ECLI:NL:RBMNE:2013:BZ6295
Rechtbank Midden-Nederland
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek tot ontbinding arbeidsovereenkomst na loonsanctie en onvoldoende re-integratie-inspanningen
In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 22 maart 2013 uitspraak gedaan in een verzoek tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst van [verweerder] met de stichting Leger des Heils Welzijns- en Gezondheidszorg (LdH). Het verzoek werd ingediend na afloop van een loonsanctie van één jaar, opgelegd door het UWV, omdat LdH niet had voldaan aan haar re-integratieverplichtingen. De rechtbank oordeelde dat LdH onvoldoende inspanningen had geleverd voor de re-integratie van [verweerder] in de eerste spoor, en dat de re-integratie-activiteiten zich te veel hadden geconcentreerd op een tweede spoor buiten de organisatie.
De rechtbank constateerde dat zowel LdH als [verweerder] in een vroeg stadium van de re-integratie hadden erkend dat terugkeer naar de eigen functie niet mogelijk was. De re-integratie-inspanningen van LdH waren echter niet adequaat, aangezien zij zich niet actief had bemoeid met het vinden van een passende functie binnen de organisatie. De rechtbank benadrukte dat van een werkgever een actieve rol in de re-integratie wordt verwacht, en dat LdH zich had moeten inspannen om [verweerder] te ondersteunen bij het vinden van een passende functie, ook binnen andere werkeenheden van LdH.
De kantonrechter wees het verzoek tot ontbinding af, omdat niet was aangetoond dat [verweerder] niet binnen een redelijke termijn weer aan het werk kon bij LdH. De rechtbank concludeerde dat er voldoende verdiencapaciteit was bij [verweerder] en dat LdH niet had aangetoond dat er geen mogelijkheden waren voor re-integratie binnen de organisatie. De beslissing van de rechtbank was gebaseerd op de vaststelling dat de re-integratie-inspanningen van LdH tekortschoten en dat de verantwoordelijkheid voor de re-integratie gedeeld was tussen LdH en [verweerder].