ECLI:NL:RBMNE:2013:BZ8874

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
23 april 2013
Publicatiedatum
22 juni 2013
Zaaknummer
16.702009-12
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Schuldigverklaring voor bedreiging, mishandeling en stalking

In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 23 april 2013 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen de verdachte, die beschuldigd werd van meerdere strafbare feiten, waaronder bedreiging, mishandeling en stalking. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte schuldig is aan het bedreigen en meermalen mishandelen van de moeder van zijn dochter, alsook aan stalking van zijn pleegmoeder. De feiten vonden plaats in de periode van 10 juli 2012 tot en met 22 november 2012. De rechtbank heeft de verdachte schuldig bevonden aan mishandeling, meermalen gepleegd, bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht, bedreiging met zware mishandeling en belaging. De rechtbank heeft de officier van justitie niet-ontvankelijk verklaard in de vervolging van enkele tenlastegelegde feiten, waaronder belediging, omdat hiervoor een klacht van de benadeelde vereist is. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 60 dagen, waarvan 29 dagen voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaar. Bij de strafoplegging is rekening gehouden met een reclasseringsrapport en de noodzaak van behandeling en begeleiding van de verdachte. De rechtbank heeft bijzondere voorwaarden opgelegd, waaronder reclasseringstoezicht en een behandelverplichting. De uitspraak is gedaan in het openbaar en is vastgelegd door de griffier.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
Afdeling Strafrecht
Zittingslocatie Utrecht
Parketnummer: 16.702009-12
Datum uitspraak: 23 april 2013
Vonnis van de meervoudige kamer voor strafzaken op tegenspraak gewezen in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren op [1978] te [geboorteplaats],
wonende te [woonplaats], [adres].
Raadsman mr. J.G.M. Dassen, advocaat te Utrecht.
1 Onderzoek ter terechtzitting
De zaak is inhoudelijk behandeld op de terechtzitting van 9 april 2013, waarbij de officier van justitie en de verdediging hun standpunten kenbaar hebben gemaakt.
2 De tenlastelegging
De tenlastelegging is op de zitting gewijzigd.
De tenlastelegging is, met wijziging, als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
Feit 1: in de periode van 10 juli 2012 tot en met 22 november 2012 opzettelijk [slachtoffer 1] heeft mishandeld, waardoor [slachtoffer 1] letsel en pijn heeft bekomen;
Feit 2 A: op 15 november 2012 [slachtoffer 1] heeft bedreigd;
en/of
Feit 2 B: op 15 november 2012 [slachtoffer 1] opzettelijk heeft beledigd;
Feit 3 A: op 18 november 2012 [slachtoffer 1] en haar vader [slachtoffer 2] heeft bedreigd;
en/of
Feit 3 B: op 18 november 2012[slachtoffer 1]opzettelijk heeft beledigd;
Feit 4: op 27 november 2012 een glazen balkonafscheiding en een stoffer en blik heeft stuk gemaakt;
Feit 5: in de periode van 20 mei 2012 tot en met 2 oktober 2012 zijn pleegmoeder[slachtoffer 3]heeft gestalkt;
Feit 6: op 3 december 2012[slachtoffer 4] heeft bedreigd;
Feit 7: in de periode van 11 december 2012 tot en met 13 december 2012 [slachtoffer 5]heeft bedreigd.
3 De voorvragen
De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is en dat zij bevoegd is tot kennisneming van de zaak.
De ontvankelijkheid van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat het onder 2B ten laste gelegde feit, opzettelijke belediging, een klachtdelict betreft en dat de klacht van [slachtoffer 1] van 5 december 2012 betrekking heeft op de bedreiging, maar niet op de belediging en dat er derhalve ten onrechte een vervolging is ingesteld ten aanzien van opzettelijke belediging. De verdediging heeft zich daarbij aangesloten.
De rechtbank is van oordeel dat de officier van justitie niet-ontvankelijk is ten aanzien van het onder 2B tenlastegelegde. Belediging kan slechts vervolgd worden indien de beledigde daar nadrukkelijk om verzoekt met een klacht. Ten aanzien van de onder 3B tenlastegelegde belediging op 18 november 2012 geldt hetzelfde: de klacht ontbreekt en de officier van justitie is dan niet-ontvankelijk.
Ook het onder 5. tenlastgelegde feit - belaging - is een delict dat slechts op basis van een klacht vervolgbaar is. In het dossier bevindt zich de klacht van [slachtoffer 3], zodat de officier van justitie ten aanzien van dit feit wel ontvankelijk is in de vervolging.
Voor het overige stelt de rechtbank vast dat de officier eveneens ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.
4 De beoordeling van het bewijs
4.1. Het standpunt van het Openbaar Ministerie
De officier van justitie acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de ten laste gelegde feiten 1, 2A, 3A, 4, 5 en 6 heeft begaan. Voor feit 7 verzoekt zij de rechtbank verdachte vrij te spreken.
4.2 Het standpunt van de verdediging
De verdediging is van mening dat verdachte ter zake de ten laste gelegde feiten 1, 2A, 3A, 4, 5, 6 en 7 dient te worden vrijgesproken.
Daarbij heeft de verdediging het navolgende betoogd:
Feit 1, 10 juli 2012: De in het dossier bevindende bewijsmiddelen ten aanzien van dit incident betreffen de aangifte van [slachtoffer 1] en foto’s van het mogelijk door haar opgelopen letsel. Verdachte verklaart daarover dat het wel zo kan zijn dat hij is meegefietst en dat hij haar misschien heeft vastgepakt maar dat hij haar geen pijn heeft gedaan. Verdachte herinnert zich dat niet.
Feit 1, 22 november 2012: Verdachte zegt dat het niet klopt wat getuige [getuige 1] heeft verklaard. [slachtoffer 1], de ex-partner van verdachte, kan mensen beïnvloeden. De verdediging sluit niet uit dat bij dat de verklaring van getuige [getuige 1] een rol heeft gespeeld.
Feit 2A: De verklaringen van de getuigen [getuige 2] en [getuige 3] zijn niet gelijkluidend. De geuite bewoordingen zijn anders dan in de aangifte.
Feit 3: De vader van aangeefster is geen onafhankelijke getuige. Verdachte is, toen hij zag dat de vader van aangeefster haar en hun dochtertje kwam ophalen, naar beneden gelopen en heeft de vader aangesproken met de vraag of deze er niet voor kon zorgen dat verdachte zijn dochtertje kon zien. De aangifte en de verklaring verschillen, er zijn geen politiemensen die iets gehoord zouden hebben en er zijn geen opnames.
Feit 4: Verdachte erkent dat hij op het balkon is geweest. Hij is erop geklommen en is mogelijk op iets van de kinderen gaan staan. Hetgeen op de tenlastelegging staat klopt niet. Er zijn geen foto’s van hetgeen vernield zou zijn. De getuige zag beeldjes op straat liggen waarvan zij vermoedt dat die van het balkon zijn gegooid, maar zij zegt niets over een glazen afscheiding en een stoffer met blik.
Feit 5: Het verwijt dat verdachte hier wordt gemaakt, ligt erg gevoelig. Verdachte wilde antwoorden van zijn pleegmoeder omdat hij niet geïnformeerd was over het overlijden van zijn pleegvader. Verdachte was al in de kerk voordat zijn pleegmoeder er was. Hij was daar om, op vaderdag, zijn pleegvader te gedenken. Er waren geen kwade bedoelingen. Het gebeuren met de auto betreft een datum buiten de ten laste gelegde periode. Dat er meermalen een brief is gestuurd is niet onderbouwd, er is slechts één brief geweest. Verdachte heeft veel gebeld naar zijn pleegmoeder, uit frustratie omdat hij met haar in contact wilde komen. Dit kan niet gekwalificeerd worden als stalking volgens de wet. De verdediging wijst daarbij op de uitspraak van de Hoge Raad van 15 november 2005, NbSR 2005/476.
Feit 6: Verdachte kent aangever [slachtoffer 4] niet. De aangifte en de getuigenverklaring van[getuige 5]komen niet overeen. [getuige 5] heeft verklaard dat[slachtoffer 4]hem, telefonisch, heeft gezegd “Volgens mij rijdt die mongool achter mij”. In de aangifte staat dat verdachte tegen de stilstaande auto van [slachtoffer 4] is gereden. Dat is iets anders. In het rapport van de verkeerspolitie staat op pagina 10 dat, als je die auto’s tegen elkaar zet, het bij elkaar zou kunnen passen. Zo ram je geen auto, dan ram je er in. Bij de onderste foto staat dat het zeer onwaarschijnlijk is dat de daar weergegeven schade aan de Suzuki door een aanrijding met de Jeep is ontstaan.
Feit 7: Verdachte zegt dat hij in het pompstation is geweest. Hij heeft gevloekt, niet bedreigd. Er zijn geen opnames, en evenmin getuigen. Het kan dat hij bedreigend is overgekomen, maar er was geen sprake van bedreiging met zware mishandeling.
4.3 Het oordeel van de rechtbank
Gedeeltelijke vrijspraak feit 3
De rechtbank acht op grond van de gebruikte bewoordingen niet wettig en overtuigend bewezen dat verdachte [slachtoffer 1] of [slachtoffer 2] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en evenmin dat hij [slachtoffer 2] heeft bedreigd met zware mishandeling.
Vrijspraak feit 4
De rechtbank is met de verdediging van oordeel dat er onvoldoende en wettig bewijs in het dossier aanwezig is om bewezen te kunnen verklaren dat verdachte opzettelijk en wederrechtelijk een ruit, althans een glazen afscheiding en/of een stoffer en blik heeft vernield. De rechtbank zal daarom verdachte van het onder 4 ten laste gelegde vrijspreken.
Gedeeltelijke vrijspraak feit 5
De rechtbank is met de officier van justitie en de verdediging van oordeel dat het bij de woning aanbellen en/of met de auto (met slippende banden) wegrijden buiten de ten laste gelegde periode valt. De rechtbank zal daarom verdachte daarvan vrijspreken.
Bovendien ontbreekt bij het sturen van een brief, het zeggen dat hij in de voortuin zou komen staan, het vragen om de foto’s en het in de kerk schuin achter[slachtoffer 3]gaan zitten het bewijs van het bestanddeel “stelselmatig”, zodat voor deze onderdelen ook vrijspraak dient te volgen.
Vrijspraak feit 6
De rechtbank is met de verdediging van oordeel dat er onvoldoende en wettig bewijs in het dossier aanwezig is om bewezen te kunnen verklaren dat verdachte [slachtoffer 4] met een ernstig misdrijf tegen het leven heeft bedreigd, gelet op de aangifte, de foto’s van de schade en de verkeersongevallenanalyse. Wel staat vast dat er schade is ontstaan door een aanrijding met de auto van verdachte. Dit is evenwel niet ten laste gelegd. De rechtbank zal daarom verdachte van de onder 6 ten laste gelegde bedreiging vrijspreken.
Vrijspraak feit 7
De rechtbank is met de officier van justitie en de verdediging van oordeel dat er onvoldoende en wettig bewijs in het dossier aanwezig is om bewezen te kunnen verklaren dat verdachte[slachtoffer 5] heeft bedreigd. De rechtbank zal daarom verdachte van het onder 4 ten laste gelegde vrijspreken.
Feit 1
Feit 1: 10 juli 2012
Op 12 juli 2012 is door [slachtoffer 1] aangifte gedaan van mishandeling op 10 juli 2012. Zij liep met haar twee kinderen toen verdachte achter haar aan gefietst kwam. Zij zag en voelde dat verdachte haar linker onderarm vastpakte en in haar arm kneep. Hierdoor voelde zij direct pijn in haar onderarm. Van het letsel zijn foto’s in het dossier opgenomen. Op 19 december 2012 heeft verdachte verklaard dat het wel zo kan zijn dat hij met haar meegefietst is en dat hij haar misschien heeft beetgepakt.
Feit 1: 22 november 2012
Op 24 november 2012 is door [slachtoffer 1] aangifte gedaan van mishandeling op 22 november 2012. Aangeefster liep met haar dochter in de richting van haar woning toen zij verdachte tegenkwam. Verdachte pakte haar vast bij haar linkerarm en haar keel. Zij voelde dat hij dit met opzet en met kracht deed. Zij voelde dat hij haar op de grond duwde. Toen zij op de grond lag voelde zij dat zij een trap kreeg tegen haar linkerzij. Zij voelde direct flinke pijn op haar ribben. Getuige [getuige 1] heeft bij de politie verklaard dat hij op 22 november 2012 zag dat een jongen een op de grond liggende vrouw aan het trappen was. Getuige zag dat er drie keer met kracht geschopt werd. Verdachte heeft verklaard dat hij zich het voorval niet kan herinneren.
Bewijsoverwegingen feit 1
Met betrekking tot het incident op 10 juli 2012 overweegt de rechtbank dat verdachte niet ontkent dat hij met haar meegefietst is en dat hij haar misschien heeft beetgepakt. Verdachte zegt dat hij haar daarbij geen pijn wilde doen. Nu de aangifte van [slachtoffer 1]wordt ondersteund door foto’s van het letsel acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte aangeefster zodanig heeft beetgepakt dat aangeefster daarvan pijn heeft ondervonden.
Met betrekking tot het incident op 22 november 2012 wordt de aangifte van [slachtoffer 1] ondersteund door de getuigenverklaring van [getuige 1]. De verdediging heeft aangevoerd dat aangeefster mensen kan beïnvloeden en dat dat een rol gespeeld kan hebben bij de verklaring van [getuige 1]. De rechtbank heeft daarvoor geen aanwijzingen gevonden. De rechtbank acht daarom wettig en overtuigend bewezen dat verdachte aangeefster zodanig heeft geduwd en getrapt dat aangeefster daarvan pijn heeft ondervonden.
Feit 2A
Op 24 november 2012 is door [slachtoffer 1] aangifte gedaan van bedreiging op 15 november 2012. Volgens haar kwam verdachte onuitgenodigd aan de deur van de woning van aangeefster en schreeuwde hij keihard tegen haar. Wat verdachte precies schreeuwde weet aangeefster niet meer, wel herinnert zij zich: “Ik sla je in elkaar. Ik sla de tanden uit de mond. Ik maak je kapot. Ik maak je af. ”. Getuige [getuige 3] was op 15 november 2012 namens de verhuurder werkzaam in de woning van aangeefster. [getuige 3] hoorde dat er keihard en langdurig aan de deur werd gebeld. Hij zag een onbekende man de flat binnen komen stieren. Hij hoorde deze man zeggen: “wat gaat het me kosten om mijn dochter iedere dag te mogen zien” of woorden van gelijke strekking. Hij hoorde hem roepen: “kankerwijf, hoer, slet, als het zwart voor mijn ogen wordt dan weet je wat er gebeurt, we moeten gewoon afspraken maken en zo niet dan maak ik je kapot” en zulk soort kreten. Ook getuige [getuige 2] was op 15 november 2012 namens de verhuurder werkzaam in de woning van aangeefster. [getuige 2] heeft verklaard dat een man, die volgens getuige een portiek verder woont, aanvankelijk in de woning van aangeefster kwam met een zak met appelpunten. Nadat de man was vertrokken is hij 20-30 minuten later teruggekeerd omdat hij zijn telefoon was vergeten. [getuige 3] hoorde de man schelden en tieren tegen de vrouw omdat hij zijn kind wou zien. [getuige 2] hoorde: “wat moet ik geven om mijn kind te zien, kankerhoer, hoer”. [getuige 2] zag dat de man behoorlijk opgefokt was. [getuige 2] liep heen en weer vanwege het werk en heeft niet alles meegekregen. Verdachte is op 4 december 2012 over het incident op 24 november 2012 gehoord. Verdachte verklaart dat hij heeft gezegd: “Kijk goed in mijn ogen, ik heb al 5 dagen niet geslapen en vandaag of morgen ben ik het een keer zat”.
Bewijsoverwegingen feit 2
De rechtbank acht op grond van het vorenstaande het onder 2A ten laste gelegde feit wettig en overtuigend bewezen. De rechtbank overweegt daartoe als volgt:
De aangifte van [slachtoffer 1] wordt ondersteund door de getuigeverklaring van [getuige 3]. De geciteerde woorden zijn niet gelijkluidend maar wel van gelijke strekking, immers in beide verklaringen wordt genoemd dat verdachte aangeeft aangeefster kapot te zullen maken. Getuige [getuige 2], beschrijft dat verdachte behoorlijk opgefokt was. Verder heeft verdachte verklaard dat hij heeft gezegd: “vandaag of morgen ben ik het een keer zat”.
De rechtbank acht aldus het onder 2A ten laste gelegde bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht wettig en overtuigend bewezen.
Feit 3A
Op 24 november 2012 is door [slachtoffer 1] aangifte gedaan van bedreiging op 18 november 2012. De vader van aangeefster kwam haar met haar twee kinderen met zijn auto ophalen. Verdachte stond op zijn balkon en schreeuwde: “Kankerhoer. Ik sla je in elkaar. Ik kom wel even naar beneden,” of woorden van gelijke strekking. Aangeefster is met de kinderen in de auto gegaan en heeft de deuren op slot gedaan. Zij zag dat verdachte op haar vader toe kwam lopen en heel dicht bij hem kwam staan. Zij hoorde verdachte zeggen: “Ik sla haar in elkaar. Ik bind haar met haar haar aan de auto vast en rijd haar door de straat”, of woorden van gelijke strekking. Getuige [slachtoffer 2] heeft op 2 december 2012 een verklaring afgelegd. Hij zag verdachte op zijn balkon staan en hoorde hem schreeuwen: “Ik kom naar beneden”, of woorden van gelijke strekking, en onder andere de woorden: “Kankerhoer, ik wil mijn dochter zien”. Getuige [slachtoffer 2] zag verdachte plotseling naar beneden komen en zag en hoorde hem behoorlijk tekeer gaan. Hij hoorde en zag hem schreeuwen met het schuim op de lippen en met een rood hoofd: “Kankerhoer, ik sla haar in elkaar, ik bind haar met haar haar aan de auto vast en rijd haar door de straat”, of woorden van gelijke strekking. Verdachte kan zich nog wel iets van het voorval herinneren. Hij stond op het balkon toen aangeefster en de kinderen werden opgehaald. Hij is naar beneden gelopen. Verdachte heeft verklaard dat hij aan de vader van aangeefster heeft gevraagd of hij niet kon zorgen dat verdachte zijn dochter kon zien, dat hij daar recht op heeft en dat hij dat niet voorbij laat gaan.
Bewijsoverwegingen feit 3
De rechtbank acht op grond van het vorenstaande het onder 3A ten laste gelegde feit dat verdachte [slachtoffer 1] heeft bedreigd wettig en overtuigend bewezen. De aangifte van [slachtoffer 1] wordt immers ondersteund door de verklaring van getuige [slachtoffer 2]. Door de verdediging is aangevoerd dat de vader [slachtoffer 2] geen onafhankelijke getuige is. De rechtbank vindt geen aanknopingspunten dat de verklaring van de vader onjuist zou zijn. Verdachte heeft immers bekend dat hij op het balkon stond toen aangeefster werd opgehaald en dat hij naar beneden gelopen is en [slachtoffer 2] heeft gevraagd om ervoor te zorgen dat hij zijn dochter kon zien. De rechtbank is van oordeel dat verdachte, nadat hij vanaf zijn balkon gezien had dat aangeefster en de kinderen werden opgehaald, naar beneden is gegaan en [slachtoffer 2] boos heeft toegesproken, waarbij hij – gelet op de verklaring van aangeefster en [slachtoffer 2] – de ten laste gelegde bedreigingen ten aanzien van [slachtoffer 1] heeft geuit.
Feit 5
Op 2 oktober 2012 is door [slachtoffer 3] aangifte gedaan van belaging c.q. stalking. [slachtoffer 3] heeft daarover op 2 oktober 2012 een klacht ingediend bij de officier van justitie met het verzoek om tot vervolging van verdachte over te gaan. [slachtoffer 3] is de pleegmoeder van verdachte. Nadat de pleegvader van verdachte op 20 maart 2012 was overleden heeft [slachtoffer 3] verdachte te kennen gegeven dat hij niet welkom was op de begrafenis. Vanaf 20 mei 2012 heeft verdachte [slachtoffer 3] meermalen overdag en ’s nachts gebeld. Op 21 mei 2012 heeft verdachte [slachtoffer 3] 11 keer achter elkaar gebeld. [slachtoffer 3] heeft de telefoon één keer opgenomen en tegen verdachte gezegd dat “er een streep onder staat”. Op 29 mei 2012 heeft verdachte [slachtoffer 3] in de middag vijf keer gebeld en op de voicemail scheldwoorden ingesproken. In de nacht daarop heeft verdachte weer naar [slachtoffer 3] gebeld. [slachtoffer 3] heeft toen de telefoon opgenomen en gezegd dat zij niets met hem te maken wilde hebben. Tot het moment dat [slachtoffer 3] een ander telefoonnummer kreeg op 14 juni 2012 heeft verdachte tot 23 juni 2012 in totaal 401 keer naar het (oude) telefoonnummer van [slachtoffer 3] gebeld.
Bewijsoverwegingen feit 5
De rechtbank acht op grond van het vorenstaande wettig en overtuigend bewezen dat verdachte [slachtoffer 3] meermalen overdag en ’s nachts heeft gebeld waarbij hij meermalen, overdag en ’s nachts, de voicemail heeft ingesproken. [slachtoffer 3] heeft meerdere malen aangegeven geen contact meer met verdachte te wensen. Voor de overige ten laste gelegde feiten wordt verdachte vrijgesproken, nu het stelselmatige karakter niet bewezen kan worden.
4.4 Bewezenverklaring
De rechtbank acht op grond van hetgeen hiervoor is vastgesteld en overwogen wettig en overtuigend bewezen dat verdachte
1. in de periode van 10 juli 2012 tot en met 22 november 2012 te [slachtoffer 1], meermalen opzettelijk mishandelend [slachtoffer 1]
- op 10 juli 2012 met kracht bij de arm heeft gepakt en vervolgens in de arm heeft geknepen en
- op 22 november 2012 bij de arm heeft gepakt en heeft vastgehouden en naar de grond heeft geduwd en vervolgens meermalen tegen het lichaam heeft geschopt, waardoor voornoemde [slachtoffer 1] telkens letsel heeft bekomen en pijn heeft ondervonden;
2.A. hij op 15 november 2012 te Amersfoort[slachtoffer 1]heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, immers heeft verdachte opzettelijk voornoemde [slachtoffer 1] dreigend de woorden toegevoegd :"Ik sla je in elkaar. Ik sla de tanden uit de mond. Ik maak je kapot. Ik maak je af." en "Als het zwart voor mijn ogen wordt dan weet je wat er gebeurt, we moeten gewoon afspraken maken en zo niet dan maak ik je kapot", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking;
3.A. hij op 18 november 2012 te [slachtoffer 1] heeft bedreigd met zware mishandeling, immers heeft verdachte opzettelijk voornoemde [slachtoffer 1] dreigend de woorden toegevoegd :"Ik sla je in elkaar. Ik kom wel even naar beneden" en [slachtoffer 2] de woorden toegevoegd: "Ik sla haar in elkaar. Ik bind haar met haar haar aan de auto vast en rijd haar door de straat", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking;
5. hij op tijdstippen in de periode van 20 mei 2012 tot en met 2 oktober 2012 te Amersfoort, wederrechtelijk stelselmatig opzettelijk inbreuk heeft gemaakt op de persoonlijke levenssfeer van [slachtoffer 3], met het oogmerk die [slachtoffer 3] te dwingen iets te doen, of te dulden, immers heeft hij, verdachte,
- meermalen overdag en 's nachts die [slachtoffer 3] gebeld en de voicemail ingesproken.
5 De strafbaarheid
5.1. De strafbaarheid van de feiten
Behoudens het hiervoor onder 4.4. overwogene zijn er geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.
Het bewezen verklaarde levert de navolgende strafbare feiten op:
1. mishandeling, meermalen gepleegd
2A. bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht
3A. bedreiging met zware mishandeling
5. belaging
5.2 De strafbaarheid van verdachte
Verdachte is strafbaar, omdat niet is gebleken van een omstandigheid die zijn stafbaarheid uitsluit.
6 De strafoplegging
6.1 De vordering van het Openbaar Ministerie
De officier van justitie heeft op grond van hetgeen zij bewezen heeft geacht gevorderd aan verdachte op te leggen een gevangenisstraf van zes maanden, waarvan drie maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaren, met aftrek van de dagen die in voorarrest zijn doorgebracht en met de bijzondere voorwaarden reclasseringstoezicht met meldplicht en behandelverplichting in De Waag, of een soortgelijke instelling, en een contactverbod met [slachtoffer 1], behoudens contacten die vooraf door alle partijen zijn goedgekeurd in het kader van een omgangsregeling met hun dochter.
6.2 Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft verzocht verdachte op alle onderdelen vrij te spreken. De verdediging heeft betoogd, dat, indien de rechtbank tot een bewezenverklaring kan komen, aan verdachte een geldboete van € 750,- op te leggen en bij een voorwaardelijke straf geen contactverbod op te leggen.
6.3 Het oordeel van de rechtbank
Bij het bepalen van de op te leggen straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en de persoon van de verdachte, de problematiek van verdachte, het herhalingsgevaar en hetgeen daarover ter zitting is verklaard.
Verdachte heeft met bovenstaande misdrijven aan de benadeelden pijn, overlast en angst berokkend. Daarnaast dragen dergelijke handelingen bij aan een gevoel van onveiligheid in de maatschappij.
De justitiële documentatie van verdachte laat zien dat verdachte laatstelijk is veroordeeld op 5 juni 2009 voor onder meer bedreiging. Voor het overige vermeldt de documentatie oudere veroordelingen voor bedreigingen en diefstal.
De rechtbank houdt bij het bepalen van de straf tevens rekening met het reclasseringsrapport van 8 maart 2013 en de toelichting die daarop ter zitting door reclasseringsmedewerker H.A. van Lunen is gegeven.
Gelet op het voorgaande is de rechtbank, alles afwegende van oordeel dat een gevangenisstraf van 60 dagen met aftrek, waarvan 29 dagen voorwaardelijk, passend en geboden is. Daarnaast zal de rechtbank ten aanzien van bijzondere voorwaarden de eis van de officier van justitie volgen, met uitzondering van het contactverbod.
De rechtbank is op grond van het voorgaande ook van oordeel dat er ernstig rekening mee moet worden gehouden dat de verdachte wederom een misdrijf zal begaan dat gericht is tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen indien er geen behandeling of begeleiding van de verdachte plaatsvindt. De rechtbank acht het om die reden geboden de dadelijke uitvoerbaarheid van de bijzondere voorwaarden te bevelen.
7 De wettelijke voorschriften
De beslissing berust op de artikelen 14a, 14b, 14c, 14e, 300, eerste lid, 285, eerste lid en 285b, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.
8 De beslissing
De rechtbank beslist als volgt:
Ontvankelijkheid
- verklaart de officier van justitie niet-ontvankelijk in de vervolging van de feiten 2B en 3B;
Bewezenverklaring
? verklaart bewezen dat verdachte het ten laste gelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 4.4 is vermeld;
? verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Strafbaarheid
? verklaart dat het bewezen verklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:
feit 1: mishandeling, meermalen gepleegd;
feit 2A: bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht;
feit 3A: bedreiging met zware mishandeling;
feit 5: belaging.
? verklaart verdachte strafbaar;
Strafoplegging
? Veroordeelt de verdachte tot een GEVANGENISSTRAF voor de duur van zestig dagen, waarvan 29 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar.
* bepaalt dat het voorwaardelijke deel van de straf niet ten uitvoer wordt gelegd, tenzij de rechter tenuitvoerlegging gelast:
* omdat verdachte zich voor het einde van de proeftijd schuldig maakt aan een strafbaar feit;
* omdat verdachte ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit geen medewerking verleent aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of geen identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
* omdat verdachte tijdens de proeftijd (één van) de bijzondere voorwaarde(n) niet heeft nageleefd;
? stelt als bijzondere voorwaarden:
* dat de veroordeelde zich gedurende de proeftijd gedraagt naar de door of namens de Reclassering Nederland te geven aanwijzingen, zolang die reclasseringsinstelling dat nodig acht, met opdracht aan voornoemde instelling de veroordeelde bij de naleving van de voorwaarden hulp en steun te verlenen;
* zich gedurende de proeftijd bij de reclassering zal melden en blijven melden zo frequent en zolang de reclassering dit nodig acht;
* dat verdachte zich zal laten behandelen voor zijn problematiek bij De Waag, of een soortgelijke instelling, zulks ter beoordeling van de reclassering, waarbij verdachte zich zal houden aan de aanwijzingen die hem in het kader van die behandeling door of namens de instelling/behandelaar zullen worden gegeven;
? beveelt dat de op grond van artikel 14c van het Wetboek van Strafrecht gestelde voorwaarden en het op grond van artikel 14d van het Wetboek van Strafrecht uit te oefenen toezicht, dadelijk uitvoerbaar zijn;
? bepaalt dat de tijd die verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest heeft doorgebracht in mindering wordt gebracht bij de tenuitvoerlegging van het onvoorwaardelijke deel van de opgelegde gevangenisstraf;
Voorlopige hechtenis
Heft het - reeds geschorste - bevel tot voorlopige hechtenis van verdachte op.
Dit vonnis is gewezen door mr. Y.M. Vanwersch, mr. M.J. Veldhuijzen en mr. E.A. Messer, bijgestaan door mr. J.P. Wismeijer als griffier en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 23 april 2013.
BIJLAGE: De tenlastelegging
BIJLAGE: De tenlastelegging
aan bovenbedoelde gedagvaarde persoon wordt na wijziging tenlastegelegd dat
1.
hij in of omstreeks de periode van 10 juli 2012 tot en met 22 november 2012 te [slachtoffer 1], althans in het arrondissement Utrecht, (meermalen) opzettelijk mishandelend [slachtoffer 1]
- (op 10 juli 2012) (met kracht) bij de arm heeft gepakt en/of (vervolgens) in de arm heeft geknepen en/of
- (op 22 november 2012) bij de keel en/of arm heeft gepakt en/of heeft vastgehouden en/of tegen/naar de grond heeft geduwd en/of (vervolgens) (meermalen) tegen de ribben, althans het lichaam heeft geschopt, waardoor voornoemde [slachtoffer 1] (telkens) letsel heeft bekomen en / of pijn heeft ondervonden;
art 300 lid 1 Wetboek van Strafrecht
2.
A.
hij op of omstreeks 15 november 2012 te [slachtoffer 1], althans in het arrondissement Utrecht, [slachtoffer 1] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling, immers heeft verdachte opzettelijk voornoemde [slachtoffer 1] dreigend de woorden toegevoegd :"Ik sla je in elkaar. Ik sla de tanden uit de mond. Ik maak je kapot. Ik maak je af." en/of "Als het zwart voor mijn ogen wordt dan weet je wat er gebeurt, we moeten gewoon afspraken maken en zo niet dan maak ik je kapot", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking;
en/of
B.
hij op of omstreeks 15 november 2012 te [slachtoffer 1], althans in het arrondissement Utrecht, opzettelijk beledigend [slachtoffer 1], in diens/dier tegenwoordigheid mondeling heeft toegevoegd de woorden "Kankerwijf" en/of "(kanker)hoer" en/of "slet", althans woorden van gelijke beledigende aard en/of strekking;
art 266 lid 1 Wetboek van Strafrecht
art 285 lid 1 Wetboek van Strafrecht
3.
A.
hij op of omstreeks 18 november 2012 te [slachtoffer 1], althans in het arrondissement Utrecht, [slachtoffer 1] en/of (haar vader) [slachtoffer 2] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling, immers heeft verdachte opzettelijk voornoemde [slachtoffer 1] dreigend de woorden toegevoegd :"Ik sla je in elkaar. Ik kom wel even naar beneden" en/of voornoemde [slachtoffer 2] de woorden toegevoegd:"Ik sla haar in elkaar. Ik bind haar met haar haar aan de auto vast en rijd haar door de straat", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking;
en/of
B.
hij op of omstreeks 18 november 2012 te [slachtoffer 1], althans in het arrondissement Utrecht, opzettelijk beledigend [slachtoffer 1], in diens/dier tegenwoordigheid mondeling (meermalen) heeft toegevoegd de woorden "Kankerhoer", althans woorden van gelijke beledigende aard en/of strekking;
art 266 lid 1 Wetboek van Strafrecht
art 285 lid 1 Wetboek van Strafrecht
4.
hij op of omstreeks 27 november 2012 te [slachtoffer 1] opzettelijk en wederrechtelijk een ruit, althans een glazen afscheiding en/of een stoffer en blik, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan Portaal Eemland en/of [slachtoffer 1], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, heeft vernield en / of beschadigd en / of onbruikbaar gemaakt, door toen aldaar opzettelijk en wederrechtelijk een of meer goed(eren) tegen die ruit, althans die glazen afscheiding aan te gooien en/of hier tegen aan te trappen en/of door genoemde stoffer en blik, althans goed(eren), van het balkon af (kapot) te gooien, in ieder geval hiermee te gooien;
art 350 lid 1 Wetboek van Strafrecht
5.
hij op tijdstippen in of omstreeks de periode van 20 mei 2012 tot en met 2 oktober 2012 teAmersfoort, in elk geval in Nederland, wederrechtelijk stelselmatig opzettelijk inbreuk heeft gemaakt op de persoonlijke levenssfeer van [slachtoffer 3], in elk geval van een ander, met het oogmerk die [slachtoffer 3], in elk geval die ander te dwingen iets te doen, niet te doen, te dulden en/of vrees aan te jagen, immers heeft/is hij, verdachte,
- (meermalen) overdag en/of 's nachts die [slachtoffer 3] gebeld en/of de voicemail ingesproken en/of
- (meermalen) een brief gestuurd en/of
- tegen die [slachtoffer 3] gezegd "dat hij in de voortuin zou komen staan" en/of "dat hij alle foto's wilde hebben" en/of naar die [slachtoffer 3] heeft gescholden en/of
- in de kerk schuin achter die [slachtoffer 3] gaan zitten en/of
- (meermalen) ('s nachts en/of overdag) bij de woning van die [slachtoffer 3] aangebeld en/of met de auto (met slippende banden) weggereden;
art 285b lid 1 Wetboek van Strafrecht
6.
hij op of omstreeks 3 december 2012 te [slachtoffer 1], althans in het arrondissement Utrecht,[slachtoffer 4] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling, immers is/heeft verdachte opzettelijk dreigend met een (personen)auto
- tegen de (bestuurderskant van de) auto van die [slachtoffer 4] aangereden en/of
- (vervolgens) de auto gekeerd en tegen de (zijkant van de) auto van die [slachtoffer 4] aangereden;
art 285 lid 1 Wetboek van Strafrecht
7.
hij in of omstreeks de periode van 11 december 2012 tot en met 13 december 2012 te Amersfoort, althans in het arrondissement Utrecht, [slachtoffer 5] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling, immers heeft verdachte opzettelijk voornoemde [slachtoffer 5] dreigend de woorden toegevoegd : "Wacht maar, wacht maar! Ik ga je iets aandoen!" en/of "Ik trek de tunnels uit je oren" en/of "Als ik je tegenkom dan pak ik je" en/of "Kankerjong, hoerenjong, ik stamp je kapot", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking;
art 285 lid 1 Wetboek van Strafrecht