat zij op 1 april 2012 samen met [benadeelde 2], [benadeelde 3], [benadeelde 1] en [benadeelde 5] op de Zwanenhalssteeg in Amersfoort liep. Zij zag dat er in dezelfde steeg nog een andere groep jongens stond. Er ontstond een vechtpartij met jongens uit die groep. [benadeelde 4] kreeg toen van één van de jongens een klap in haar gezicht. Later kreeg zij van diezelfde jongen nog een trap tegen haar linker bovenbeen, precies boven de knie.
[benadeelde 4] heeft bij de rechter-commissaris verklaard dat degene die haar geslagen had, [verdachte] was. [verdachte] heeft haar met zijn vuist in haar gezicht geslagen. Zij kreeg ook een trap op haar linkerbeen, waardoor haar linkerbeen beurs was. Zij heeft in het ziekenhuis een steunkous gekregen.
[benadeelde 3] heeft verklaard dat [verdachte] met zijn rechterbeen [benadeelde 4] opzettelijk en met kracht een low-kick gaf tegen haar bovenbeen.
[benadeelde 1] heeft verklaard dat [benadeelde 4] een klap op haar hoofd en een schop tegen haar been kreeg van [verdachte].
[benadeelde 5] heeft bij de rechter-commissaris verklaard dat hij heeft gezien dat [verdachte] een slaande beweging maakte naar [benadeelde 4].
Ten aanzien van[benadeelde 2]
[benadeelde 2] heeft een verklaring afgelegd. Hij verklaart dat hij op 1 april 2012 samen was met [benadeelde 3], [benadeelde 4] en [benadeelde 5]. Hij zag dat er twee jongens aan kwamen lopen.
Er ontstond een gevecht met deze twee jongens. Later kwam er drie jongens aanrennen. Hij zag [benadeelde 5] (de rechtbank begrijpt: [benadeelde 5]) bewusteloos op de grond liggen. Hij knielde bij [benadeelde 5]. Hij zag een voet vlak langs zijn kin gaan. Hij voelde dat de voet hem hard raakte op de kin.
4.2 Het standpunt van het Openbaar Ministerie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat het impliciet primair tenlastegelegde (poging tot doodslag c.q poging tot zware mishandeling) niet bewezen kan worden verklaard en dat verdachte daarvan moet worden vrijgesproken. Wel acht zij bewezen dat verdachte het impliciet subsidiair tenlastegelegde (openlijke geweldpleging) heeft begaan en dat ten aanzien van alle in de tenlastelegging genoemde personen.
4.3 Het standpunt van de verdediging
De raadsman is eveneens van mening dat het impliciet primair tenlastegelegde (poging tot doodslag c.q. poging tot zware mishandeling) niet bewezen kan worden verklaard. Ook hij acht het impliciet subsidiair tenlastegelegde (openlijke geweldpleging) bewezen. Hij is echter van mening dat openlijke geweldpleging niet te bewijzen is ten aanzien van [benadeelde 1],[benadeelde 5] en[benadeelde 2]n.
4.4 Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank deelt de standpunten van de officier van justitie en de verdediging ten aanzien van het onder impliciet primair tenlastegelegde. Zij acht de daar tenlastegelegde poging tot doodslag c.q. poging tot zware mishandeling niet wettig en overtuigend bewezen, zodat verdachte daarvan dient te worden vrijgesproken.
De rechtbank is van oordeel dat het impliciet subsidiair tenlastegelegde wettig en overtuigend bewezen is ten aanzien van [benadeelde 1], [benadeelde 5], [benadeelde 2] en [benadeelde 4]. Hierbij overweegt de rechtbank dat bij het delict “openlijke geweldpleging” het plegen van geweld in een groep mensen (twee of meer personen) strafbaar is gesteld, waarbij de deelnemer ook aansprakelijk is voor de geweldshandelingen die door de mededaders zijn verricht.
De vraag is of de verdachten aan dat geweld een significante of wezenlijke bijdrage hebben geleverd. De beide verdachten waren allebei betrokken bij de aanleiding van het gevecht. Zij hebben beiden verklaard betrokken te zijn geweest bij de vechtpartij en hebben beiden daarin een actieve rol gespeeld. Bovendien hebben zij elkaar niet weerhouden van de geweldshandelingen en zich daarvan niet gedistantieerd, sterker nog, [verdachte] heeft gaande het gevecht vrienden die zich in de directe omgeving bevonden gebeld om te komen helpen. Aan verdachten kunnen daarom ook de geweldshandelingen worden toegerekend die zij niet zelf hebben gepleegd.
De rechtbank acht op grond van de in rubriek 4. genoemde bewijsmiddelen bewezen dat verdachte
op 1 april 2012 te Amersfoort, met anderen, op of aan de openbare weg, op/nabij Lieve
Vrouwekerkhof en de Zwanenhalssteeg, openlijk in vereniging geweld heeft gepleegd tegen [benadeelde 1] en [benadeelde 5] en [benadeelde 4] en [benadeelde 2], welk geweld bestond uit
(ten aanzien van die [benadeelde 1])
- die [benadeelde 1] meermalen gestompt/geslagen in het gezicht en tegen
het lichaam, en
- geduwd en/of getrokken aan/tegen die [benadeelde 1],
(ten aanzien van die [benadeelde 5])
- het stompen/slaan op het lichaam van die [benadeelde 5],
(ten aanzien van die [benadeelde 4])
- het stompen/slaan in het gezicht van die [benadeelde 4], en
- het schoppen tegen een been van die [benadeelde 4],
(ten aanzien van die [benadeelde 2])
- het schoppen tegen de kin van die [benadeelde 2].
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten staan, zijn deze verbeterd. Verdachte is hierdoor niet in de verdediging geschaad.
6. De strafbaarheid van het feit
De verdediging heeft een beroep gedaan op noodweer. De raadsman heeft daartoe aangevoerd dat verdachte heeft verklaard dat hij is aangevallen door een meisje en dat dat dus [benadeelde 4] moet zijn geweest. Uit de verschillende verklaringen blijkt dat de lezing van verdachte dat hij de zwaaiende tas van [benadeelde 4] heeft afgeweerd, geloofwaardig is te achten, aldus de raadsman. In zijn visie dient verdachte te worden ontslagen van alle rechtsvervolging.
De rechtbank acht de door de raadsman geschetste feitelijke gang van zaken niet aannemelijk geworden en zal reeds daarom het beroep op noodweer verwerpen.
Het bewezen geachte feit is volgens de wet strafbaar als “Openlijk in vereniging geweld plegen tegen personen”.
Het bestaan van een rechtvaardigingsgrond is ook overigens niet aannemelijk geworden.
7. De strafbaarheid van verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.
8. Motivering van de straffen en maatregelen
8.1. De eis van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte voor het impliciet subsidiair ten laste gelegde feit zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf van 30 dagen, met aftrek van voorarrest. Voorts heeft de officier van justitie gevorderd om aan verdachte een werkstraf van 180 uren op te leggen, met bevel, voor het geval dat verdachte de werkstraf niet naar behoren verricht, dat vervangende hechtenis zal worden toegepast van 90 dagen.
8.2. Het standpunt van de verdediging
Als aan verdachte toch straf moet worden opgelegd, dan is de raadsman van mening dat er rekening moet worden gehouden met de beperkte rol van verdachte en het reclasseringsadvies. In de visie van de raadsman kan worden volstaan met het opleggen van een werkstraf met een voorwaardelijk gedeelte.
8.3. Het oordeel van de rechtbank
De hierna te noemen strafoplegging is in overeenstemming met de ernst van het bewezen geachte, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals daarvan ter terechtzitting is gebleken.
De rechtbank heeft bij de keuze tot het opleggen van een vrijheidsbenemende straf en bij de vaststelling van de duur daarvan in het bijzonder het volgende laten meewegen.
Verdachte heeft op de openbare weg, samen met anderen, geweld gepleegd tegen een aantal andere jongeren. Het geweld heeft onder meer bestaan uit het geven van vuistslagen. Door de geweldpleging hebben de slachtoffers pijn ondervonden en letsel bekomen. Eén van de slachtoffers is zelfs enige tijd buiten bewustzijn geweest en moest naar het ziekenhuis worden overgebracht. Het andere slachtoffer heeft onder andere een gebroken neus opgelopen. Het herstel daarvan duurde geruime tijd. Verdachte heeft bij deze geweldpleging een groot aandeel gehad.
Uit het reclasseringsadvies van Reclassering Nederland d.d. 28 maart 2013 blijkt dat
F. van der Groep, reclasseringswerker, het opleggen van een werkstraf adviseert. In zijn ogen is het niet noodzakelijk dat aan verdachte bijzondere voorwaarden worden opgelegd.
Uit het uittreksel uit de Justitiële Documentatie d.d. 14 juni 2012 blijkt dat verdachte niet eerder is veroordeeld.
Het bewezenverklaarde heeft inmiddels ruim een jaar geleden plaatsgevonden, terwijl niet is gebleken dat verdachte zich aan nieuwe strafbare feiten heeft schuldig gemaakt.
De rechtbank is van oordeel dat, gelet op alle hiervoor genoemde omstandigheden en met name het tijdsverloop, aanleiding bestaat bij de straftoemeting in matigende zin af te wijken van wat de officier van justitie heeft gevorderd.
9. Ten aanzien van de benadeelde partij en de schadevergoedingsmaatregel
De officier van justitie concludeert dat de vordering van de benadeelde partij [benadeelde 1] moet worden toegewezen tot een bedrag van € 2.404,04 (waarvan € € 2.000,-- ter zake van immateriële schade), vermeerderd met de wettelijke rente en hoofdelijk op te leggen. Bovendien moet de schadevergoedingsmaatregel worden opgelegd.
De verdediging heeft verzocht de hoogte van het bedrag ter zake van immateriële schade te matigen. Hij heeft hierbij ook gewezen op de excuusbrief van de chirurg die een bijlage bij een schriftelijke vordering vormt. Uit die brief blijkt dat de gebroken neus in eerste instantie over het hoofd is gezien en dat daardoor de neus van [benadeelde 1] opnieuw moest worden gebroken en recht worden gezet. Ook daar moet de rechtbank in matigende zin rekening mee houden, aldus de verdediging.
Vast is komen te staan dat de benadeelde partij [benadeelde 1] als gevolg van het hiervoor bewezen geachte feit rechtstreeks schade heeft geleden. De rechtbank waardeert deze op € 1.404,04 (éénduizendvierhonderdvier euro en vier cent), te weten € 1.000,-- aan immateriële schade en € 404,04 aan materiële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 1 april 2012 tot aan de dag van de algehele voldoening. De vordering kan dan ook tot dat bedrag worden toegewezen.
Voorts zal verdachte worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog zal maken.
De rechtbank zal het aan [benadeelde 1] toegewezen bedrag hoofdelijk opleggen.
In het belang van de benadeelde partij voornoemd wordt als extra waarborg voor betaling de schadevergoedingsmaatregel (artikel 36f Sr) aan verdachte opgelegd.
Behandeling van het restant van de vordering levert een onevenredige belasting van het strafgeding op. Daarom is de benadeelde partij in dat deel van de vordering niet-ontvankelijk. De benadeelde partij kan het bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
10. Toepasselijke wettelijke voorschriften
De beslissing berust op de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 14d, 22c, 22d, 24c, 36f en 141 van het Wetboek van Strafrecht.
De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.
Vrijspraak
Spreekt verdachte vrij van het impliciet primair tenlastegelegde.
Bewezenverklaring
Verklaart bewezen dat verdachte het ten laste gelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Strafbaarheid
Het bewezen verklaarde levert op:
Openlijk in vereniging geweld plegen tegen personen
Verklaart het bewezene strafbaar.
Verklaart verdachte, daarvoor strafbaar.
Strafoplegging
Veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf van 17 dagen.
Beveelt dat de tijd die door veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van die straf in mindering gebracht zal worden.
Beveelt dat een gedeelte, groot 14 dagen, van deze gevangenisstraf niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter tenuitvoerlegging gelast omdat verdachte zich voor het einde van de proeftijd schuldig maakt aan een strafbaar feit.
Stelt daarbij een proeftijd van 2 (twee) jaren vast.
Veroordeelt verdachte tot een taakstraf, bestaande uit het verrichten van onbetaalde arbeid, van 120 uren, met bevel, voor het geval dat de verdachte de taakstraf niet naar behoren heeft verricht, dat vervangende hechtenis zal worden toegepast van 60 dagen.
Benadeelde partij
Wijst de vordering van [benadeelde 1] toe tot een bedrag van € 1.404,04 (zegge éénduizendvierhonderdvier euro en vier cent), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 1 april 2012 tot aan de dag van de algehele voldoening.
Veroordeelt verdachte tot betaling van het toegewezen bedrag aan [benadeelde 1] voornoemd, behalve voor zover deze vordering al door of namens een ander/anderen is betaald.
Veroordeelt verdachte voorts in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil.
Bepaalt dat de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in de vordering is en bepaalt dat dit gedeelte kan worden aangebracht bij de burgerlijke rechter.
Legt verdachte de verplichting op ten behoeve van [benadeelde 1], € 1.404,04 (zegge éénduizendvierhonderdvier euro en vier cent) aan de Staat te betalen, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door hechtenis van 25 dagen. De toepassing van die hechtenis heft de hiervoor opgelegde verplichting niet op.
Bepaalt dat, indien en voor zover verdachte aan een van de genoemde betalingsverplichtingen heeft voldaan, daarmee de andere is vervallen.
Dit vonnis is gewezen door
mr. I.P.H.M. Severeijns, voorzitter,
mrs. J.P.W. Helmonds en V. van Dam, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. D.A. Groenevelt-Timmer, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 26 april 2013.
Mr. D.A. Groenevelt-Timmer, griffier, is niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.
BIJLAGE : De tenlastelegging
hij op of omstreeks 1 april 2012 te Amersfoort, in elk geval in het
arrondissement Utrecht,
ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
opzettelijk [benadeelde 1] en/of [benadeelde 5] en/of [benadeelde 4] en/of [benadeelde 2]van het leven te beroven, althans zwaar lichamelijk letsel toe te
brengen,
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met dat
opzet als volgt heeft gehandeld:
zijnde en/of hebbende hij, verdachte, en/of (één of meer van) zijn mededader(s)
(ten aanzien van die [benadeelde 1])
- die [benadeelde 1] één of meermalen gestompt/geslagen in het gezicht en/of op/tegen
meerdere (andere) plaatsen van het lichaam, en/of
- geduwd en/of getrokken aan/tegen die [benadeelde 1] (waardoor die [benadeelde 1] op de grond
is gevallen), en/of
- (terwijl die [benadeelde 1] op de grond lag) die [benadeelde 1] één of meermalen
getrapt/geschopt in het gezicht en/of tegen het hoofd,
(ten aanzien van die [benadeelde 5])
- die [benadeelde 5] één of meermalen gestompt/geslagen, en/of
- (nadat/terwijl die [benadeelde 5] was gevallen op de grond en/of gedurende enige
tijd buiten bewustzijn was) die [benadeelde 5] één of meermalen getrapt op/tegen
meerdere plaatsen van het lichaam, waaronder het hoofd,
(ten aanzien van die [benadeelde 4])
- die [benadeelde 4] één of meermalen gestompt/geslagen in het gezicht, in elk geval
tegen het hoofd, en/of
- die [benadeelde 4] (met een zogenaamde low-kick) getrapt/geschopt tegen een been,
(ten aanzien van die [benadeelde 2])
- die [benadeelde 2] getrapt/geschopt tegen de kin, in elk geval tegen het
hoofd,
zijnde de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet voltooid;
art 287 Wetboek van Strafrecht
art 302 lid 1 Wetboek van Strafrecht
art 45 lid 1 Wetboek van Strafrecht
art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht
hij op of omstreeks 1 april 2012 te Amersfoort
met een ander of anderen, op of aan de openbare weg, op/nabij Lieve
Vrouwekerkhof en/of de Zwanenhalssteeg, in elk geval op of aan een openbare
weg, openlijk in vereniging geweld heeft gepleegd tegen [benadeelde 1] en/of[benadeelde 5]en/of [benadeelde 4] en/of [benadeelde 2], welk geweld bestond uit
(ten aanzien van die [benadeelde 1])
- het één of meermalen stompen/slaan in het gezicht en/of op/tegen meerdere
(andere) plaatsen van het lichaam van die [benadeelde 1], en/of
- het duwen en/of trekken aan/tegen die [benadeelde 1] (waardoor die [benadeelde 1] op de
grond is gevallen), en/of
- (terwijl die [benadeelde 1] op de grond lag) het één of meermalen trappen/schoppen
in het gezicht en/of tegen het hoofd van die [benadeelde 1],
(ten aanzien van die [benadeelde 5])
- het één of meermalen stompen/slaan op/tegen diverse plaatsen van het
lichaam van die [benadeelde 5], en/of
- (nadat/terwijl die [benadeelde 5] was gevallen op de grond en/of gedurende enige
tijd buiten bewustzijn was) het één of meermalen trappen/schoppen op/tegen
diverse plaatsen van het lichaam van die [benadeelde 5], waaronder het hoofd,
(ten aanzien van die [benadeelde 4])
- het één of meermalen stompen/slaan in het gezicht, in elk geval tegen het
hoofd van die [benadeelde 4], en/of
- het (met een zogenaamde low-kick) trappen/schoppen tegen een been van die
[benadeelde 4],
(ten aanzien van die [benadeelde 2])
- het trappen/schoppen tegen de kin,in elk geval tegen het hoofd van die [benadeelde 2];
art 141 lid 1 Wetboek van Strafrecht
[Einde tekst]