ECLI:NL:RBMNE:2013:BZ7925

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
5 maart 2013
Publicatiedatum
22 juni 2013
Zaaknummer
07.660354-12 (P)
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor woninginbraak, schuldheling en poging tot woninginbraak

In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 5 maart 2013 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen de verdachte, die werd beschuldigd van woninginbraak, schuldheling en poging tot woninginbraak. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte op 6 augustus 2012 in de gemeente Almere, samen met een ander, in een woning heeft ingebroken. Tijdens deze inbraak zijn diverse goederen, waaronder een digitale camera en laptops, weggenomen. De rechtbank heeft op basis van forensisch bewijs, waaronder een DNA-match, vastgesteld dat de verdachte betrokken was bij deze inbraak.

Daarnaast heeft de rechtbank geoordeeld dat de verdachte op 7 november 2012 een micro SD-kaart in zijn bezit had, waarvan hij redelijkerwijs had moeten vermoeden dat deze van diefstal afkomstig was. Dit werd ondersteund door het feit dat de SD-kaart eerder was weggenomen bij een woninginbraak.

Verder heeft de rechtbank vastgesteld dat de verdachte op 31 mei 2012 samen met twee mededaders heeft geprobeerd in te breken in een andere woning. De poging tot inbraak werd vastgelegd door een camera, waarop te zien was dat de verdachten zich met een theedoek voor hun gezicht probeerden te verbergen. De rechtbank heeft op basis van het bewijs, waaronder camerabeelden en DNA-onderzoek, de verdachte schuldig bevonden aan de ten laste gelegde feiten.

De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van acht maanden, rekening houdend met zijn strafblad en eerdere veroordelingen voor vergelijkbare feiten. De rechtbank heeft geen aanleiding gezien om een deel van de straf voorwaardelijk op te leggen, gezien de ernst van de feiten en het feit dat eerdere hulpverleningstrajecten niet het gewenste effect hebben gehad.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
Afdeling strafrecht
Parketnummer: 07.660354-12 (P)
Vonnis van de meervoudige kamer d.d. 5 maart 2013
in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren op [1991] te [geboorteplaats],
wonende te [woonplaats],
thans gedetineerd in PI Flevoland, Huis van Bewaring Almere Binnen.
1 HET ONDERZOEK TER TERECHTZITTING
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het onderzoek heeft plaatsgevonden ter openbare terechtzitting van 19 februari 2013 te Lelystad, waarbij de verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. T.P. van Dijken, advocaat te Amsterdam.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie mr. A.J.S. Visser en van de standpunten door de raadsman van verdachte naar voren gebracht.
2 DE TENLASTELEGGING
De verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 6 augustus 2012 in de gemeente Almere, omstreeks 04.30 uur, in ieder geval gedurende de voor de nachtrust bestemde tijd, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in/uit de woning gelegen aan de [adres] heeft weggenomen
- een digitale camera (merk Samsung, type P1100) en/of
- een laptop (merk Acer) en/of
- een laptop (merk Hp) en/of
- een kluis met daarin drie kenteken/overschrijvingsbewijzen en/of drie sleutels en/of
- een geldbedrag (van ongeveer Euro 70 à 80),
in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [benadeelde 1], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), waarbij verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft/hebben verschaft en/of de/het weg te nemen goed(eren) onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak, verbreking en/of inklimming.
2.
hij op of omstreeks 7 november 2012 in de gemeente Almere, in elk geval in Nederland, een micro SD-kaart (geheugenkaart) heeft verworven, voorhanden heeft gehad en/of heeft overgedragen, terwijl hij ten tijde van het verwerven of het voorhanden krijgen van dat goed wist danwel redelijkerwijs had moeten vermoeden dat het een door misdrijf verkregen goed betrof.
3.
hij op of omstreeks 31 mei 2012 in de gemeente [woonplaats], omstreeks 00.30 uur en/of 02.45 uur, in ieder geval gedurende de voor de nachtrust bestemde tijd, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in/uit de woning gelegen aan de [adres] weg te nemen goederen en/of geld van zijn/hunner gading, geheel of ten dele toebehorende aan [benadeelde 2], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) en zich daarbij de toegang tot die woning te verschaffen en/of die/dat weg te nemen goederen en/of geld van zijn/hunner gading onder zijn/hun bereik te brengen door middel van braak, verbreking en/of inklimming, met een of meer van zijn mededader(s), althans alleen met een breekijzer en/of een beitel, in ieder geval (een) dergelijk(e) breekwerktuig(en), de voordeur van die woning heeft/hebben trachten te
forceren, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
3 DE VOORVRAGEN
De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zijzelf bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in zijn vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.
4 DE BEWIJSMIDDELEN EN DE BEOORDELING DAARVAN
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de aan hem onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde feiten heeft begaan. De officier van justitie baseert zich daarbij ten aanzien van feit 1 met name op de verklaring van aangever, het sporenonderzoek en het rapport van het Nederlands Forensisch Instituut waaruit volgt dat het in het op een doosje in de woning aangetroffen bloedspoor gevonden DNA matcht met het DNA van verdachte. De officier van justitie baseert zich ten aanzien van feit 2 met name op de aangifte van de woninginbraak en op het feit dat de bij die woninginbraak weggenomen SD-kaart in de telefoon van verdachte is aangetroffen. Ten aanzien van feit 3 baseert de officier van justitie zich met name op de verklaring van aangever en de door aangever aangeleverde prints van de camerabeelden waarop is te zien dat één van de verdachten een theedoek voor zijn gezicht heeft, op het proces-verbaal van bevindingen waaruit blijkt dat de politie een theedoek in de betreffende flat aantreft en op het rapport van het Nederlands Forensisch Instituut waaruit volgt dat het op de theedoek aangetroffen DNA matcht met het DNA van verdachte.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging is van mening dat de rechtbank niet tot een bewezenverklaring kan komen van de aan verdachte onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde feiten. De verdediging heeft daartoe ten aanzien van feit 1 aangevoerd dat het aantreffen van het DNA van verdachte in een bloedspoor op een plastic bakje onvoldoende is om tot een bewezenverklaring te kunnen komen, omdat verdachte overal in Almere met dit losse bakje in aanraking kan zijn geweest en de mogelijke betrokkenheid van verdachte bij dit feit op basis van dit dossier op geen enkele ander wijze kan worden vastgesteld. Ten aanzien van feit 2 heeft de verdediging aangevoerd dat het bij een woninginbraak weggenomen SD-kaartje een lange weg heeft gevolgd die niet naar verdachte leidt en dat op basis van het dossier daarom niet kan worden vastgesteld dat verdachte moest weten dat dit SD-kaartje van diefstal afkomstig was. Voor wat betreft het derde feit heeft de verdediging naar voren gebracht dat de prints van de camerabeelden niets zeggen over de theedoek, dat er meerdere omschrijvingen worden gegeven van een theedoek, dat de op de derde verdieping gevonden theedoek niet gerelateerd kan worden aan de poging tot woninginbraak op de tiende verdieping en dat de inhoud van het dossier de verklaring van verdachte dat hij bij zijn vriendin was en haar scooter met de gevonden theedoek had schoongemaakt niet uitsluit.
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde feiten heeft begaan. De rechtbank overweegt daartoe als volgt.
Ten aanzien van feit 1 :
Getuige [getuige] heeft bij de politie verklaard dat hij op 6 augustus 2012 omstreeks 04.30 uur gerommel hoorde, komend uit de woning van de buren. Hij keek op de zolder van zijn woning uit het raam naar de achterzijde van de woning van de buren en zag twee mannen heel hard wegrennen. Getuige zag bij de woning van de buren dat er naast de voordeur een klein raampje kapot was.
Aangever [benadeelde 1] heeft bij de politie aangifte gedaan van de inbraak in zijn woning aan de [adres] te [woonplaats]. Aangever gaf daarbij aan dat er een raampje aan de voorzijde van zijn woning kapot was gemaakt. Er waren binnen diverse lades en kastjes doorzocht. Uit de la van het dressoir was zijn digitale camera weggenomen. Op de eerste verdieping waren kasten op de slaapkamers doorzocht. Bij de inbraak waren weggenomen een fotocamera, merk Samsung, type P1100, een laptop van het merk HP en een laptop van het merk Acer, een kluis met 3 kentekenbewijzen (overschrijving) en 3 sleutels en een bedrag van 70 à 80 euro aan contant geld.
Uit het sporenonderzoek is gebleken dat er was ingebroken via een vast raam aan de voorzijde van de woning. Binnen lag een steen en er lag glas. Op de eerste etage in de slaapkamer werd op het bed een plastic doosje aangetroffen. Op dat doosje zaten bloedsporen. De bloedveeg aan de onderzijde van het doosje werd veiliggesteld onder sinnummer AAEP3451NL.
Het door het Nederlands Forensisch Instituut gehouden vergelijkend DNA-onderzoek met het veiliggestelde spoor en de DNA-profielen die in de databank van het Nederlands Forensisch Instituut zijn opgeslagen wees uit dat het DNA van het veiliggestelde bloedspoor overeenkwam met het DNA-profiel van verdachte [verdachte], met een matchkans van kleiner dan één op één miljard.
Aangever [benadeelde 1] heeft bij de politie verklaard dat het plastic doosje van hen was en dat het doosje in de middelste lade van het nachtkastje lag op de slaapkamer waar het doosje op bed lag. [A], bewoonster van de betreffende woning, heeft bij de politie na het tonen van een foto van verdachte [verdachte] aan haar verklaard dat zij deze persoon nog nooit had gezien en dat hij ook nooit rechtmatig in haar woning was geweest.
De rechtbank acht op grond van voornoemd bewijs wettig en overtuigend bewezen dat verdachte op 6 augustus 2012 heeft ingebroken in de woning aan de [adres] te [woonplaats] door een raam in te gooien en dat verdachte daarbij de genoemde goederen heeft weggenomen. Gelet op de verklaring van de getuige dat hij twee mannen bij de woning zag wegrennen acht de rechtbank bewezen dat verdacht de woninginbraak in vereniging met een ander heeft gepleegd.
De rechtbank overweegt nog dat het DNA-profiel van verdachte is aangetroffen op een plastic doosje dat van de bewoners van de woning was en welke doosje in de betreffende woning in de slaapkamer werd gevonden en in het nachtkastje op de slaapkamer had gelegen. De bewoners kenden de verdachte niet. Niets duidt er aldus op dat het doosje buiten de woning is geweest dan wel dat verdachte op enige manier buiten de woning in aanraking is geweest met dat doosje. Het verweer van de raadsman dat verdachte overal in Almere met het doosje in aanraking kan zijn gekomen volgt de rechtbank dan ook niet.
Ten aanzien van feit 2 :
Op 7 november 2012 werd verdachte aangehouden voor de onder feit 1 bewezen verklaarde woninginbraak en overgebracht naar het politiebureau in Almere. Bij zijn fouillering haalde verdachte een telefoon van het merk Blackberry uit zijn zak. Bij het uitlezen van de SD-kaart die in deze telefoon zat gaf de SD-kaart de naam [naam] aan en bleken er een aantal foto’s op te staan waaronder een foto van een meisje met de tekst [naam] daaronder. De foto was genomen met een Samsung GT-S8500. Uit onderzoek bleek dat [naam] een bewoner van de [adres] te Almere was.
Op 18 september 2012 was ingebroken in de woning aan de [adres] te [woonplaats]. Bij die inbraak werd onder meer een Samsung S8500 weggenomen.
[naam] heeft bij de politie verklaard dat zij het meisje op de foto was en dat de andere foto een oude klassenfoto van haar was. Zij verklaarde dat niemand de foto van haar in zijn of haar telefoon kon hebben, omdat ze de foto’s nooit online had gezet of had doorgestuurd. De foto’s stonden op haar geheugenkaart, welke in haar Samsung telefoon zat. Het betrof een microkaart. De Samsung was bij de woninginbraak weggenomen.
Verdachte heeft ter zitting verklaard dat de Blackberry telefoon van hem was, dat de
SD-kaart in zijn telefoon zat en dat hij die kaart in zijn telefoon had laten zitten. Verdachte verklaarde niet te weten waar de SD-kaart vandaan kwam.
De rechtbank acht op grond van voornoemd bewijs wettig en overtuigend bewezen dat verdachte op 7 november 2012 een micro SD-kaart voorhanden heeft gehad, terwijl hij redelijkerwijs had moeten vermoeden dat deze SD-kaart van diefstal afkomstig was. De rechtbank neemt daarbij in aanmerking dat de SD-kaart op 18 september 2012 bij een inbraak is weggenomen, deze SD-kaart zeven weken later bij verdachte wordt aangetroffen en verdachte zegt dat hij niet weet waar de SD-kaart vandaan komt, terwijl deze situatie naar het oordeel van de rechtbank om een duidelijke verklaring vraagt.
Ten aanzien van feit 3 :
Aangever [benadeelde 2] heeft namens zijn vader [benadeelde 2], wonende aan de [adres] te [woonplaats], aangifte gedaan van een poging tot woninginbraak. De woning betreft een flatwoning op de tiende verdieping. Aangever had in de gang van de woning een camera geïnstalleerd, welke camera van elke beweging foto’s maakte. Op 31 mei 2012 om 00.30 uur zag aangever op de beelden van de camera dat er drie personen bij de deur van de woning aanwezig waren. Twee personen droegen een bivakmuts en de derde persoon had een geblokte theedoek voor zijn mond. Er stond een persoon op de uitkijk en een andere persoon probeerde met een breekijzer om de deur te forceren. De personen wisselden elkaar hierin af. Na ongeveer tien minuten zijn de mannen weggegaan.
Omstreeks 02.45 uur zag aangever op de beelden dat er weer drie mannen bij de deur van de woning aanwezig waren. Gelet op de bivakmutsen en de theedoek waren dit kennelijk dezelfde mannen als de eerste keer. Zij verrichtten ook dezelfde handelingen als de eerste keer. De mannen waren nog steeds bezig toen de politie onder bij de flat arriveerde.
De politie relateert in het door hen opgemaakte proces-verbaal dat toen zij na de melding ter plaatse kwamen er op de eerste verdieping in de flat twee mannen op hen afliepen. Toen verbalisant riep “staan blijven, politie, jullie zijn aangehouden” draaiden de twee mannen zich om en begonnen te rennen in de richting van de trappenhal. Ondertussen trachtten zij zich te ontdoen van hun bovenkleding. Verbalisant [verbalisant 1] trof vervolgens op de vijfde verdieping een man aan. De man transpireerde hevig, de zweetdruppels dropen van zijn voorhoofd. Verbalisant heeft de verdachte naar de begane grond begeleid en hij zag ondertussen op diverse verdiepingen diverse kledingstukken liggen en zeker één bivakmuts. De man bleek verdachte [verdachte] te zijn.
Op de vierde verdieping trof de politie een tweede man aan. Een negroïde man kwam uit een portiek naar voren vanuit een gehurkte positie. Deze man was medeverdachte [medeverdachte 1]. In de lift op de begane grond trof de politie medeverdachte [medeverdachte 2] aan. [medeverdachte 2] transpireerde hevig, de zweetdruppels liepen van zijn hoofd.
Verbalisant [verbalisant 1] relateert dat hij bij de woning op nummer 13-10 braakschade aan de deur zag en dat hij zag dat aan de bovenzijde van de deur de anti-inbraakstrip voor een deel was vernield. Nabij dit perceel zag hij een breekijzer liggen, enkele meters verderop een plastic tas en weer enkele meters verderop een beitel.
Uit het werktuigsporenonderzoek bleek dat het afgevormde kraslijnenbeeld dat was veiliggesteld bij de sluitnaad van een deur bij de inbraak aan de [adres] in [woonplaats], gepleegd op 31 mei 2012, is veroorzaakt met het breekijzer dat was aangetroffen in een trapportaal van de flatwoningen aan de [adres] in [woonplaats].
De politie trof op 31 mei 2012 omstreeks 04.00 uur op de derde verdieping in het trapportaal op de trap een grijs-wit geblokte theedoek, een schroevendraaier en zwart lederen handschoenen aan. Op de eerste etage werden een zwarte bivakmuts, bruine sokken en zwart lederen handschoenen aangetroffen.
De rechtbank heeft kennis genomen van de prints van de camerabeelden in het dossier. Op deze prints is te zien dat één van de daders een theedoek half voor zijn gezicht heeft.
Uit het sporenonderzoek kwam naar voren dat de aangetroffen theedoek was opgevouwen en dat de twee punten bij elkaar waren geknoopt. Verbalisant heeft de theedoek met behulp van de forensische lichtbron onderzocht op de aanwezigheid van speeksel. Daarbij zijn de buitenzijde ter hoogte van de mond, de binnenzijde ter hoogte van de mond en de punten waarmee de theedoek bij elkaar was geknoopt bemonsterd op mogelijk dragermateriaal. De sporen zijn veiliggesteld onder de sinnummers AAEP8252NL, AAEP8253NL respectievelijk AAEP8254NL.
Het door het Nederlands Forensisch Instituut gehouden vergelijkend DNA-onderzoek wees uit dat het DNA aangetroffen op de buitenzijde en de binnenzijde van de theedoek ter hoogte van de mond en op de punten overeenkwam met het DNA-profiel van verdachte, met een matchkans van kleiner dan één op één miljard.
Medeverdachte [medeverdachte 1] heeft bij de politie verklaard dat hij op 30 mei 2012 rond middernacht met twee jongens was meegegaan naar de flat waar hij later was aangehouden. Ze waren naar de bovenste etage gelopen. De jongens waren naar een woning toegelopen en zij begonnen gelijk de voordeur open te breken. De jongens hadden schroevendraaiers en een breekijzer bij zich.
De verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat hij in de flat waar hij werd aangehouden aanwezig was, omdat hij bij zijn vriendin was die in die flat woonde. Hij was naar buiten gegaan, omdat hij geluiden hoorde en wilde weten wat er aan de hand was. Verdachte wilde de naam van zijn vriendin niet noemen en hij wilde ook niet zeggen op welk nummer zij woonde. Verdachte heeft zijn verklaring op geen enkele wijze onderbouwd dan wel voor de rechtbank controleerbaar gemaakt. De rechtbank acht zijn verklaring op dit punt dan ook, mede gelet op de omstandigheden waaronder verdachte door de politie is aangetroffen (hevig zwetend) en het feit dat er een DNA- match met verdachte op de theedoek is aangetroffen, ontoereikend, onaannemelijk en niet geloofwaardig.
De rechtbank acht op basis van voornoemd bewijs wettig en overtuigend bewezen dat verdachte op 31 mei 2012 om 00.30 uur en om 02.45 uur samen met twee mededaders heeft geprobeerd in te breken in de woning aan de [adres]. Op basis van de prints van de beelden waarop een dader met een theedoek voor zijn gezicht is te zien, het aantreffen van de theedoek in het trapportaal kort na het delict en het feit dat de aangetroffen theedoek met de punten aan elkaar was geknoopt laat er naar het oordeel van de rechtbank geen twijfel over bestaan dat deze theedoek bij de poging tot woninginbraak is gebruikt.
5 BEWEZENVERKLARING
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte:
1.
op 6 augustus 2012 in de gemeente Almere, omstreeks 04.30 uur, tezamen en in vereniging met een ander, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening uit de woning gelegen aan de [adres] heeft weggenomen
- een digitale camera (merk Samsung, type P1100) en
- een laptop (merk Acer) en
- een laptop (merk Hp) en
- een kluis met daarin drie kenteken/overschrijvingsbewijzen en drie sleutels en
- een geldbedrag (van ongeveer Euro 70 à 80),
toebehorende aan [benadeelde 1], waarbij verdachte en zijn mededader zich de toegang tot de plaats des misdrijfs hebben verschaft door middel van braak.
2.
op 7 november 2012 in de gemeente Almere een micro SD-kaart (geheugenkaart) voorhanden heeft gehad, terwijl hij ten tijde van het voorhanden krijgen van dat goed redelijkerwijs had moeten vermoeden dat het een door misdrijf verkregen goed betrof.
3.
op 31 mei 2012 in de gemeente [woonplaats], omstreeks 00.30 uur en 02.45 uur, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met anderen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening uit de woning gelegen aan de [adres] weg te nemen goederen en/of geld van zijn/hunner gading, toebehorende aan [benadeelde 2], en zich daarbij de toegang tot die woning te verschaffen door middel van braak, met zijn mededaders met een breekijzer de voordeur van die woning hebben trachten te forceren, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
Van het onder feit 1, feit 2 en feit 3 meer of anders ten laste gelegde zal verdachte worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet wettig en overtuigend bewezen acht.
6 KWALIFICATIE
Het bewezene levert op:
Ten aanzien van feit 1:
Diefstal gedurende de voor de nachtrust bestemde tijd in een woning door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak.
Ten aanzien van feit 2:
Schuldheling.
Ten aanzien van feit 3:
Poging tot diefstal gedurende de voor de nachtrust bestemde tijd in een woning door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak.
7 STRAFBAARHEID
De feiten en verdachte zijn strafbaar, nu geen feiten of omstandigheden zijn gebleken die die strafbaarheid zouden opheffen of uitsluiten.
8 STRAFOPLEGGING
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte ter zake van de door hem bewezen geachte feiten zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van tien maanden met aftrek van de tijd die verdachte in voorarrest heeft doorgebracht.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft vrijspraak bepleit en overigens geen strafmaatverweer gevoerd.
Het oordeel van de rechtbank
Gelet op de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, op de omstandigheden waaronder verdachte zich daaraan heeft schuldig gemaakt en op de persoon van de verdachte, zoals van een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken, acht de rechtbank de na te noemen beslissing passend.
Verdachte heeft samen met een mededader ingebroken in een woning en daarbij meerdere goederen weggenomen. Daarnaast heeft verdachte geprobeerd om samen met twee mededaders in te breken in een woning. Verdachte heeft kennelijk geen oog gehad voor het leed en de overlast die hij daarmee voor anderen kan aanrichten en heeft alleen gedacht aan zijn eigen financiële gewin. Woninginbraken veroorzaken niet alleen de nodige materiële schade, maar maken ook een forse inbreuk op de privacy van de bewoners. Het is voor hen vaak bijzonder onaangenaam om te leven met de wetenschap dat een vreemde in hun woning is geweest of heeft geprobeerd in hun woning te komen.
Verdachte heeft voorts een SD-kaart in zijn telefoon gehad, waarvan hij had moeten weten dat deze van diefstal afkomstig was. Dankzij de helers is het stelen van goederen lucratief. Het criminele circuit wordt door de heling in stand gehouden en verdachte heeft hieraan bijgedragen.
Uit het uittreksel uit de justitiële documentatie van verdachte d.d. 29 januari 2013 blijkt dat verdachte eerder meerdere keren is veroordeeld voor het plegen van vermogensdelicten. Verdachte liep nog in een proeftijd van een veroordeling op 21 januari 2011. Verdachte was dus een gewaarschuwd mens, maar dit heeft hem er niet van weerhouden om over te gaan tot het plegen van de onderhavige feiten.
Op 27 juni 2012 is verdachte nog door de politierechter veroordeeld voor een inbraak tot een gevangenisstraf van acht weken. Bij de bepaling van de hierna te noemen straf heeft de rechtbank daarom overeenkomstig het bepaalde in artikel 63 van het Wetboek van Strafrecht rekening gehouden met de omstandigheid, dat verdachte nà het thans bewezen verklaarde feit nog is veroordeeld en nu opnieuw wordt schuldig verklaard aan het plegen van misdrijven voor de hierboven genoemde datum gepleegd.
De reclassering vermeldt in haar rapport van 9 november 2012 dat verdachte meermalen in het kader van een strafzaak verplicht reclasseringscontact gehad heeft, maar dat deze begeleiding tot op heden niet het gewenste effect heeft gehad. Ook bij het toezicht door het Leger des Heils dat na zijn ontslag uit detentie was gestart hield verdachte zich niet aan de afspraken.
De rechtbank is van oordeel dat gelet op de ernst van de door verdachte gepleegde feiten, zijn aanzienlijke strafblad en het feit dat verdachte ter zitting totaal geen verantwoordelijkheid heeft genomen voor hetgeen hij heeft gedaan, een onvoorwaardelijke gevangenisstraf passend en geboden is. Nu eerdere ambulante hulpverleningstrajecten op niets zijn uitgelopen en verdachte ondanks eerder opgelegde voorwaardelijke straffen wederom de fout is ingegaan ziet de rechtbank geen aanleiding om een deel van die straf voorwaardelijk op te leggen. Rekening houdend met de richtlijnen van het LOVS zal de rechtbank een lagere straf opleggen dan door de officier van justitie gevorderd. De rechtbank zal verdachte een gevangenisstraf voor de duur van acht maanden opleggen met aftrek van de tijd die verdachte in voorarrest heeft doorgebracht.
12 TOEPASSELIJKHEID WETTELIJKE VOORSCHRIFTEN
De beslissing berust op de artikelen 10, 27, 45, 57, 63, 310, 311 en 417bis van het Wetboek van Strafrecht, zoals de artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.
13 BESLISSING
De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het onder feit 1, feit 2 en feit 3 ten laste gelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 5 is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat onder feit 1, feit 2 en feit 3 meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
- verklaart de bewezen verklaarde feiten strafbaar;
- verklaart verdachte strafbaar;
Strafoplegging
- veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 8 maanden;
- bepaalt dat de tijd, door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht.
Dit vonnis is gewezen door mr. Z.J. Oosting, voorzitter, mrs. A.C. Schroten en C.A. de Beaufort, rechters, in tegenwoordigheid van mr. K.F. van Dam, griffier, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting van 5 maart 2013.
Mr. Oosting is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.