ECLI:NL:RBMNE:2013:BZ8851

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
23 april 2013
Publicatiedatum
22 juni 2013
Zaaknummer
16/655837-12 [P]
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor openlijke geweldpleging met steekwonden

In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 23 april 2013 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die op 18 mei 2012 in Amersfoort openlijk geweld heeft gepleegd. De verdachte heeft samen met een medeverdachte het slachtoffer, [slachtoffer], met een mes gestoken, wat resulteerde in steekwonden aan de linker schouder en rechter voet van het slachtoffer. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan openlijke geweldpleging, maar heeft de verdachte vrijgesproken van de primair ten laste gelegde poging tot doodslag. De officier van justitie had gevorderd dat de verdachte zou worden veroordeeld tot een gevangenisstraf van vier maanden, waarvan twee maanden voorwaardelijk. De rechtbank heeft deze straf opgelegd, rekening houdend met de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder het is gepleegd. De rechtbank heeft ook overwogen dat de verdachte eerder in aanraking is gekomen met de justitie en dat dit een factor is die de ernst van de zaak vergroot. De rechtbank heeft de tijd die de verdachte in voorarrest heeft doorgebracht in mindering gebracht op de opgelegde straf. De uitspraak is gedaan in het kader van de artikelen 27 en 141 van het Wetboek van Strafrecht, die betrekking hebben op openlijke geweldpleging en de strafbaarheid van de verdachte.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
Afdeling strafrecht
Zittingslocatie Utrecht
parketnummer: 16/655837-12 [P]
vonnis van de meervoudige kamer d.d. 23 april 2013
in de strafzaak tegen
[verdachte]
geboren op [1988] te [geboorteplaats]
wonende te [adres], [woonplaats]
raadsman mr. J.P. Plasman, advocaat te Amsterdam
1 Onderzoek van de zaak
De zaak is behandeld op de terechtzittingen van 7 september 2012, 29 januari 2013 en
9 april 2013, waarbij de officier van justitie en de verdediging hun standpunten kenbaar hebben gemaakt.
2 De tenlastelegging
De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
primair: op 18 mei 2012 te Amersfoort zich schuldig heeft gemaakt aan een poging tot doodslag dan wel een poging tot het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel omdat hij [slachtoffer] met een mes in zijn linker schouder heeft gestoken;
subsidiair: op 18 mei 2012 te Amersfoort zich schuldig heeft gemaakt aan openlijke geweldpleging, welk geweld bestond uit het steken in de linker schouder en de rechter voet van [slachtoffer], waarbij verdachte met een mes in de linker schouder van die [slachtoffer] heeft gestoken ten gevolge waarvan die [slachtoffer] een steekwond in zijn linker schouder heeft gehad.
3 De voorvragen
De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zijzelf bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.
4 De beoordeling van het bewijs
4.1 Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht het primair ten laste gelegde niet wettig en overtuigend bewezen. Zij baseert zich daarbij op het letsel aan de schouder van [slachtoffer] (hierna: [slachtoffer]) dat naar haar mening niet zo ernstig was dat daaruit zwaar lichamelijk letsel had kunnen ontstaan. Voorts is zij van mening dat het mes dat verdachte in zijn handen had niet zodanig groot was dat daardoor zwaar of dodelijk letsel had kunnen ontstaan.
Voor het primair ten laste gelegde heeft de officier van justitie dan ook vrijspraak gevorderd.
Het subsidiair ten laste gelegde acht de officier van justitie wettig en overtuigend bewezen. De officier van justitie acht bewezen dat verdachte het slachtoffer [slachtoffer] met een mes heeft gestoken in de linker schouder en dat medeverdachte[medeverdachte]het slachtoffer [slachtoffer] heeft gestoken in de voet. Beide verdachten hebben direct na het openen van de voordeur ‘de aanval’ ingezet en hebben openlijk in vereniging met elkaar geweld gepleegd tegen het slachtoffer [slachtoffer], geweld dat zichtbaar was op of vanaf de openbare weg, te weten de [adres] te Amersfoort.
4.2 Het standpunt van de verdediging
De verdediging is van mening dat de rechtbank niet tot een bewezenverklaring kan komen. Daarbij heeft de verdediging betoogd dat naar de uiterlijke verschijningsvorm sprake was van een bedreigende situatie toen vier mannen de woning aan de [adres] te [woonplaats] wilden binnendringen om daar [getuige 1] (hierna: [getuige 1]) op te halen. Volgens getuige [getuige 1] heeft [slachtoffer] toen geroepen: “Stuur het meisje naar buiten of ik ga je doden”. [slachtoffer] heeft later verklaard dat hij boos was en dat hij niet kan zeggen of hij dat heeft gezegd, hetgeen naar de mening van de verdediging er op neer komt dat [slachtoffer] die woorden heeft gezegd. Er was derhalve sprake van een zeer bedreigende situatie voor verdachte.
Gelet op de duidelijke foto’s van het letsel aan de schouder van [slachtoffer] was er sprake van een beperkt letsel, zodat het primair ten laste gelegde niet wettig en overtuigend bewezen kan worden, aldus de verdediging.
Op basis van de afgelegde verklaringen kan niet worden vastgesteld of verdachte heeft gestoken en als dat niet kan worden vastgesteld kan volgens de verdediging het subsidiair ten laste gelegde niet wettig en overtuigend worden bewezen, gelet op de wijze van tenlastelegging.
De verdediging heeft vrijspraak bepleit.
4.3 Het oordeel van de rechtbank
4.3.1 Vrijspraak primair ten laste gelegde feit
De rechtbank acht met de officier van justitie en de verdediging niet wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het primair ten laste gelegde feit heeft begaan. Zij zal hem dan ook van dat feit vrijspreken.
4.3.2 Bewijsmiddelen subsidiair ten laste gelegde feit
Met betrekking tot het subsidiair ten laste gelegde, overweegt de rechtbank het volgende.
De woning [adres] te Amersfoort betreft een bovenwoning op de eerste etage met twee verdiepingen. De woning is bereikbaar vanaf de openbare weg door middel van een poort, waarna men in een tuin door middel van een stalen trap een balkon betreedt. Aan het balkon liggen de voordeuren van de woningen [adres] en [adres], die vanaf de straat zichtbaar zijn.
De rechtbank leidt uit de bewijsmiddelen af dat [slachtoffer] en [getuige 1] van 17 op 18 mei 2012 hebben gelogeerd bij [verdachte] (hierna: [verdachte]) in de woning op de [adres] te Amersfoort. Ook [medeverdachte], die[naam]wordt genoemd (hierna: [medeverdachte]), was in die woning. In de middag van 18 mei 2012 hebben [slachtoffer] en [getuige 1] ruzie gekregen, waarna [slachtoffer] door [verdachte] en [medeverdachte] uit de woning is gestuurd. [getuige 1] is samen met [verdachte] en [medeverdachte] in de woning achtergebleven.
[slachtoffer] heeft bij de politie verklaard dat hij vervolgens vrienden in Rotterdam heeft gebeld, zijnde [getuige 2] (hierna: [getuige 2]) en [getuige 3] (hierna: [getuige 3]). Deze[getuige 2] en [getuige 3] zijn samen met[A](hierna:[A]) naar Amersfoort gekomen. [slachtoffer] is vervolgens met [getuige 2] en [getuige 3] door de poort van de woning [adres] gegaan, is de trap opgelopen en heeft [verdachte] gebeld met de vraag of hij open wilde doen. Toen de deur van de woning openging zag [slachtoffer] dat [verdachte] en [medeverdachte] bij de deur in de hal stonden en dat [verdachte] agressief en boos was. [slachtoffer] stapte met zijn rechtervoet de hal in en voelde direct daarna dat de deur hard werd dichtgedrukt. [slachtoffer] voelde dat zijn voet vast zat tussen de deur en het deurkozijn. [slachtoffer] zag toen plotseling de hand van [medeverdachte] met daarin een mes en zag dat [medeverdachte] dat mes in de schoen van [slachtoffer] stak. [slachtoffer] trok daarop zijn voet terug en wilde vluchten. Toen [slachtoffer] zich had omgedraaid zag hij dat de deur weer open was en zag hij dat [verdachte] een mes in een van zijn handen had en voelde hij dat [verdachte] een harde klap op de achterkant van zijn linkerschouder gaf. Later bleek, aldus [slachtoffer], dat hij een steekwond bij zijn linkerschouder had en een steekwond in zijn voet.
Het letsel aan de linker schouder is fotografisch vastgelegd, evenals de al in verband gehulde rechter voet van [slachtoffer].
Ter terechtzitting van 7 september 2012 heeft [slachtoffer] verklaard dat hij niet heeft gezien wie hem in zijn schouder heeft gestoken.
Getuige [getuige 2] heeft bij de politie verklaard dat hij zag dat [slachtoffer] door [verdachte] met een mes aan de achterkant ter hoogte van zijn schouder werd geraakt en dat hij zag dat de vriend van [verdachte] ook een mes had en op [slachtoffer] begon in te steken.
Ter terechtzitting van 7 september 2012 heeft getuige [getuige 2] verklaard dat hij zag dat [slachtoffer] werd geraakt in zijn schouder maar dat hij niet precies kon zien wie dat deed.
Getuige [getuige 3] heeft bij de politie verklaard dat toen de voordeur openging hij twee mannen naar buiten zag komen. De ene man was een stuk groter dan de andere man en qua postuur ook een stuk forser dan de kleine man. Getuige zag dat de grote man een mes uit zijn vest haalde en onmiddellijk een stekende beweging in de richting van [slachtoffer] maakte. Getuige [getuige 3] zag en hoorde dat [slachtoffer] werd geraakt in de buurt van zijn schouder.
Ter terechtzitting van 9 april 2013 heeft getuige [getuige 3] de daar aanwezige [medeverdachte] aangewezen als de man die [slachtoffer] zowel in zijn schouder als in zijn voet heeft gestoken. Desgevraagd heeft getuige [getuige 3] verklaard dat de steekincidenten hebben plaatsgevonden in de directe omgeving van de poort van de woning aan de [adres] te [woonplaats].
[verdachte] heeft bij de politie verklaard dat hij zich kan herinneren dat [slachtoffer] zijn voet tussen de deur deed terwijl hij, [verdachte], probeerde die deur dicht te doen. [verdachte] zag dat [medeverdachte] bukte en een aantal bewegingen maakte in de richting van de voet van [slachtoffer].
Verdachte [medeverdachte] heeft bij de politie verklaard dat hij heeft geprobeerd om de tussen de deur staande voet van [slachtoffer] weg te krijgen en dat hij niet meer weet of hij daarbij een mes heeft gebruikt.
4.3.3 Bewijsoverwegingen subsidiair ten laste gelegde feit
In artikel 141, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht is - voor zover hier van belang - bepaald dat zij die openlijk in vereniging geweld plegen tegen personen of goederen, worden gestraft.
Blijkens de plaatsing van artikel 141 in Titel V van boek 2 van het Wetboek van Stafrecht (Misdrijven tegen de openbare orde) is het te beschermen rechtsgoed: de openbare orde. Omdat het volgens de wetgever dient te gaan om geweld dat door of vanuit een ‘samengerotte’ menigte is gepleegd en omdat het geweld tegen personen of goederen is gericht, heeft de onderhavige bepaling ook een gemeengevaarlijk karakter en zijn individuele rechtsgoederen als het recht op eigendom en het recht op lichamelijke integriteit in het geding.
Van openlijke geweldpleging is volgens de Hoge Raad (vgl. HR 13 juni 2006, LJN: AW3560; HR 12 juli 2011, LJN: BQ3681) sprake bij geweld dat zich door onverholen, niet-heimelijk bedreven daden heeft geopenbaard, zodat daardoor de openbare orde is aangerand, zonder dat evenwel is vereist dat ten tijde en ter plaatse van het plegen van het geweld publiek aanwezig was of dat er toen en daar feitelijk vrije toegang en zicht op wat er gebeurde bestond.
Hoewel de verklaringen niet eenduidig zijn over de plek waar de steekincidenten hebben plaatsgevonden, aangezien zowel de voordeur van de woning op het balkon als de poort aan de straatzijde worden genoemd, is de rechtbank van oordeel dat in het onderhavige geval sprake is van openlijke geweldpleging, nu zowel het balkon als de poort vanaf de straatzijde goed zichtbaar zijn . Vaststaat dat er een confrontatie heeft plaatsgevonden tussen enerzijds [verdachte] en [medeverdachte] en anderzijds [slachtoffer], al of niet bijgestaan door [getuige 2] en [getuige 3], en dat [verdachte] en [medeverdachte] direct de aanval hebben ingezet na het openen van de deur en dat zij openlijk en in vereniging met elkaar geweld hebben gepleegd tegen [slachtoffer]. Daarbij heeft [slachtoffer] steekwonden opgelopen aan zijn linker schouder en zijn rechter voet.
Op grond van bovenstaande bewijsmiddelen staat voor de rechtbank vast dat [medeverdachte] heeft gestoken in de voet van [slachtoffer]. De verklaringen over wie van beide verdachten heeft gestoken in de schouder van [slachtoffer] zijn niet eenduidig. Voor de bewezenverklaring in het onderhavige geval van de openlijke geweldpleging, is evenwel voldoende dat uit de bewijsmiddelen volgt dat zowel [medeverdachte] als [verdachte] een significante en wezenlijke bijdrage hebben geleverd aan het toegepaste geweld.
De verdediging heeft verweer gevoerd op de wijze van tenlastelegging en heeft daarbij gewezen op de tenlastelegging van het subsidiaire feit en meer in het bijzonder op de passage: “ (…), waarbij, hij, verdachte, met een mes in de (linker) schouder van die [slachtoffer] heeft gestoken (….)”.
Het verwijt dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het misdrijf van artikel 141 van het Wetboek van Strafrecht acht de rechtbank genoegzaam omschreven in het eerste deel van de tenlastelegging. Het tweede deel van de tenlastelegging, aanvangend met “waarbij, hij, verdachte”, kan bezwaarlijk anders worden verstaan dan als behelzende een omschrijving van het persoonlijk aandeel van de verdachte in het gepleegde geweld, en kan naar het oordeel van de rechtbank niet worden bewezen verklaard. Dit staat evenwel niet in de weg aan een veroordeling ter zake van artikel 141, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht. Voor deze opvatting vindt de rechtbank steun in het arrest van de Hoge Raad d.d. 13 januari 2009, 11157.07 (LJN: BF3292).
4.4 De bewezenverklaring
De rechtbank acht op grond van hetgeen hiervoor is vastgesteld en overwogen wettig en overtuigend bewezen dat verdachte
op 18 mei 2012 te Amersfoort met een ander of anderen, op of aan de openbare weg, te weten de [adres], openlijk in vereniging geweld heeft gepleegd tegen [slachtoffer], welk geweld bestond uit het met een of meer messen, steken in de linker schouder en in de rechtervoet van die [slachtoffer].
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.
5 De strafbaarheid
5.1 De strafbaarheid van het feit
5.1.1 De standpunten van de verdediging en van de officier van justitie.
De verdediging heeft betoogd dat een geslaagd beroep op noodweer(exces) kan worden gedaan en heeft er daarbij op gewezen dat sprake was van een zeer bedreigende situatie, dat proportioneel is gereageerd en dat het uitgeoefende geweld was gericht op het buiten de woning houden van de mannen en het beschermen van de vrouw die zich in de woning bevond.
De officier van justitie is van mening dat geen sprake is van noodweer en dus geen noodweerexces, aangezien verdachte naar hij zelf heeft verklaard de deur zelf heeft geopend op het moment dat hij zag dat [slachtoffer] met een paar mannen voor de deur stond en vervolgens aan [medeverdachte] heeft gevraagd om de politie te bellen.
5.1.2 Het oordeel van de rechtbank.
De rechtbank acht op grond van het dossier en het onderzoek ter terechtzitting niet aannemelijk geworden dat er sprake was van een onmiddellijk dreigend gevaar voor een wederrechtelijke aanranding van verdachte of een ander, te weten [getuige 1], waardoor verdachte genoodzaakt was zich onmiddellijk te verdedigen. Verdachte had er immers voor kunnen kiezen de deur gesloten te houden en de komst van de politie af te wachten.
Het beroep op noodweer(exces) wordt dan ook verworpen.
Er zijn overigens geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.
Het bewezenverklaarde levert het navolgende strafbare feit op:
openlijk in vereniging geweld plegen tegen personen, terwijl het door hem gepleegde geweld enig lichamelijk letsel ten gevolge heeft.
5.2 De strafbaarheid van verdachte
Verdachte is strafbaar, omdat niet is gebleken van een omstandigheid die zijn strafbaarheid uitsluit.
6 De strafoplegging
6.1 De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft op grond van hetgeen zij bewezen heeft geacht gevorderd aan verdachte op te leggen een gevangenisstraf voor de duur van 4 maanden, waarvan 2 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaren en met aftrek van de dagen die verdachte in voorarrest heeft doorgebracht.
6.2 Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft vrijspraak bepleit.
6.3 Het oordeel van de rechtbank
Bij het bepalen van de op te leggen straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van de verdachte.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakte aan openlijke geweldpleging.
Verdachte en zijn mededader hebben de confrontatie gezocht met het slachtoffer, waarbij het slachtoffer steekwonden heeft opgelopen.
Een dergelijke openlijke geweldpleging roept bij omstanders en ook in de samenleving, gevoelens van onrust en onveiligheid op.
Uit de inhoud van een de verdachte betreffend uittreksel uit de justitiële documentatie d.d.
27 februari 2013, blijkt dat verdachte in april 2012 een schriftelijke waarschuwing heeft gehad in verband met een in oktober 2011 gepleegde mishandeling en dat hij ter zake daarvan nog in een proeftijd liep.
Het Landelijk Overleg Voorzitters Strafsectoren (hierna: LOVS) heeft afspraken gemaakt over door de strafrechters te hanteren oriëntatiepunten bij straftoemeting in het geval van openlijke geweldpleging. Indien sprake is van enig lichamelijk letsel is het uitgangspunt een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 3 maanden.
De rechtbank acht, alles afwegende, een gevangenisstraf als hierna genoemd, passend en geboden. Gezien de documentatie van verdachte komt de rechtbank tot een iets hogere straf dan het oriëntatiepunt.
7 De wettelijke voorschriften
De beslissing berust op de artikelen 27 en 141 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.
8 De beslissing
De rechtbank:
Vrijspraak
- spreekt verdachte vrij van het primair ten laste gelegde feit;
Bewezenverklaring
- verklaart het subsidiair ten laste gelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 4.4 is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
- verklaart dat het bewezen verklaarde het volgende strafbare feit oplevert:
openlijk in vereniging geweld plegen tegen personen, terwijl het door hem gepleegde geweld enig lichamelijk letsel ten gevolge heeft.
- verklaart verdachte strafbaar;
Strafoplegging
- veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf van vier maanden, waarvan twee maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar;
- bepaalt dat de tijd die verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest heeft doorgebracht in mindering wordt gebracht bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf;
Voorlopige hechtenis
- heft op het reeds geschorste bevel tot voorlopige hechtenis.
Dit vonnis is gewezen door mr. E.A. Messer, voorzitter, mr. M.J. Veldhuijzen en mr. I.M. Vanwersch, rechters, in tegenwoordigheid van A. Heijboer, griffier, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting op 23 april 2013.
BIJLAGE I: De tenlastelegging
BIJLAGE I
Aan bovenbedoelde gedagvaarde persoon wordt tenlastegelegd dat
Primair
hij op of omstreeks 18 mei 2012 te Amersfoort, althans in het arrondissement
Utrecht, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om
opzettelijk [slachtoffer] van het leven te beroven althans zwaar lichamelijk
letsel toe te brengen, met dat opzet met een mes, in elk geval een puntig
voorwerp, heeft gestoken in de (linker) schouder, in elk geval in het lichaam
van die [slachtoffer], zijnde de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet
voltooid;
Artikel 302 Wetboek van Strafrecht
art 287 Wetboek van Strafrecht
art 45 lid 1 Wetboek van Strafrecht
Subsidiair
hij op of omstreeks 18 mei 2012 te Amersfoort met een ander of anderen, op of
aan de openbare weg, te weten de [adres] , in elk geval op of aan een openbare
weg, openlijk in vereniging geweld heeft gepleegd tegen [slachtoffer], welk
geweld bestond uit het met een of meer mes(sen), in elk geval (een) puntig(e)
voorwerp(en), steken in de (linker) schouder en/of in de (rechter) voet van
die [slachtoffer], waarbij hij, verdachte, met een mes in de (linker) schouder van
die [slachtoffer] heeft gestoken, en welk door hem gepleegd geweld enig lichamelijk
letsel (een (steek)wond in de (linker) schouder) voor die [slachtoffer] ten gevolge
heeft gehad;
art 141 lid 1 Wetboek van Strafrecht
art 141 lid 2 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht