ECLI:NL:RBMNE:2013:BZ6279

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
13 februari 2013
Publicatiedatum
22 juni 2013
Zaaknummer
16/800206-12 (P)
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Medeplegen van het vervoeren van automatische vuurwapens en het voorhanden hebben van drugs

In de strafzaak tegen de verdachte, die op 13 februari 2013 door de Rechtbank Midden-Nederland werd behandeld, is de verdachte veroordeeld voor het medeplegen van het vervoeren van automatische vuurwapens, het voorhanden hebben van wapens, en het aanwezig hebben van hennep en amfetamine. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte op 14 juli 2011 samen met een medeverdachte vuurwapens heeft vervoerd en op 3 februari 2012 verschillende wapens en drugs voorhanden heeft gehad. De rechtbank heeft de vordering van de officier van justitie gevolgd en de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 12 maanden, met aftrek van de tijd die hij in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht. De rechtbank heeft in haar overwegingen zwaar gewogen dat het voorhanden hebben van vuurwapens en het vervoeren daarvan een groot gevaar voor de maatschappij met zich meebrengt. De verdachte heeft geen blijk gegeven van inzicht in de ernst van zijn daden en heeft geen verantwoordelijkheid genomen voor de gevolgen. De rechtbank heeft ook het onder verdachte in beslag genomen goed onttrokken aan het verkeer, omdat het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met de wet en het algemeen belang. De uitspraak is gedaan in aanwezigheid van de griffier en is openbaar uitgesproken.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
Afdeling Strafrecht
Zittingslocatie Utrecht
Parketnummer: 16/800206-12 (P)
vonnis van de meervoudige strafkamer van 13 februari 2013
in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren op [1965] te [geboorteplaats],
ingeschreven in de gemeentelijke basisadministratie persoonsgegevens op het adres [adres], [woonplaats].
1. Het onderzoek ter terechtzitting
Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 15 januari 2013, 16 januari 2013, 22 januari 2013 en 23 januari 2013.
De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie en van hetgeen verdachte en de advocaten, mr. L.M.F. Aarts en mr. W.J. Ausma, naar voren hebben gebracht.
De volgende zaken zijn op de terechtzitting gelijktijdig, maar niet gevoegd behandeld:
[medeverdachte 1] (16/804804-11), [medeverdachte 2] (16/804807-11), [medeverdachte 3] (16/800203-12), [medeverdachte 4] (16/800207-12), [medeverdachte 5] (16/800204-12), [medeverdachte 6] (16/800205-12), [medeverdachte 7] (16/800201-12).
2. Tenlastelegging
De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
Feit 1: op 14 juli 2011 samen met een ander of anderen vuurwapens heeft vervoerd en voorhanden heeft gehad terwijl hij daarvan een gewoonte heeft gemaakt;
Feit 2: op 3 februari 2012 een pijpbom en een revolver voorhanden heeft gehad;
Feit 3: op 3 februari 2012 2,120 kilogram hennep voorhanden heeft gehad;
Feit 4: op 3 februari 2012 samen met een ander of anderen 8 gram amfetamine voorhanden heeft gehad.
Ad informandum is ten laste gelegd dat verdachte op 3 februari 2012 meerdere wapens voorhanden heeft gehad en/of heeft vervaardigd.
3. Voorvragen
De dagvaarding is geldig, deze rechtbank is bevoegd tot kennisneming van de ten laste gelegde feiten en de officier van justitie is ontvankelijk. Er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.
4. Waardering van het bewijs
4.1 Het standpunt van het Openbaar Ministerie
De officier van justitie heeft gevorderd dat alle ten laste gelegde feiten wettig en overtuigend bewezen worden. De officier van justitie heeft ten aanzien van feit 1 opgemerkt dat bewezen kan worden geacht dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het medeplegen van het vervoeren van vuurwapens, samen met [medeverdachte 1]. Ten aanzien van feit 2, feit 3 en feit 4 heeft de officier van justitie opgemerkt dat verdachte deze feiten heeft bekend.
4.2 Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft betoogd dat verdachte dient te worden vrijgesproken van feit 1. De verdediging heeft daartoe aangevoerd dat verdachte geen feitelijke beschikkingsmacht heeft gehad over de wapens en dat verdachte geen (voorwaardelijk) opzet heeft gehad op het vervoeren van de wapens, omdat hij niet wist dat er wapens aanwezig waren. De verdediging heeft ten slotte opgemerkt dat er geen sprake is geweest van medeplegen, omdat er geen enkele samenwerking is geweest tussen verdachte en [medeverdachte 1]. Het enkele meerijden met [medeverdachte 1] is niet voldoende voor een bewezenverklaring van medeplegen, aldus de raadsman.
De verdediging heeft zich gerefereerd ten aanzien van hetgeen onder feit 2, feit 3 en feit 4 ten laste is gelegd.
De verdediging heeft aangevoerd dat het ad informandum tenlastegelegde kan worden meegenomen, nu verdachte dit feit bekent.
4.3 Het oordeel van de rechtbank
4.3.1 Het bewijs
De vindplaatsvermeldingen die in de navolgende bewijsoverwegingen voorkomen, verwijzen - voor zover niet anders vermeld - naar de schriftelijke stukken die zijn opgenomen in het proces-verbaal van Politie Regio Utrecht, Onderzoek 094Vogel en het proces-verbaal van de Nationale Recherche, Onderzoek Vitruvius/Mona Lisa.
Feit 1
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het tenlastegelegde heeft begaan op grond van de navolgende bewijsmiddelen.
Op 14 juli 2011 heeft [medeverdachte 1] te Hoevelaken twee automatische vuurwapens, een patroonhouder en een patroongordel met munitie verkocht aan pseudokoper [nummer], in het bijzijn van [nummer]. Deze wapens bevonden zich in een canvas tas.
Uit forensisch onderzoek blijkt dat het de volgende goederen betreft:
- pistoolmitrailleur, model MP 40. Categorie II sub 2 (met klapkolf, Schmeiser) van de Wet Wapens en Munitie;
- pistoolmitrailleur, merk Auto-Ordnance. Categorie II sub 2. (Thompson submachine gun) van de Wet Wapens en Munitie;
- patroonhouder. Categorie III sub I van de Wet Wapens en Munitie;
- scherpe patronen, kaliber .303. Categorie III van de Wet Wapens en Munitie.
[verdachte] heeft verklaard dat [medeverdachte 1] hem in de zomer enkele losse patroontjes heeft geleverd. [verdachte] heeft voorts verklaard dat hij op 14 juli 2011 mee is gegaan met [medeverdachte 1] naar een garage in Amersfoort, om te kijken of [medeverdachte 1] munitie voor hem had. [verdachte] heeft verklaard dat hij daarover heeft gebeld met [medeverdachte 1]. [medeverdachte 1] haalde bij de garage tassen met wapens op. [medeverdachte 1] heeft twee tassen in de auto gezet en [medeverdachte 1] zei dat er een Tommy gun in de tas zat. Ook liet [medeverdachte 1] aan [verdachte] een Uzi zien. [verdachte] heeft voorts verklaard dat [medeverdachte 1] hem vertelde dat er die avond iemand voor de wapens zou komen en dat hij in de garage van alles had liggen. [medeverdachte 1] vertelde [verdachte] dat hij de garage beheerde voor de club. [verdachte] heeft gezien dat [medeverdachte 1] de sleutel had van de garage.
Feit 2
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het tenlastegelegde heeft begaan op grond van navolgende bewijsmiddelen.
Aangezien verdachte dit feit heeft bekend en de raadsman niet tot vrijspraak heeft gepleit, volstaat de rechtbank, met toepassing van artikel 359, derde lid, laatste volzin van het Wetboek van Strafvordering, met een opsomming van de bewijsmiddelen:
- het proces-verbaal van bevindingen betreffende de doorzoeking van de woning aan de [adres] te [woonplaats] ;
- het proces-verbaal van bevindingen betreffende de doorzoeking van het pand aan de [adres] te [woonplaats] ;
- het forensisch onderzoek naar de aangetroffen pijpbom ;
- het forensisch onderzoek naar de aangetroffen revolver ;
- de bekennende verklaring van verdachte .
Feit 3
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het tenlastegelegde heeft begaan op grond van navolgende bewijsmiddelen.
Aangezien verdachte dit feit heeft bekend en de raadsman niet tot vrijspraak heeft gepleit, volstaat de rechtbank, met toepassing van artikel 359, derde lid, laatste volzin van het Wetboek van Strafvordering, met een opsomming van de bewijsmiddelen:
- het proces-verbaal van bevindingen betreffende de doorzoeking van het pand aan de [adres] te [woonplaats] ;
- het onderzoek naar de aangetroffen wiet ;
- de bekennende verklaring van verdachte .
Feit 4
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het tenlastegelegde heeft begaan op grond van navolgende bewijsmiddelen.
Aangezien verdachte dit feit heeft bekend en de raadsman niet tot vrijspraak heeft gepleit, volstaat de rechtbank, met toepassing van artikel 359, derde lid, laatste volzin van het Wetboek van Strafvordering, met een opsomming van de bewijsmiddelen:
- het proces-verbaal van bevindingen betreffende de doorzoeking van de woning aan de [adres] te [woonplaats] ;
- het onderzoek naar de aangetroffen amfetamine ;
- de bekennende verklaring van verdachte .
4.3.2 De bewijsoverwegingen
De rechtbank overweegt ten aanzien van het onder feit 1 tenlastegelegde het volgende. [verdachte] heeft verklaard dat hij mee ging met [medeverdachte 1] naar de garagebox om te kijken of hij bepaalde munitie had. [verdachte] heeft voorts verklaard dat hij daar over gesproken heeft met [medeverdachte 1]. De rechtbank leidt uit deze verklaring af dat [verdachte] opzet heeft gehad op het vervoeren van goederen die verboden zijn in de zin van de Wet Wapens en Munitie en daarmee ten minste voorwaardelijk opzet heeft gehad op het vervoeren van vuurwapens. Eenmaal bij de garagebox heeft [verdachte] immers gezien dat [medeverdachte 1] automatische vuurwapens in de auto legde en [verdachte] is vervolgens samen met [medeverdachte 1] terug gereden naar zijn bedrijfsterrein. De rechtbank is op grond van deze omstandigheden van oordeel dat verdachte tezamen en in vereniging met [medeverdachte 1] de wapens heeft vervoerd.
4.3.3 Partiële vrijspraak
Feit 1
De rechtbank acht op basis van het dossier niet wettig en overtuigend bewezen dat verdachte van het vervoeren van vuurwapens een gewoonte heeft gemaakt en zal hem daarvan vrijspreken.
Feit 4
De rechtbank acht op basis van het dossier niet wettig en overtuigend bewezen dat verdachte tezamen en in vereniging met een ander amfetamine voorhanden heeft gehad en zal hem van dat onderdeel van de tenlastelegging vrijspreken.
5. Bewezenverklaring
De rechtbank acht op grond van de in rubriek 4 genoemde bewijsmiddelen bewezen dat verdachte
1.
op 14 juli 2011 te Amersfoort, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met
een ander, meer vuurwapens van categorie II en III, te weten:
-een pistoolmitrailleur, model MP 40 en
-een pistoolmitrailleur, merk Auto-Ordnance en
-een patroonhouder,
en munitie categorie III, te weten:
-50 scherpe patronen kaliber .303
heeft vervoerd;
2.
op 3 februari 2012 te Amersfoort (vuur)wapens van categorie II en categorie III, te weten:
- een pijpbom, en
- een revolver, merk en kaliber onbekend,
voorhanden heeft gehad;
3.
op 3 februari 2012 te Amersfoort opzettelijk aanwezig heeft gehad ongeveer 2,120 kilogram, in elk geval een grote hoeveelheid, hennep, zijnde hennep een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II;
4.
omstreeks 03 februari 2012 te Amersfoort, opzettelijk aanwezig heeft gehad ongeveer 8 gram van een materiaal bevattende amfetamine, zijnde amfetamine een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten staan, zijn deze verbeterd. Verdachte is hierdoor niet in de verdediging geschaad.
6. De strafbaarheid van het feit
Het bewezen geachte feit is volgens de wet strafbaar als
Feit 1: Medeplegen van handelen in strijd met artikel 22, lid 1 van de Wet Wapens en Munitie, strafbaar gesteld bij artikel 55, lid 1 van de Wet Wapens en Munitie;
Feit 2: Handelen in strijd met artikel 26, lid 1 van de Wet Wapens en Munitie, strafbaar gesteld bij artikel 55, lid 1 van de Wet Wapens en Munitie;
Feit 3: Handelen in strijd met het in artikel 3, onder C, van de Opiumwet gegeven verbod;
Feit 4: Handelen in strijd met het in artikel 2, onder C, van de Opiumwet gegeven verbod.
Het bestaan van een rechtvaardigingsgrond is niet aannemelijk geworden.
7. De strafbaarheid van verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.
8. Motivering van de straffen en maatregelen
8.1. De eis van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte voor de door hem bewezen geachte feiten zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf van 12 maanden met aftrek van voorarrest.
8.2. Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft verzocht een straf op te leggen gelijk aan de duur van het voorarrest, met daarnaast eventueel een voorwaardelijke gevangenisstraf of een werkstraf. De verdediging heeft daartoe opgemerkt dat verdachte nooit kwade bedoelingen heeft gehad en zijn lesje wel heeft geleerd.
8.3. Het oordeel van de rechtbank
De hierna te noemen strafoplegging is in overeenstemming met de ernst van het bewezen geachte, de omstandigheden waaronder de ten laste gelegde feiten zijn begaan en de persoon van verdachte, zoals daarvan ter terechtzitting is gebleken.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het medeplegen van het vervoeren van automatische vuurwapens, het voorhanden hebben van wapens en het aanwezig hebben van hennep en amfetamine.
De rechtbank tilt zwaar aan het vervoeren en voorhanden hebben van (automatische) (vuur)wapens en houdt hiermee rekening bij de strafbepaling. Het voorhanden hebben van vuurwapens en het vervoeren daarvan levert gevaar op voor de maatschappij. De kans is aanwezig dat van deze wapens op gevaarzettende wijze gebruik kan worden gemaakt. Verdachte heeft door zijn handelen bijgedragen aan het gevaar van het ongecontroleerde bezit van wapens voor onze samenleving. Voorts heeft verdachte geen blijk gegeven van enig inzicht in de ernst van deze feiten en heeft hij geen verantwoordelijkheid willen nemen voor de mogelijke gevolgen.
De rechtbank heeft bij de strafbepaling tevens rekening gehouden met het door verdachte bekende ad informandum ten laste gelegde feit, te weten het voorhanden hebben en vervaardigen van
- een gemodificeerde luchtbuks, en
- 7 kettingen met een verzwaard uiteinde, en
- 3 strijdvlegels, en
- kogelpatronen, en
- een blaaspijp met mes, en
- een haakmes, en
- een aansteker in de vorm van een handgranaat, en
- een ploertendoder, en
- een zelfgemaakt steekwapen (een halve heggenschaar), en
- een honkbalknuppel met ijzeren punt, en
- een bijlsteel met ijzeren punt, en
- een klein model handbijl, en
- zelfgemaakte pijlpunten, en
- een zelfgemaakt geheim blank wapen, en
- een zelfgemaakt slagwapen, en
- (schiethamer) munitie, en
- twee peppersprays, en
- 2 patroonbanden met patronen, en
- een zwarte honkbalknuppel met schroeven, en
- een zwarte stok met mes.
Met betrekking tot de persoon van de verdachte heeft de rechtbank rekening gehouden met:
- een de verdachte betreffend uittreksel uit de justitiële documentatie d.d. 11 december 2012;
- een de verdachte betreffend reclasseringsrapport d.d. 8 mei 2012.
De rechtbank is van oordeel dat op de bewezen verklaarde feiten niet anders gereageerd kan worden dan met een langdurige onvoorwaardelijke gevangenisstraf. De rechtbank weegt daarbij mee dat verdachte geen inzicht heeft getoond in de laakbaarheid van de bewezen verklaarde strafbare feiten.
Alles afwegende is de rechtbank van oordeel dat de eis van de officier van justitie recht doet aan de ernst van de feiten. De rechtbank zal daarom conform de eis aan verdachte 12 maanden gevangenisstraf met aftrek van de duur van het voorarrest opleggen.
9. Het beslag
Onttrekking aan het verkeer
Onder verdachte is het volgende voorwerp in beslag genomen: één revolver.
De rechtbank zal het onder verdachte in beslag genomen goed onttrekken aan het verkeer, nu dit van zodanige aard is dat het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met de wet of het algemeen belang.
10. Toepasselijke wettelijke voorschriften
De beslissing berust op de artikelen 36b, 36d, 47 en 57 van het Wetboek van Strafrecht, artikel 55 van de Wet Wapens en Munitie en artikel 11 van de Opiumwet zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde en op de reeds aangehaalde artikelen.
11. Beslissing
De rechtbank:
Verklaart bewezen dat verdachte het ten laste gelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op:
Feit 1: Medeplegen van handelen in strijd met artikel 22, lid 1 van de Wet Wapens en Munitie, strafbaar gesteld bij artikel 55, lid 1 van de Wet Wapens en Munitie;
Feit 2: Handelen in strijd met artikel 26, lid 1 van de Wet Wapens en Munitie, strafbaar gesteld bij artikel 55, lid 1 van de Wet Wapens en Munitie;
Feit 3: Handelen in strijd met het in artikel 3, onder C, van de Opiumwet gegeven verbod;
Feit 4: Handelen in strijd met het in artikel 2, onder C, van de Opiumwet gegeven verbod.
Verklaart het bewezene strafbaar.
Verklaart verdachte daarvoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf van 12 (twaalf) maanden.
Beveelt dat de tijd die door veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van die straf in mindering gebracht zal worden.
Verklaart onttrokken aan het verkeer: de revolver die onder verdachte in beslag is genomen.
Heft op de schorsing van het bevel tot voorlopige hechtenis.
Dit vonnis is gewezen door mr. G. Perrick, voorzitter, mr. J. Ebbens en mr. I.M. Vanwersch, rechters, in tegenwoordigheid van mr. R. Willemsen, griffier, en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 13 februari 2013.
Mr. Vanwersch is buiten staat dit vonnis mee te ondertekenen
BIJLAGE: De tenlastelegging
Aan [verdachte] wordt ten laste gelegd dat
1.
ZAAKSDOSSIER B10
hij op of omstreeks 14 juli 2011 te Stoutenburg Noord en/of Amersfoort, in elk
geval in Nederland, meermalen, althans eenmaal, tezamen en in vereniging met
een of meer ander(en), althans alleen, een of meer vuurwapen(s) van categorie
III, te weten:
-een pistoolmitrailleur, model MP 40 en/of
-een pistoolmitrailleur, merk Auto-Ordnance en/of
-een patroonhouder,
en/of munitie categorie III, te weten:
-50, althans een of meer, scherpe patronen kaliber .303
heeft/hebben vervoerd en/of voorhanden heeft/hebben gehad terwijl hij,
verdachte en/of die ander(en) daar een gewoonte van heeft gemaakt;
De in deze telastelegging gebruikte termen en uitdrukkingen worden, voorzover
daaraan in de Wet Wapens en Munitie betekenis is gegeven;
Artikel 47 jo 26 lid 1 en/of 31 lid 1 WWM
art 31 lid 1 Wet wapens en munitie
2.
ZAAKSDOSSIER B11
hij op of omstreeks 3 februari 2012 ,te Amersfoort, in elk geval in Nederland,
een of meer (vuur)wapen(s) van categorie II en/of categorie III, te weten:
- een pijpbom, en/of
- een revolver, merk en kaliber onbekend,
voorhanden heeft gehad;
De in deze telastelegging gebruikte termen en uitdrukkingen worden, voorzover
daaraan in de Wet Wapens en Munitie betekenis is gegeven;
art 26 lid 1 Wet wapens en munitie
3.
hij op of omstreeks 3 februari 2012, te Amersfoort, in elk geval in
Nederland, opzettelijk aanwezig heeft gehad ongeveer 2,120 kilogram, in elk
geval een grote hoeveelheid, zijnde hennep een middel vermeld op de bij de
Opiumwet behorende lijst II,
art 3 ahf/ond C Opiumwet
art 11 lid 2 Opiumwet
4.
hij in of omstreeks 03 februari 2012 te Amersfoort, in elk geval in Nederland
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk
aanwezig heeft gehad ongeveer 8 gram, in elk geval een hoeveelheid van een
materiaal bevattende amfetamine, zijnde amfetamine een middel als bedoeld in
de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde
lid van artikel 3a van die wet
A.I.
hij, verdachte, op 03 februari 2012 te Amersfoort, althans in Nederland de
hieronder genoemde wapens heeft vervaardigd en/of voorhanden heeft gehad, te
weten
- een gemodificeerde luchtbugs, en/of
- 7 kettingen met een verzwaard uiteinde, en/of
- 3 strijdvlegels, en/of
- kogelpatronen, en/of
- een blaaspijp met mes, en/of
- een haakmes, en/of
- een aansteker in de vorm van een handgranaat, en/of
- een ploertendoder, en/of
- een zelfgemaakt steekwapen (een halve heggenschaar), en/of
- een honkbalknuppel met ijzeren punt, en/of
- een bijlsteel met ijzeren punt, en/of
- een klein model handbijl, en/of
- zelfgemaakte pijlpunten, en/of
- een zelfgemaakt geheim blank wapen, en/of
- een zelfgemaakt slagwapen, en/of
- (schiethamer) munitie, en/of
- twee peppersprays, en/of
- 2 patroonbanden met patronen, en/of
- een zwarte honkbalknuppel met schroeven, en/of
- een zwarte stok met mes
;
art 2 ahf/ond C Opiumwet
art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht
art 10 lid 3 Opiumwet