4 De beoordeling van het bewijs
4.1 Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht het primair ten laste gelegde niet wettig en overtuigend bewezen. Zij baseert zich daarbij op het letsel aan de schouder van [slachtoffer] (hierna: [slachtoffer]) dat naar haar mening niet zo ernstig was dat daaruit zwaar lichamelijk letsel had kunnen ontstaan. Voorts is zij van mening dat het mes dat verdachte in zijn handen had niet zodanig groot was dat daardoor zwaar of dodelijk letsel had kunnen ontstaan.
Voor het primair ten laste gelegde heeft de officier van justitie dan ook vrijspraak gevorderd.
Het subsidiair ten laste gelegde acht de officier van justitie wettig en overtuigend bewezen. De officier van justitie acht bewezen dat verdachte het slachtoffer [slachtoffer] met een mes heeft gestoken in de linker schouder en dat medeverdachte[medeverdachte]het slachtoffer [slachtoffer] heeft gestoken in de voet. Beide verdachten hebben direct na het openen van de voordeur ‘de aanval’ ingezet en hebben openlijk in vereniging met elkaar geweld gepleegd tegen het slachtoffer [slachtoffer], geweld dat zichtbaar was op of vanaf de openbare weg, te weten de [adres] te Amersfoort.
4.2 Het standpunt van de verdediging
De verdediging is van mening dat de rechtbank niet tot een bewezenverklaring kan komen. Daarbij heeft de verdediging betoogd dat naar de uiterlijke verschijningsvorm sprake was van een bedreigende situatie toen vier mannen de woning aan de [adres] te [woonplaats] wilden binnendringen om daar [getuige 1] (hierna: [getuige 1]) op te halen. Volgens getuige [getuige 1] heeft [slachtoffer] toen geroepen: “Stuur het meisje naar buiten of ik ga je doden”. [slachtoffer] heeft later verklaard dat hij boos was en dat hij niet kan zeggen of hij dat heeft gezegd, hetgeen naar de mening van de verdediging er op neer komt dat [slachtoffer] die woorden heeft gezegd. Er was derhalve sprake van een zeer bedreigende situatie voor verdachte.
Gelet op de duidelijke foto’s van het letsel aan de schouder van [slachtoffer] was er sprake van een beperkt letsel, zodat het primair ten laste gelegde niet wettig en overtuigend bewezen kan worden, aldus de verdediging.
Op basis van de afgelegde verklaringen kan niet worden vastgesteld of verdachte heeft gestoken en als dat niet kan worden vastgesteld kan volgens de verdediging het subsidiair ten laste gelegde niet wettig en overtuigend worden bewezen, gelet op de wijze van tenlastelegging.
De verdediging heeft vrijspraak bepleit.
4.3 Het oordeel van de rechtbank
4.3.1 Vrijspraak primair ten laste gelegde feit
De rechtbank acht met de officier van justitie en de verdediging niet wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het primair ten laste gelegde feit heeft begaan. Zij zal hem dan ook van dat feit vrijspreken.
4.3.2 Bewijsmiddelen subsidiair ten laste gelegde feit
Met betrekking tot het subsidiair ten laste gelegde, overweegt de rechtbank het volgende.
De woning [adres] te Amersfoort betreft een bovenwoning op de eerste etage met twee verdiepingen. De woning is bereikbaar vanaf de openbare weg door middel van een poort, waarna men in een tuin door middel van een stalen trap een balkon betreedt. Aan het balkon liggen de voordeuren van de woningen [adres] en [adres], die vanaf de straat zichtbaar zijn.
De rechtbank leidt uit de bewijsmiddelen af dat [slachtoffer] en [getuige 1] van 17 op 18 mei 2012 hebben gelogeerd bij [verdachte] (hierna: [verdachte]) in de woning op de [adres] te Amersfoort. Ook [medeverdachte], die[naam]wordt genoemd (hierna: [medeverdachte]), was in die woning. In de middag van 18 mei 2012 hebben [slachtoffer] en [getuige 1] ruzie gekregen, waarna [slachtoffer] door [verdachte] en [medeverdachte] uit de woning is gestuurd. [getuige 1] is samen met [verdachte] en [medeverdachte] in de woning achtergebleven.
[slachtoffer] heeft bij de politie verklaard dat hij vervolgens vrienden in Rotterdam heeft gebeld, zijnde [getuige 2] (hierna: [getuige 2]) en [getuige 3] (hierna: [getuige 3]). Deze[getuige 2] en [getuige 3] zijn samen met[A](hierna:[A]) naar Amersfoort gekomen. [slachtoffer] is vervolgens met [getuige 2] en [getuige 3] door de poort van de woning [adres] gegaan, is de trap opgelopen en heeft [verdachte] gebeld met de vraag of hij open wilde doen. Toen de deur van de woning openging zag [slachtoffer] dat [verdachte] en [medeverdachte] bij de deur in de hal stonden en dat [verdachte] agressief en boos was. [slachtoffer] stapte met zijn rechtervoet de hal in en voelde direct daarna dat de deur hard werd dichtgedrukt. [slachtoffer] voelde dat zijn voet vast zat tussen de deur en het deurkozijn. [slachtoffer] zag toen plotseling de hand van [medeverdachte] met daarin een mes en zag dat [medeverdachte] dat mes in de schoen van [slachtoffer] stak. [slachtoffer] trok daarop zijn voet terug en wilde vluchten. Toen [slachtoffer] zich had omgedraaid zag hij dat de deur weer open was en zag hij dat [verdachte] een mes in een van zijn handen had en voelde hij dat [verdachte] een harde klap op de achterkant van zijn linkerschouder gaf. Later bleek, aldus [slachtoffer], dat hij een steekwond bij zijn linkerschouder had en een steekwond in zijn voet.
Het letsel aan de linker schouder is fotografisch vastgelegd, evenals de al in verband gehulde rechter voet van [slachtoffer].
Ter terechtzitting van 7 september 2012 heeft [slachtoffer] verklaard dat hij niet heeft gezien wie hem in zijn schouder heeft gestoken.
Getuige [getuige 2] heeft bij de politie verklaard dat hij zag dat [slachtoffer] door [verdachte] met een mes aan de achterkant ter hoogte van zijn schouder werd geraakt en dat hij zag dat de vriend van [verdachte] ook een mes had en op [slachtoffer] begon in te steken.
Ter terechtzitting van 7 september 2012 heeft getuige [getuige 2] verklaard dat hij zag dat [slachtoffer] werd geraakt in zijn schouder maar dat hij niet precies kon zien wie dat deed.
Getuige [getuige 3] heeft bij de politie verklaard dat toen de voordeur openging hij twee mannen naar buiten zag komen. De ene man was een stuk groter dan de andere man en qua postuur ook een stuk forser dan de kleine man. Getuige zag dat de grote man een mes uit zijn vest haalde en onmiddellijk een stekende beweging in de richting van [slachtoffer] maakte. Getuige [getuige 3] zag en hoorde dat [slachtoffer] werd geraakt in de buurt van zijn schouder.
Ter terechtzitting van 9 april 2013 heeft getuige [getuige 3] de daar aanwezige [medeverdachte] aangewezen als de man die [slachtoffer] zowel in zijn schouder als in zijn voet heeft gestoken. Desgevraagd heeft getuige [getuige 3] verklaard dat de steekincidenten hebben plaatsgevonden in de directe omgeving van de poort van de woning aan de [adres] te [woonplaats].
[verdachte] heeft bij de politie verklaard dat hij zich kan herinneren dat [slachtoffer] zijn voet tussen de deur deed terwijl hij, [verdachte], probeerde die deur dicht te doen. [verdachte] zag dat [medeverdachte] bukte en een aantal bewegingen maakte in de richting van de voet van [slachtoffer].
Verdachte [medeverdachte] heeft bij de politie verklaard dat hij heeft geprobeerd om de tussen de deur staande voet van [slachtoffer] weg te krijgen en dat hij niet meer weet of hij daarbij een mes heeft gebruikt.
4.3.3 Bewijsoverwegingen subsidiair ten laste gelegde feit
In artikel 141, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht is - voor zover hier van belang - bepaald dat zij die openlijk in vereniging geweld plegen tegen personen of goederen, worden gestraft.
Blijkens de plaatsing van artikel 141 in Titel V van boek 2 van het Wetboek van Stafrecht (Misdrijven tegen de openbare orde) is het te beschermen rechtsgoed: de openbare orde. Omdat het volgens de wetgever dient te gaan om geweld dat door of vanuit een ‘samengerotte’ menigte is gepleegd en omdat het geweld tegen personen of goederen is gericht, heeft de onderhavige bepaling ook een gemeengevaarlijk karakter en zijn individuele rechtsgoederen als het recht op eigendom en het recht op lichamelijke integriteit in het geding.
Van openlijke geweldpleging is volgens de Hoge Raad (vgl. HR 13 juni 2006, LJN: AW3560; HR 12 juli 2011, LJN: BQ3681) sprake bij geweld dat zich door onverholen, niet-heimelijk bedreven daden heeft geopenbaard, zodat daardoor de openbare orde is aangerand, zonder dat evenwel is vereist dat ten tijde en ter plaatse van het plegen van het geweld publiek aanwezig was of dat er toen en daar feitelijk vrije toegang en zicht op wat er gebeurde bestond.