RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
Zittingsplaats Utrecht
uitspraak van de enkelvoudige kamer van 3 april 2013 in de zaak tussen
[eiseres], te [woonplaats], eiseres
(gemachtigde: mr. P.J.M. de Koning),
de Raad van bestuur van de Sociale verzekeringsbank, verweerder
(gemachtigde: mr. N. Zuidersma).
Bij besluit van 12 april 2012 (het primaire besluit I) heeft verweerder het ouderdomspensioen van eiseres met ingang van februari 2012 omgezet in een gehuwdenpensioen en is de hoogte van het pensioen met terugwerkende kracht herzien. Bij besluit van 8 juni 2012 (het primaire besluit II) heeft verweerder een bedrag van € 655,62 teruggevorderd en aan eiseres een boete opgelegd van € 70,- omdat zij niet tijdig heeft doorgegeven dat zij is gehuwd.
Bij besluit van 9 augustus 2012 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiseres tegen de primaire besluiten I en II ongegrond verklaard.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 20 februari 2013. Eiseres is verschenen, bijgestaan door haar gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.
1. Op deze zaak is gelet op het overgangsrecht van deel C, artikel 1, van de Wet aanpassing bestuursprocesrecht nog het recht van toepassing zoals dat gold tot en met 31 december 2012. Het in beroep bestreden besluit is namelijk bekendgemaakt voor 1 januari 2013.
2. De rechtbank neemt de volgende, door partijen niet betwiste, feiten als vaststaand aan. Eiseres is op 6 januari 2012 in Engeland gehuwd met dhr. [A]. Eiseres en haar echtgenoot hebben beiden hun eigen woning, eiseres in Nederland en [naam] in Engeland.
Eiseres heeft op het formulier ‘Onderzoek woonsituatie’ (ondertekend op 27 maart 2012) onder meer ingevuld dat zij en [A] elkaar ± elke 6 weken voor een lang weekend zien, en met elkaar op vakantie gaan. Verder hebben zij hun eigen leven, aldus eiseres. Bij de vraag of eiseres en haar partner samen activiteiten ondernemen, heeft eiseres het hokje ‘ja’ aangevinkt, alsmede de hokjes ‘op bezoek gaan bij familie en/of vrienden’, het ontvangen van familie en/of vrienden’, ‘boodschappen doen’ en ‘uitstapjes maken naar musea, bioscoop enz.’.
Verder heeft eiseres onder meer de hokjes ‘ja’ aangevinkt bij de vragen “Verzorgen u en uw partner elkaar bij ziekte?’ en ‘Hebben u en uw partner een gezamenlijke bank- of girorekening?’. Tevens blijkt uit het formulier dat eiseres beschikt over een sleutel van de woning van haar echtgenoot.
3. In het bestreden besluit heeft verweerder zich op het standpunt gesteld dat van gehuwden in het algemeen mag worden aangenomen dat zij, vanaf het moment van de huwelijkssluiting, voor de toepassing van de sociale zekerheidswetten als gehuwd moeten worden aangemerkt. Om te beoordelen of eiseres duurzaam gescheiden leeft van haar huwelijkspartner is van belang of zij haar eigen leven leidt alsof zij niet met de ander gehuwd is. Op grond van de gegevens die eiseres heeft verstrekt is verweerder van mening dat niet ondubbelzinnig is gebleken dat er sprake is van duurzaam gescheiden leven, zodat eiseres geen recht heeft op een pensioen uit hoofde van de op grond van de Algemene Ouderdomswet (AOW) voor een alleenstaande.
4. Eiseres heeft in beroep aangevoerd dat er wel sprake is van duurzaam gescheiden leven. Het huwelijk is gesloten als vriendendienst zodat eiseres aanspraak zal kunnen maken op de pensioenrechten van haar echtgenoot. Het is nooit de bedoeling geweest om samen te leven. Dat zij samen op vakantie zijn geweest is vanwege de zorg die eiseres aan haar echtgenoot verleent. Ook op grond van de gezamenlijke bankrekening kan niet worden geconcludeerd dat zij niet duurzaam gescheiden leven omdat deze bankrekening een voorwaarde was van het pensioenfonds. Ten slotte heeft eiseres aangevoerd dat het opleggen van de boete niet redelijk is omdat zij het huwelijk uit zichzelf heeft gemeld bij verweerder.
5. De kern van het geschil tussen partijen is of eiseres en haar echtgenoot vanaf de datum van hun huwelijk, althans vanaf 1 februari 2012, duurzaam gescheiden leefden als bedoeld in artikel 1, derde lid, onder b, van de AOW.
6. De rechtbank stelt voorop dat naar vaste rechtspraak sprake is van duurzaam gescheiden leven indien ten aanzien van gehuwden de toestand is ontstaan dat, na de door beiden of één hunner gewilde verbreking van de echtelijke samenleving, ieder afzonderlijk zijn eigen leven leidt als ware hij niet met de ander gehuwd en deze toestand door hen beiden, althans door één hunner, als bestendig is bedoeld. Dit zal moeten blijken uit de feitelijke omstandigheden van het geval. Verder geldt dat in het algemeen kan worden aangenomen dat na het sluiten van een huwelijk de betrokken partners de intentie hebben een echtelijke samenleving - al dan niet op termijn - aan te gaan. Onder omstandigheden kan vanaf de huwelijksdatum van duurzaam gescheiden leven kan worden gesproken, mits dat ondubbelzinnig uit de feiten en omstandigheden blijkt (zie ook de uitspraak van de Centrale Raad van Beroep van 13 april 2010, LJN: BM3105 en het arrest van de Hoge Raad van 11 juni 2010, gepubliceerd onder LJN: BL7267).
7. De rechtbank is van oordeel dat een dergelijke bijzondere situatie zich in dit geval voordoet en overweegt hiertoe als volgt.
Eiseres en haar echtgenoot waren voor hun huwelijk in januari 2012 al jarenlang bevriend. Zij wonen zelfstandig en op grote afstand van elkaar in verschillende landen. Door verweerder is niet bestreden dat een wijziging in die woonsituatie door eiseres en haar echtgenoot niet is beoogd. De reden van het huwelijk is, zoals eiseres en haar echtgenoot hebben verklaard, gelegen in een puur zakelijke regeling ten aanzien van de pensioenrechten van de echtgenoot. Van enige financiële verwevenheid, anders dan onkostenvergoedingen vanwege gering voorkomend verblijf bij de ander, is niet gebleken. Eiseres heeft onderbouwd gesteld dat de gezamenlijke rekening is geopend omdat dit een voorwaarde was van het pensioenfonds om eiseres in aanmerking te doen komen voor het pensioen van de echtgenoot. Weliswaar heeft eiseres op het informatieformulier van 31 maart 2012 ingevuld dat zij en haar echtgenoot elkaar ongeveer elke zes weken zien, maar eiseres heeft dit al in de bezwaarfase genuanceerd en gesteld dat zij elkaar slechts een aantal keer per jaar zien en dan slechts voor een weekend. Tegen deze achtergrond bezien is de rechtbank van oordeel dat sprake is van duurzaam gescheiden leven als hiervoor onder 6. genoemd. Dat eiseres en haar echtgenoot gezamenlijk een bezoek naar Malaga hebben gebracht en dat eiseres beschikt over de sleutel van de woning van haar echtgenoot, is onvoldoende om tot een ander oordeel te komen.
8. Nu verweerder ten onrechte heeft aangenomen dat eiseres en haar echtgenoot niet duurzaam gescheiden leefden, kunnen de omzetting naar een gehuwdenpensioen en de terugvordering geen standhouden. De hoogte van de boete die verweerder heeft opgelegd wordt afgeleid van het benadelingsbedrag. Nu er, gelet op het voorgaande, van benadeling van verweerder geen sprake is, kan ook de boete niet in stand blijven.
9. Het beroep zal gegrond worden verklaard en het bestreden besluit zal worden vernietigd wegens strijd met artikel 7:12 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
10. De rechtbank ziet voorts aanleiding om zelf in de zaak te voorzien door het bezwaar van eiseres gegrond te verklaren en de primaire besluiten I en II te herroepen.
11. Verweerder dient het achterstallige AOW-pensioen van eiseres alsnog te betalen. Zoals door eiseres verzocht zal de rechtbank bepalen dat verweerder de wettelijke rente over deze achterstallige betaling dient te vergoeden.
12. De rechtbank veroordeelt verweerder in de door eiseres gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 944 (1 punt voor het indienen van het beroepschrift, 1 punt voor het verschijnen ter zitting met een waarde per punt van € 472,- en een wegingsfactor 1).
13. Omdat de rechtbank het beroep gegrond verklaart, bepaalt de rechtbank dat verweerder aan eiseres het door haar betaalde griffierecht vergoedt.
De rechtbank:
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt het bestreden besluit;
- verklaart het bezwaar gegrond;
- herroept de besluiten van 12 april 2012 en 8 juni 2012, bepaalt dat eiseres een AOW-pensioen ontvangt van verweerder, berekend naar de norm voor een alleenstaande en bepaalt dat deze uitspraak in de plaats treedt van het vernietigde bestreden besluit;
- bepaalt dat verweerder de wettelijke rente over de achterstallige uitbetaling van het AOW-pensioen vergoedt;
- veroordeelt verweerder in de proceskosten tot een bedrag van € 944,-, te betalen aan eiseres.
- draagt verweerder op het betaalde griffierecht van € 42,- aan eiseres te vergoeden;
Deze uitspraak is gedaan door mr. N.R. Docter, rechter, in aanwezigheid van
mr. C. ten Klooster, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 3 april 2013.
Afschrift verzonden aan partijen op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep.