RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
Parketnummer: 07.662548-12 (P)
Vonnis van de meervoudige kamer d.d. 16 april 2013
[verdachte],
geboren op [1993] te [geboorteplaats],
wonende [adres] (postcode) te[woonplaats]
1 HET ONDERZOEK TER TERECHTZITTING
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het onderzoek heeft plaatsgevonden ter openbare terechtzitting van 2 april 2013 te Lelystad, waarbij de verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. O. Bolluyt, advocaat te Lelystad.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie mr. W.S. Ludwig en van de standpunten door de raadsman van verdachte naar voren gebracht.
De verdachte is, na een wijziging tenlastelegging, ten laste gelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 5 september 2012 in de gemeente Almere tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, op de openbare weg (te weten op de Witte Klaverstraat) met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een paar schoenen (merk Gucci) en/of een pet (merk Los Angeles Kings) en/of een horloge (replica merk Hublot), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), welke diefstal werd voorafgegaan en/of vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen die [slachtoffer], gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of aan zijn mededader(s) hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren,
welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat hij, verdachte, en/of zijn mededader(s)
- achter die [slachtoffer] aan is/zijn gelopen en/of
- die [slachtoffer] heeft/hebben geduwd op/tegen zijn rug en/of (daarbij) die [slachtoffer] heeft/hebben geschopt en/of getrapt en/of getackeld tegen zijn (linker)been waardoor die [slachtoffer] ten val is gekomen en/of
- tegen die[slachtoffer] heeft/hebben gezegd: "geef ons je spullen anders schoppen we je dood" en/of
- een knie op de borst van die [slachtoffer] heeft/hebben gezet terwijl die [slachtoffer] op de grond lag en/of
- de schoenen van die [slachtoffer] heeft/hebben uitgetrokken en/of
- een horloge van de pols van die [slachtoffer] heeft/hebben getrokken;
2.
hij in of omstreeks de periode van 23 september 2012 tot en met 24 september 2012 in de gemeente Almere met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een mobiele telefoon (merk Blackberry, type Bold) en/of een paar schoenen (merk Lanvin), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan[medeverdachte], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, welke diefstal werd voorafgegaan en/of vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen die [medeverdachte], gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat hij, verdachte die [medeverdachte],
- heeft vastgepakt bij/aan zijn kleding en/of lichaam en/of (vervolgens) uit een auto heeft getrokken en/of
- heeft vastgehouden aan/bij zijn kleding en/of lichaam en/of
- meerdere malen, althans éénmaal, heeft geslagen;
althans, indien het vorenstaande onder 2 niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij in of omstreeks de periode van 23 september 2012 tot en met 3 oktober 2012 in de gemeente Almere, in elk geval in Nederland, een mobiele telefoon (merk Blackberry, type Bold) en/of een paar schoenen (merk Lanvin) heeft verworven, voorhanden heeft gehad en/of heeft overgedragen, terwijl hij ten tijde van het verwerven of het voorhanden krijgen van die mobiele telefoon en/of dat paar schoenen wist, althans redelijkerwijze had moeten vermoeden, dat het (een) door misdrijf verkregen goed(eren) betrof.
De rechtbank verbetert in de tenlastelegging een aantal kennelijke schrijffouten. De verdachte wordt daardoor niet in zijn verdediging geschaad.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zijzelf bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in zijn vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.
4 DE BEWIJSMIDDELEN EN DE BEOORDELING DAARVAN
Inleiding
Feit 1.
Op 5 september 2012 omstreeks 17.35 uur doet [slachtoffer] aangifte van beroving door twee personen van zijn schoenen, pet en horloge. Aangever verklaart nadien dat hij via een vriend hoorde dat medeverdachte [medeverdachte] een van de daders was van de beroving. Aangever doet op internet onderzoek naar de daders van zijn beroving en verklaart vervolgens dat hij verdachte en medeverdachte [medeverdachte] herkent als degenen die hem hebben beroofd.
Feit 2.
[medeverdachte] is als verdachte verhoord en tijdens het verhoor verklaart hij dat verdachte hem heeft beroofd van zijn mobiele telefoon en schoenen. [medeverdachte] wenst hiervan echter geen aangifte te doen. Uit onderzoek blijkt dat de weggenomen telefoon bij verdachte is aangetroffen.
Het standpunt van de officier van justitie
Feit 1.
De officier van justitie acht het feit wettig en overtuigend bewezen, gelet op de aangifte van [slachtoffer] en de bekennende verklaringen van verdachte en medeverdachte [medeverdachte].
Feit 2.
De officier van justitie acht het primair ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen, gelet op de verklaring van [medeverdachte] en de tapgegevens waaruit blijkt dat verdachte een bericht heeft verstuurd met de tekst “ik trok hem uit de auto” hetgeen de verklaring van [medeverdachte] ondersteunt.
Het standpunt van de verdediging
Feit 1.
De raadsman heeft zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank omtrent een eventuele bewezenverklaring.
Feit 2.
De raadsman heeft vrijspraak bepleit van het primair ten laste gelegde, aangezien [medeverdachte] niet consistent verklaart omtrent de vermeende beroving.
De raadsman heeft zich ten aanzien van het subsidiair ten laste gelegde gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank, met uitzondering van de schoenen.
Het oordeel van de rechtbank
Feit 1.
Uit de verklaring van aangever [slachtoffer] leidt de rechtbank het volgende af.
Op 5 september 2012 omstreeks 17.45 uur loopt aangever op de openbare weg, te weten de Witte Klaverstraat, te Almere. Verdachte en medeverdachte [medeverdachte] lopen achter aangever aan. Plotseling krijgt aangever een harde duw in zijn rug en tegelijkertijd een schop tegen zijn linkerbeen, waardoor aangever op de grond valt. Vervolgens zegt een van de verdachten: “geef ons je spullen anders schoppen we je dood”. Diezelfde verdachte plaatst zijn knie op de borst van aangever, waardoor de andere verdachte de mogelijkheid krijgt aangevers schoenen (merk Gucci) uit te trekken. De verdachte die op aangever zit, trekt aangevers horloge (replica merk Hublot) van zijn pols. Aangevers pet (merk Los Angeles Kings) wordt eveneens weggenomen.
Verdachte heeft bekend zich schuldig te hebben gemaakt aan het ten laste gelegde.
Gelet op voornoemde bewijsmiddelen acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het ten laste gelegde heeft begaan.
Feit 2.
Verdachte heeft verklaard de mobiele telefoon (merk Blackberry, type Bold), die bij hem aangetroffen is , op straat gekregen te hebben. Van wie wenste hij niet te verklaren. Het voorgaande is, naast de verklaring van [medeverdachte], onvoldoende om het primair ten laste gelegde bewezen te kunnen achten. De rechtbank zal verdachte daar dan ook van vrijspreken. Een bewezenverklaring van het subsidiair ten laste gelegde kan daar echter wel op gegrond worden. De rechtbank zal verdachte dan weer vrijspreken van de heling van de schoenen, aangezien hiervoor onvoldoende wettig bewijs in het dossier aanwezig is.
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat:
1.
hij op of omstreeks 5 september 2012 in de gemeente Almere tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, op de openbare weg (te weten op de Witte Klaverstraat) met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een paar schoenen (merk Gucci) en/of een pet (merk Los Angeles Kings) en/of een horloge (replica merk Hublot), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), welke diefstal werd voorafgegaan en/of vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen die [slachtoffer], gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of aan zijn mededader(s) hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren,
welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat hij, verdachte, en/of zijn mededader(s)
- achter die [slachtoffer] aan is/zijn gelopen en/of
- die [slachtoffer] heeft/hebben geduwd op/tegen zijn rug en/of (daarbij) die [slachtoffer] heeft/hebben geschopt en/of getrapt en/of getackeld tegen zijn (linker)been waardoor die [slachtoffer] ten val is gekomen en/of
- tegen die [slachtoffer] heeft/hebben gezegd: "geef ons je spullen anders schoppen we je dood" en/of
- een knie op de borst van die [slachtoffer 1] heeft/hebben gezet terwijl die [slachtoffer] op de grond lag en/of
- de schoenen van die [slachtoffer] heeft/hebben uitgetrokken en/of
- een horloge van de pols van die [slachtoffer] heeft/hebben getrokken;
2.
hij in of omstreeks de periode van 23 september 2012 tot en met 3 oktober 2012 in de gemeente Almere, in elk geval in Nederland, een mobiele telefoon (merk Blackberry, type Bold) heeft verworven, voorhanden heeft gehad, terwijl hij ten tijde van het verwerven of het voorhanden krijgen van die mobiele telefoon redelijkerwijze had moeten vermoeden, dat het een door misdrijf verkregen goed betrof.
Van het onder 1 en 2 subsidiair meer of anders ten laste gelegde zal verdachte worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet wettig en overtuigend bewezen acht.
Feit 1.
Diefstal, voorafgegaan en vergezeld van geweld en bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen.
Feit 2 (subsidiair).
Schuldheling.
De feiten en verdachte zijn strafbaar, nu geen feiten of omstandigheden zijn gebleken die die strafbaarheid zouden opheffen of uitsluiten.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte ter zake van de door hem bewezen geachte feiten zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 10 maanden met aftrek overeenkomstig artikel 27 van het Wetboek van Strafrecht.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft bepleit een werkstraf op te leggen met een voorwaardelijke gevangenisstraf om reclasseringstoezicht mogelijk te maken. Verdachte ontvangt hulpverlening op het gebied van huisvesting, bewindvoering en begeleiding van Stichting “Op Me Eigen” en zou deze hulpverlening verliezen indien hij gedetineerd raakt.
Het oordeel van de rechtbank
Gelet op de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, op de omstandigheden waaronder verdachte zich daaraan heeft schuldig gemaakt en op de persoon van de verdachte, zoals van een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken, acht de rechtbank de na te noemen beslissing passend.
Verdachte heeft met een medeverdachte aangever [slachtoffer] op straat beroofd van zijn pet, horloge en schoenen. Verdachte heeft zijn eigen financiële motieven voorop laten staan en geen enkel oog gehad voor de ellende die hij bij het slachtoffer teweeg bracht. Voor aangever moet het delict een zeer beangstigende ervaring zijn geweest. In het algemeen zorgen overvallen voor maatschappelijke gevoelens van onrust en onveiligheid.
Daarnaast heeft verdachte zich schuldig gemaakt aan schuldheling van een mobiele telefoon. Verdachte heeft op deze wijze bijgedragen aan de instandhouding van vermogenscriminaliteit. De rechtbank rekent dit verdachte aan.
De rechtbank heeft bij het bepalen van de hoogte van de op te leggen de oriëntatiepunten voor straftoemeting van de het Landelijk Overleg van de Voorzitters van de Strafsectoren (LOVS) als vertrekpunt genomen. Het LOVS geeft als oriëntatiepunt voor straftoemeting ten aanzien van een straatroof met licht geweld of verbale bedreiging een gevangenisstraf voor de duur van 6 maanden. In het nadeel van de verdachte houdt de rechtbank rekening met de wettelijke strafverzwarende omstandigheden genoemd in artikel 312, tweede lid, sub 1 en 2, van het Wetboek van Strafrecht, te weten dat het feit jegens aangever [slachtoffer] op een openbare plaats is begaan door twee of meer verenigde personen.
De rechtbank heeft voorts rekening gehouden met het verdachte betreffend uittreksel justitiële documentatie d.d. 12 maart 2013, waaruit blijkt dat verdachte eerder is veroordeeld wegens soortgelijke feiten, waarbij de maatregel betreffende het gedrag van de jeugdige is opgelegd.
Uit een de verdachte betreffend reclasseringsadvies d.d. 29 maart 2013, opgesteld door W. Hanse, reclasseringswerker van Tactus verslavingszorg, blijkt het volgende.
Verdachte heeft problemen op verschillende leefgebieden, zoals werk en huisvesting. Verdachte is gediagnosticeerd met PTSS en een gedragsstoornis, maar erkent deze diagnose niet. Sinds verdachte bij stichting “Op Me Eigen” woont, lijkt hij iets meer stabiliteit te ervaren. Gelet op de negatieve en gesloten houding jegens begeleiding en behandeling van verdachtes PTSS en het ontbreken van hulpvragen was het voor de reclassering niet mogelijk om een passend plan van aanpak op te stellen. Tevens is geen inschatting van het recidiverisico mogelijk.
Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat hij nu wel open staat en gemotiveerd is voor begeleiding vanuit de reclassering. Gelet op de problematiek van verdachte acht de rechtbank het zinvol en noodzakelijk dat verdachte onder toezicht van de reclassering wordt gesteld. De rechtbank zal reclasseringstoezicht als bijzondere voorwaarde opleggen, aangezien verdachte thans wel gemotiveerd lijkt te zijn om begeleiding te accepteren en aan gedragsinterventies mee te werken als de reclassering dat noodzakelijk acht.
Nu uit de reclasseringsrapportage blijkt dat de leefsituatie van verdachte in de afgelopen periode gestabiliseerd lijkt te zijn en verdachte zijn huidige woonplek en begeleiding zou verliezen als hij in detentie geplaatst zou worden, zal de rechtbank geen onvoorwaardelijke detentie opleggen.
De rechtbank is van oordeel dat een voorwaardelijke vrijheidsstraf wel noodzakelijk is, omdat aard en ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, gelet ook op het strafrechtelijk verleden van de verdachte, door een lichtere strafrechtelijke afdoening van de zaak miskend zouden worden. Bijzondere omstandigheden die tot een ander oordeel zouden moeten voeren, acht de rechtbank niet aanwezig. De rechtbank zal de voorwaardelijke vrijheidsstraf ook opleggen om de oplegging van bijzondere voorwaarden mogelijk te maken en verdachte ervan te weerhouden in de toekomst wederom strafbare feiten te plegen.
Daarnaast acht de rechtbank een werkstraf voor de duur van 180 uur passend en geboden.
Voor aanvang van de terechtzitting heeft [slachtoffer] – daartoe vertegenwoordigd door [benadeelde]– zich als benadeelde partij in dit geding gevoegd en een vordering ingediend tot vergoeding van schade ten gevolge van het aan verdachte onder 1 ten laste gelegde feit. De hoogte van die schade wordt door de benadeelde partij begroot op een bedrag van € 385,00.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd tot toewijzing van de vordering van de benadeelde partij – hoofdelijk – van een bedrag van € 385,00 aan [slachtoffer] met toepassing van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft bepleit de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer] niet-ontvankelijk te verklaren, aangezien uit de overgelegde bon niet blijkt dat de schoenen dezelfde schoenen betreffen als de weggenomen schoenen. Subsidiair heeft de raadsman bepleit de hoogte van de vordering te matigen, aangezien de weggenomen schoenen een jaar oud waren en derhalve rekening gehouden moet worden met afschrijving.
Het oordeel van de rechtbank
Bij het onderzoek ter terechtzitting is komen vast te staan dat de benadeelde partij [slachtoffer] rechtstreeks schade heeft geleden ten gevolge van het onder 1 bewezen verklaarde feit. De ouderdom van de weggenomen schoenen was ten tijde van het bewezen verklaarde een jaar, volgens opgave van de benadeelde partij. Gelet op voorgaande zal de rechtbank in redelijkheid komen tot een afschrijvingspercentage van een derde.
De hoogte van die schade is genoegzaam komen vast te staan tot een bedrag van
€ 256,67, vermeerderd met de kosten die – tot op heden – worden begroot op nihil.
De vordering van de benadeelde partij, die in die vordering ontvankelijk is, is in dier voege toewijsbaar.
De vordering van de benadeelde partij levert naar het oordeel van de rechtbank voor wat betreft het meer gevorderde afgewezen.
De verdachte is voor de schade, voor zover toegewezen, naar burgerlijk recht hoofdelijk aansprakelijk.
Als extra waarborg voor betaling aan de benadeelde partij zal de rechtbank overeenkomstig artikel 36 f van het Wetboek van Strafrecht de verdachte de verplichting opleggen tot betaling aan de Staat van bovengenoemde geldsom ten behoeve van de benadeelde partij.
10 TOEPASSELIJKHEID WETTELIJKE VOORSCHRIFTEN
De beslissing berust op de artikelen 10, 14a, 14b, 14c, 14d, 22c, 22d, 27, 36f, 57, 310, 312 en 417bis van het Wetboek van Strafrecht, zoals de artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.
Vrijspraak
- verklaart niet bewezen hetgeen onder 2 primair aan verdachte is ten laste gelegd en spreekt hem daarvan vrij;
Bewezenverklaring
- verklaart het onder 1 en 2 subsidiair ten laste gelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 5 is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat onder 1 en 2 subsidiair meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
- verklaart de bewezen verklaarde feiten strafbaar;
- verklaart verdachte strafbaar;
Strafoplegging
- legt aan verdachte op een werkstraf voor de duur van 180 uren;
- beveelt dat voor het geval de veroordeelde de werkstraf niet of niet naar behoren verricht de werkstraf wordt vervangen door 90 dagen hechtenis, althans een aantal dagen hechtenis dat evenredig is aan het niet verrichte aantal uren werkstraf;
- bepaalt dat de tijd, door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde werkstraf in mindering zal worden gebracht, berekend naar de maatstaf van 2 uren werkstraf per dag;
- veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 6 maanden;
- bepaalt dat de gevangenisstraf niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten op grond dat de verdachte gedurende de proeftijd van 2jaar de hierna te melden algemene en/of bijzondere voorwaarde(n) niet heeft nageleefd;
- stelt als algemene voorwaarden dat de verdachte:
* zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
* ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verleent aan het nemen van één of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
* medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14d, tweede lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen;
- stelt als bijzondere voorwaarden dat de verdachte:
* zich binnen 5 werkdagen na het onherroepelijk worden van dit vonnis zal melden bij de Reclassering Nederland zal melden en zich vervolgens zolang en zo frequent zal melden als de reclassering dit noodzakelijk acht;
* zal deelnemen aan een of meer gedragsinterventies indien de reclasseringsinstelling dit noodzakelijk acht, waarbij de verdachte zich dient te houden aan de aanwijzingen zoals die gedurende deze gedragsinterventies door of namens de instelling aan de verdachte zullen worden gegeven;
- waarbij de reclassering opdracht wordt gegeven toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de verdachte ten behoeve daarvan te begeleiden;
- heft op het (geschorste) bevel tot voorlopige hechtenis;
Benadeelde partij
- veroordeelt de verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer], wonende te [woonplaats], van een bedrag van € 256,67 (zegge: tweehonderd zesenvijftig euro en zevenenzestig cent), hoofdelijk met dien verstande dat indien en voor zover verdachtes mededader betaalt, verdachte in zoverre van deze verplichting zal zijn bevrijd, vermeerderd met de wettelijke rente sinds de dag waarop het thans bewezen verklaarde feit jegens de benadeelde partij werd gepleegd, te weten 5 september 2012, tot die van de voldoening;
- veroordeelt de verdachte voorts in de kosten, door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken;
- legt op aan de verdachte de verplichting tot betaling aan de Staat van een bedrag groot
€ 256,67 ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer] voornoemd, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 5 dagen hechtenis;
- bepaalt dat, indien de verdachte en/of zijn mededader (gedeeltelijk) heeft/hebben voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat, daarmee verdachtes verplichting tot betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer] (in zoverre) komt te vervallen en andersom dat, indien de verdachte en/of zijn mededader (gedeeltelijk) heeft/hebben voldaan aan de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer], daarmee verdachtes verplichting tot betaling aan de Staat (in zoverre) komt te vervallen;
- wijst de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer] voor wat betreft het meer gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. C.A. de Beaufort, voorzitter, mr. Z.J. Oosting en mr. H. Vegter, rechters, in tegenwoordigheid van mr. R.G. Dees, griffier, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting van 16 april 2013.