Daarbij heeft de verdediging het navolgende betoogd:
Feit 1, 10 juli 2012: De in het dossier bevindende bewijsmiddelen ten aanzien van dit incident betreffen de aangifte van [slachtoffer 1] en foto’s van het mogelijk door haar opgelopen letsel. Verdachte verklaart daarover dat het wel zo kan zijn dat hij is meegefietst en dat hij haar misschien heeft vastgepakt maar dat hij haar geen pijn heeft gedaan. Verdachte herinnert zich dat niet.
Feit 1, 22 november 2012: Verdachte zegt dat het niet klopt wat getuige [getuige 1] heeft verklaard. [slachtoffer 1], de ex-partner van verdachte, kan mensen beïnvloeden. De verdediging sluit niet uit dat bij dat de verklaring van getuige [getuige 1] een rol heeft gespeeld.
Feit 2A: De verklaringen van de getuigen [getuige 2] en [getuige 3] zijn niet gelijkluidend. De geuite bewoordingen zijn anders dan in de aangifte.
Feit 3: De vader van aangeefster is geen onafhankelijke getuige. Verdachte is, toen hij zag dat de vader van aangeefster haar en hun dochtertje kwam ophalen, naar beneden gelopen en heeft de vader aangesproken met de vraag of deze er niet voor kon zorgen dat verdachte zijn dochtertje kon zien. De aangifte en de verklaring verschillen, er zijn geen politiemensen die iets gehoord zouden hebben en er zijn geen opnames.
Feit 4: Verdachte erkent dat hij op het balkon is geweest. Hij is erop geklommen en is mogelijk op iets van de kinderen gaan staan. Hetgeen op de tenlastelegging staat klopt niet. Er zijn geen foto’s van hetgeen vernield zou zijn. De getuige zag beeldjes op straat liggen waarvan zij vermoedt dat die van het balkon zijn gegooid, maar zij zegt niets over een glazen afscheiding en een stoffer met blik.
Feit 5: Het verwijt dat verdachte hier wordt gemaakt, ligt erg gevoelig. Verdachte wilde antwoorden van zijn pleegmoeder omdat hij niet geïnformeerd was over het overlijden van zijn pleegvader. Verdachte was al in de kerk voordat zijn pleegmoeder er was. Hij was daar om, op vaderdag, zijn pleegvader te gedenken. Er waren geen kwade bedoelingen. Het gebeuren met de auto betreft een datum buiten de ten laste gelegde periode. Dat er meermalen een brief is gestuurd is niet onderbouwd, er is slechts één brief geweest. Verdachte heeft veel gebeld naar zijn pleegmoeder, uit frustratie omdat hij met haar in contact wilde komen. Dit kan niet gekwalificeerd worden als stalking volgens de wet. De verdediging wijst daarbij op de uitspraak van de Hoge Raad van 15 november 2005, NbSR 2005/476.
Feit 6: Verdachte kent aangever [slachtoffer 4] niet. De aangifte en de getuigenverklaring van[getuige 5]komen niet overeen. [getuige 5] heeft verklaard dat[slachtoffer 4]hem, telefonisch, heeft gezegd “Volgens mij rijdt die mongool achter mij”. In de aangifte staat dat verdachte tegen de stilstaande auto van [slachtoffer 4] is gereden. Dat is iets anders. In het rapport van de verkeerspolitie staat op pagina 10 dat, als je die auto’s tegen elkaar zet, het bij elkaar zou kunnen passen. Zo ram je geen auto, dan ram je er in. Bij de onderste foto staat dat het zeer onwaarschijnlijk is dat de daar weergegeven schade aan de Suzuki door een aanrijding met de Jeep is ontstaan.
Feit 7: Verdachte zegt dat hij in het pompstation is geweest. Hij heeft gevloekt, niet bedreigd. Er zijn geen opnames, en evenmin getuigen. Het kan dat hij bedreigend is overgekomen, maar er was geen sprake van bedreiging met zware mishandeling.