ECLI:NL:RBMNE:2013:BZ6089

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
29 maart 2013
Publicatiedatum
8 april 2013
Zaaknummer
16/656282-12
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor bedreiging, afpersing en wederspannigheid met gevangenisstraf

In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 29 maart 2013 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen de verdachte, die werd beschuldigd van bedreiging met zware mishandeling, afpersing en wederspannigheid. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van vijf maanden, waarvan twee maanden voorwaardelijk met bijzondere voorwaarden. De rechtbank heeft de eis van de officier van justitie om een klinische opname als bijzondere voorwaarde op te leggen, afgewezen, omdat de opgelegde straf daarvoor niet van voldoende omvang was.

De zaak kwam voort uit een incident op 15 september 2012, waarbij de verdachte een medewerker van een lunchroom bedreigde met een glazen fles en eiste dat hij geld zou geven. De rechtbank oordeelde dat de bedreiging voldoende ernstig was om bij het slachtoffer redelijke vrees te wekken voor zware mishandeling. Daarnaast was er een tweede incident op 1 februari 2013, waarbij de verdachte twee jongens onder bedreiging dwong om geld af te geven. De rechtbank achtte deze feiten wettig en overtuigend bewezen.

De rechtbank heeft in haar overwegingen ook rekening gehouden met de justitiële documentatie van de verdachte, die eerder was veroordeeld voor geweldsmisdrijven en vermogensdelicten. De rechtbank concludeerde dat de verdachte veel overlast had veroorzaakt en dat zijn gedrag een ernstige schending van de rechtsorde vormde. De opgelegde straf was bedoeld om de verdachte verantwoordelijk te houden voor zijn daden en om de maatschappij te beschermen tegen zijn toekomstige misdragingen.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
Afdeling Strafrecht
Zittingslocatie Utrecht
Parketnummers: 16/656282-12, 16/661131-13 (ttz gevoegd), 16/656122-12 (vordering tul), 16/222305-11 (vordering tul) en 16/600702-10 (vordering tul) (P)
vonnis van de meervoudige strafkamer van 29 maart 2013
in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [1984],
wonende te [woonplaats],
gedetineerd in Penitentiaire Inrichting Nieuwegein,
Huis van Bewaring locatie Nieuwegein.
1. Het onderzoek ter terechtzitting
Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 18 maart 2013.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie en van wat verdachte en zijn raadsman, mr. M.J. Lamers, advocaat te Utrecht, naar voren hebben gebracht.
De rechtbank heeft de zaken, die bij afzonderlijke dagvaardingen onder de bovenvermelde parketnummers zijn aangebracht, gevoegd.
2. Tenlastelegging
De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
(ten laste gelegd onder parketnummer 16/656282-12):
[slachtoffer ] heeft bedreigd met een misdrijf tegen het leven gericht, althans zware mishandeling door een glazen fles ter hoogte van zijn hoofd te houden;
(ten laste gelegd onder parketnummer 16/661131-13):
Feit 1 primair: [aangever 2] en [aangever 1] door bedreiging heeft gedwongen tot afgifte van een petje en een euro;
Feit 1 subsidiair: [aangever 2] en [aangever 1] door bedreiging heeft gedwongen iets te doen;
Feit 2: met geweld zich heeft verzet tegen [verbalisant 1] en [verbalisant 2], die werkzaam waren in de rechtmatige uitoefening van hun bediening.
3. Voorvragen
De dagvaarding is geldig, deze rechtbank is bevoegd tot kennisneming van de ten laste gelegde feiten en de officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging. Er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.
4. Waardering van het bewijs
4.1 Feiten en omstandigheden
De rechtbank gaat op grond van de wettige bewijsmiddelen van de volgende feiten en omstandigheden uit.
Ten aanzien van de dagvaarding met parketnummer 16/656282-12:
[slachtoffer ] heeft in zijn aangifte verklaard dat hij op 15 september 2012 omstreeks 10:41 uur werkzaam was in [bedrijf] te Utrecht, toen hij zag dat een man binnenkwam met een fles wijn in zijn hand. Hij zag dat de man een dreigende houding aannam door de glazen fles ter hoogte van zijn hoofd te houden. Hij hoorde dat de man hierbij op agressieve manier riep: “Geef mij geld, geef mij geld”. Hij stond op ongeveer één meter afstand van de man vandaan.
Getuige [getuige] heeft verklaard dat hij zich op 15 september 2012 omstreeks 10:45 uur aan de overkant van [bedrijf] bevond, toen hij zag dat een man voornoemd café inliep. Ineens zag dat de man een fles in zijn hand had en de fles op een gegeven moment omhoog hield en dat hij druk met zijn handen gebaren aan het maken was.
Verdachte heeft ter terechtzitting bevestigd dat hij de desbetreffende dag in [bedrijf] is geweest met een fles. Hij heeft verklaard dat hij een beetje met de fles heeft bewogen.
Ten aanzien van de dagvaarding met parketnummer 16/661131-13:
Feiten 1 primair en 2
Aangever [aangever 1] heeft verklaard dat hij op 1 februari 2013 samen met [aangever 2] te Utrecht was, toen hij een man zag staan. De man kwam naar hem toegelopen, pakte hem bij zijn bovenarm vast en zei: “Geef me geld anders sla ik je in elkaar”. Vervolgens heeft hij de man een euro gegeven, waarna de man wegliep.
Aangever [aangever 2] heeft bevestigd dat hij op 1 februari 2013 samen met [aangever 1] te Utrecht was en dat een man op zijn vriend afliep en hem om een euro vroeg. Hij zag dat zijn vriend naar achteren deinsde toen de man hem naderde.
Aangever [aangever 2] heeft verklaard dat ze op een afstandje achter de man zijn blijven aanlopen en ondertussen de politie hebben gebeld. Op enig moment zagen ze dat de politie arriveerde. Ze zagen dat de politie achter de man aanliep en dat de man na enige worsteling in een politieauto werd gestopt. Aangever [aangever 1] heeft verklaard dat de aanhouding van de man plaatsvond op de Damstraat te Utrecht.
Verbalisant [verbalisant 2], agent van Politie Utrecht, heeft verklaard dat hij op 1 februari 2013 naar aanleiding van een melding dat een man een voorbijganger om geld had gevraagd ter plaatse kwam op de Damstraat te Utrecht. Hij was samen met collega [verbalisant 1] en zij waren in uniform gekleed. Hij zag daar een man staan die voldeed aan het opgegeven signalement. Het was de hem ambtshalve bekende [verdachte]. Hij zag dat zijn collega [verbalisant 1] de verdachte bij zijn rechterhand vastpakte. Zelf pakte hij de verdachte vast bij zijn linkerhand. Vervolgens zag en voelde hij dat de verdachte zijn rechterhand met kracht terugtrok. Terwijl hij verdachte samen met zijn collega [verbalisant 1] naar de grond probeerde te brengen, trok verdachte zich los met zijn armen. Hij zag en voelde dat verdachte zijn armen, die zij hadden gespreid, weer terug wilde brengen naar zijn lichaam. Ook zag hij dat verdachte zich omdraaide om de aanhouding te bemoeilijken.
Verbalisant [verbalisant 1] hoofdagent van Politie Utrecht, heeft bevestigd dat zij en haar collega [verbalisant 2] verdachte [verdachte] op 1 februari 2013 op de Damstraat te Utrecht hebben vastgepakt om hem aan te houden. Zij voelde daarbij dat verdachte rukte en trok in een richting tegengesteld als die waarin zij hem probeerde te brengen.
4.2 Het standpunt van het Openbaar Ministerie
De officier van justitie acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de ten laste gelegde feiten heeft begaan en baseert zich daarbij op de zich in het dossier bevindende bewijsmiddelen. Voor wat betreft de feiten op de dagvaarding met parketnummer 16/661131-13 gaat de officier van justitie uit van een bewezenverklaring van het primair onder 1 ten laste gelegde feit.
4.3 Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft voor wat betreft het feit op de dagvaarding met parketnummer 16/656282-12 aangevoerd dat niet kan worden vastgesteld dat verdachte de fles op zo’n manier heeft vastgehouden, dat hij daarmee bedreigend overkwam. Verdachte moet daarom van dit feit worden vrijgesproken, aldus de raadsman.
Voor wat betreft de dagvaarding met parketnummer 16/661131-13 heeft de raadsman aangevoerd dat verdachte ontkent dat het voorval met de jongens, zoals ten laste gelegd onder 1, zich heeft voorgedaan. Volgens verdachte was hij op dat moment in een internetcafé. Dit wordt bevestigd door de eigenaar van het desbetreffende internetcafé. Mogelijk hebben de jongens een verkeerde man aangewezen aan de politie. Het signalement dat de jongens hebben gegeven van de man die hen heeft afgeperst, is overwegend algemeen van aard. De specifieke onderdelen van het signalement kunnen zij ook hebben waargenomen op het moment dat zij zagen dat verdachte door de politie werd aangehouden. Niet vastgesteld kan worden dat zij deze onderdelen van het signalement al hebben gezien op het moment dat zij werden afgeperst, zodat op grond hiervan niet kan worden vastgesteld dat de politie de juiste man heeft aangehouden. Ook van dit feit moet verdachte daarom worden vrijgesproken.
Voor wat betreft feit 2 op de dagvaarding met parketnummer 16/661131-13 heeft de raadsman ten slotte aangevoerd dat de gedragingen van verdachte tijdens zijn aanhouding niet kunnen worden aangemerkt als wederspannigheid in de zin van artikel 180 Wetboek van Strafrecht. Niet vastgesteld kan worden dat hij heeft gerukt in de tegenovergestelde richting als waarin de agenten hem wilde bewegen, zodat voor dit feit eveneens vrijspraak moet volgen.
4.4 Het oordeel van de rechtbank
ten aanzien van de dagvaarding met parketnummer 16/656282-12
Gelet op de redengevende feiten en omstandigheden die in voornoemde bewijsmiddelen zijn vervat, kan wettig en overtuigend bewezen worden dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan bedreiging van [slachtoffer ] met zware mishandeling. Verdachte is [slachtoffer ] met een glazen fles op korte afstand genaderd en heeft de fles ter hoogte van zijn hoofd gehouden. Met een glazen fles kan op een kwetsbaar onderdeel van het lichaam als een hoofd, zwaar lichamelijk letsel worden toegebracht. De woorden ‘Geef mij geld, geef mij geld’, hebben de bedreigende houding van verdachte kracht bij gezet. De bedreiging was dan ook van dien aard en onder zodanig omstandigheden geschied dat bij [slachtoffer ] de redelijke vrees kon ontstaan dat hij hem daadwerkelijk zwaar zou mishandelen.
ten aanzien van de dagvaarding met parketnummer 16/661131-13
Feit 1 primair
Gelet op de redengevende feiten en omstandigheden die in voornoemde bewijsmiddelen zijn vervat, kan eveneens wettig en overtuigend bewezen worden dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan afpersing van [aangever 1]. Verdachte heeft deze [aangever 2] onder bedreiging gedwongen tot afgifte van een euro.
De rechtbank is van oordeel dat niet wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte ook [aangever 2] heeft afgeperst. Niet vastgesteld kan worden dat verdachte [aangever 1] heeft gedwongen tot afgifte van het petje. Hij heeft het petje van het hoofd van [aangever 1] gepakt, zonder aankondiging daartoe en zonder [aangever 1] daarvoor te bedreigen. Verdachte heeft [aangever 1] wel op een agressieve manier gevraagd om geld, maar dit heeft niet geleid tot afgifte van enig geldbedrag door [aangever 1]. De rechtbank zal verdachte daarom vrijspreken van deze onderdelen van de tenlastelegging.
De rechtbank is van oordeel dat kan worden vastgesteld dat verdachte degene is die voornoemd feit heeft gepleegd, gelet op het feit dat aangevers [aangever 2] en [aangever 1] verdachte hebben gevolgd nadat zij de politie hadden gebeld en zij ook hebben waargenomen dat de politie de door hen bedoelde persoon heeft aangehouden. Dat verdachte in de tussentijd even een internetcafé is binnengewandeld maakt het voorgaande niet anders. Dit volgt ook uit de verklaring van [aangever 2] die heeft bevestigd dat verdachte op enig moment door de eigenaar van een belwinkel werd weggestuurd.
Nu het primair onder 1 ten laste gelegde feit wettig en overtuigend bewezen kan worden, komt de rechtbank niet toe aan het subsidiair ten laste gelegde feit.
Feit 2
Gelet op de redengevende feiten en omstandigheden die in voornoemde bewijsmiddelen zijn vervat, kan ten slotte wettig en overtuigend bewezen worden dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan wederspannigheid. Verbalisanten hebben uitdrukkelijk verklaard dat verdachte zich tijdens zijn aanhouding op heterdaad heeft verzet door te rukken en te trekken in een richting tegengesteld aan die waarin de ambtenaren hem probeerden te geleiden. Aangever [aangever 2] heeft bevestigd dat de aanhouding van verdachte gepaard ging met een worsteling. Dit levert geweld op in de zin van artikel 180 Wetboek van Strafrecht. Nu de verbalisanten in uniform waren gekleed, kan worden vastgesteld dat zij werkzaam waren in de rechtmatige uitoefening van hun bediening.
5. Bewezenverklaring
De rechtbank acht op grond van de in rubriek 4. genoemde bewijsmiddelen bewezen dat verdachte
ten aanzien van de dagvaarding met parketnummer 16/656282-12
op 15 september 2012 te Utrecht, [slachtoffer ] heeft bedreigd met zware
mishandeling, immers heeft verdachte opzettelijk dreigend een glazen fles
in een hand genomen en - terwijl hij zich op korte afstand van die [slachtoffer ]
bevond - die fles ter hoogte van zijn hoofd gehouden.
ten aanzien van de dagvaarding met parketnummer 16/661131-13
1.
Primair
op 01 februari 2013 te Utrecht, met het oogmerk om zich wederrechtelijk te
bevoordelen door bedreiging met geweld [aangever 1] heeft gedwongen tot de afgifte
van een euro, toebehorende aan [aangever 1], welke bedreiging met geweld hierin bestond
dat verdachte opzettelijk dreigend dichtbij die [aangever 1] is gaan staan en die [aangever1] heeft vastgepakt en daarbij de woorden "geef me geld anders sla ik je in elkaar" heeft
toegevoegd;
2.
op 01 februari 2013 te Utrecht, toen aldaar in uniform geklede dienstdoende politieambtenaren, te weten [verbalisant 1] hoofdagent van Politie Utrecht
en [verbalisant 2], agent van Politie Utrecht, verdachte, als verdacht van het gepleegd
hebben van een op heterdaad ontdekt strafbaar feit hadden aangehouden en hadden
vastgegrepen, teneinde verdachte, ter geleiding voor een hulpofficier van justitie, over
te brengen naar een politiebureau, zich met geweld tegen die eerstgenoemde opsporingsambtenaren, werkzaam in de rechtmatige uitoefening van hun bediening, heeft verzet door te rukken en te trekken in een richting tegengesteld aan die, waarin die ambtenaren verdachte trachtten te geleiden.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten staan, zijn deze verbeterd. Verdachte is hierdoor niet in de verdediging geschaad.
6. De strafbaarheid van het feit
Het bewezen geachte feit is volgens de wet strafbaar als:
(ten laste gelegd onder parketnummer 16/656282-12)
Bedreiging met zware mishandeling
(ten laste gelegd onder parketnummer 16/661131-13)
Feit 1 primair: Afpersing
Feit 2: Wederspannigheid
Het bestaan van een rechtvaardigingsgrond is niet aannemelijk geworden.
7. De strafbaarheid van verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.
8. Motivering van de straffen en maatregelen
8.1. De eis van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte voor de door haar bewezen geachte feiten zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf van acht (8) maanden, met aftrek van het voorarrest, waarvan vier (4) maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaren en als bijzondere voorwaarde een klinische behandeling in een door het IFZ/NIFP aan te wijzen kliniek, een en ander met dadelijke uitvoerbaarheid.
8.2. Het standpunt van de verdediging
Voor zover de rechtbank tot een bewezenverklaring zal komen, heeft de raadsman zich op het standpunt gesteld dat de hoogte van de eis niet in verhouding staat tot de ernst van de feiten. De wachttijd voor een eventuele klinische behandeling mag geen reden zijn de duur van de gevangenisstraf te verlengen.
8.3. Het oordeel van de rechtbank
De hierna te noemen strafoplegging is in overeenstemming met de ernst van het bewezen geachte, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals daarvan ter terechtzitting is gebleken.
Verdachte heeft veel overlast teweeg gebracht door eerst een medewerker van een lunchroom te bedreigen, vervolgens een jongen op straat op vervelende wijze geld afhandig te maken en door ten slotte verzet te plegen tegen ambtenaren in de rechtmatige uitoefening van hun bediening. De manier waarop verdachte de medewerker van de lunchroom heeft bedreigd, nam de vorm aan van een poging de lunchroom te overvallen. Onder het dreigen met de fles, verzocht verdachte de eigenaar immers op dwingende wijze om geld af te geven. Voor de medewerker van de lunchroom moet dat een angstig moment zijn geweest. Ook heeft verdachte bij de jongen op straat veel angst veroorzaakt. Door het verzet tegen de ambtenaren heeft verdachte ten slotte het ambtelijk gezag ondermijnd. Bij het voorgaande heeft verdachte uitsluitend gehandeld uit eigen winstbejag en hij heeft doen voorkomen daarbij geen oog te hebben gehad voor de gevoelens van zijn slachtoffers. De rechtbank is van oordeel dat verdachte voor het voorgaande zijn verantwoordelijkheid moet dragen.
Verdachte is door het openbaar ministerie gelabeld als veelpleger. De justitiële documentatie van verdachte d.d. 11 februari 2013 laat zien dat hij veel veroordelingen op zijn naam heeft staan. Het betreffen met name veroordelingen voor geweldsmisdrijven en vermogensdelicten, steeds in de overlastgevende sfeer. In het reclasseringsadvies van Centrum Maliebaan d.d. 10 januari 2013 dat over verdachte is opgemaakt, is te lezen dat zijn delictgedrag vaak gepaard is gegaan met alcoholgebruik. Verder meldt dit rapport dat verdachte weinig invoelbaar overkomt en weinig initiatief toont zich te laten behandelen of zijn leven te verbeteren. Door de dreiging van de maatregel tot ISD, lijkt de motivatie tot behandeling wel enigszins toegenomen. De reclassering heeft daarom geadviseerd, in geval van een bewezenverklaring, een (gedeeltelijk) voorwaardelijke gevangenisstraf op de leggen met als bijzondere voorwaarde een meldingsgebod en opname voor een klinische behandeling in een door het IFZ/NIFP te bepalen zorginstelling. De officier van justitie heeft dit advies in haar eis gevolgd.
De rechtbank acht eveneens een gevangenisstraf, waarvan een deel voorwaardelijk, een passende strafmodaliteit voor de bewezenverklaarde feiten. Hoewel ook de rechtbank inziet dat een klinische behandeling voor verdachte is geïndiceerd, is zij van oordeel dat de hoogte van de op te leggen gevangenisstraf niet van zodanige duur kan zijn, dat ruimte bestaat om daaraan in het kader van een bijzondere voorwaarde een klinische opname te koppelen. De ernst van de bewezenverklaarde feiten laat dit niet toe. De rechtbank zal daarom volstaan met het koppelen van de bijzondere voorwaarde aan het voorwaardelijke gedeelte van de op te leggen gevangenisstraf dat verdachte zich moet houden aan de aanwijzingen van de reclassering, onder meer inhoudende een meldingsgebod. De rechtbank wijkt daarmee af van hetgeen door de officier van justitie is gevorderd maar ziet, zoals gezegd,voor het door haar gevorderde, onvoldoende ruimte in de strafmaat.
De rechtbank ziet evenmin grond een en ander dadelijk uitvoerbaar te verklaren.
9. Tenuitvoerlegging voorwaardelijke veroordelingen
Bij de stukken bevindt zich de op 13 februari 2013 ter griffie van deze rechtbank ontvangen vordering van de officier van justitie in het arrondissement Utrecht in de zaak met parketnummer 16/656122-12, betreffende het onherroepelijk geworden vonnis
d.d. 15 augustus 2012 van de politierechter van de rechtbank Utrecht, waarbij verdachte is veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 35 dagen met aftrek, met bevel dat van deze straf een gedeelte, groot 22 dagen niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten op grond dat veroordeelde zich voor het einde van een op twee jaren bepaalde proeftijd aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Gebleken is dat verdachte zich voor het einde van voornoemde proeftijd, die loopt tot
29 augustus 2014, heeft schuldig gemaakt aan de onder parketnummers 16/656282-12 en 16/661131-13 bewezenverklaarde feiten, zoals naar voren komt uit de verdere inhoud van dit vonnis. De rechtbank ziet hierin aanleiding de tenuitvoerlegging van 22 dagen gevangenisstraf te gelasten.
Bij de stukken bevindt zich verder de op 12 november 2012 ter griffie van deze rechtbank ontvangen vordering van de officier van justitie in het arrondissement Utrecht in de zaak met parketnummer 16/222305-11, betreffende het onherroepelijk geworden vonnis
d.d. 14 maart 2012 van de politierechter van de rechtbank Utrecht, waarbij verdachte is veroordeeld tot een werkstraf voor de duur van 30 uren, met bevel dat deze straf niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten op grond dat veroordeelde zich voor het einde van een op twee jaren bepaalde proeftijd aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Gebleken is dat verdachte zich voor het einde van voornoemde proeftijd, die loopt tot 8 april 2014, heeft schuldig gemaakt aan de onder parketnummer 16/661131-13 bewezenverklaarde feiten, zoals naar voren komt uit de verdere inhoud van dit vonnis. De rechtbank ziet hierin aanleiding de tenuitvoerlegging van 30 uren werkstraf te gelasten.
Bij de stukken bevindt zich ten slotte de op 30 oktober 2012 ter griffie van deze rechtbank ontvangen vordering van de officier van justitie in het arrondissement Utrecht in de zaak met parketnummer 16/600702-10, betreffende het onherroepelijk geworden vonnis
d.d. 14 september 2010 van de politierechter van de rechtbank Utrecht, waarbij verdachte is veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 80 dagen met aftrek, met bevel dat van deze straf een gedeelte, groot 15 dagen niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten op grond dat veroordeelde zich voor het einde van een op twee jaren bepaalde proeftijd aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Gebleken is dat verdachte zich voor het einde van voornoemde proeftijd, die liep tot 28 september 2012, heeft schuldig gemaakt aan het onder parketnummers 16/656282-12 bewezenverklaarde feit, zoals naar voren komt uit de verdere inhoud van dit vonnis. De rechtbank ziet hierin aanleiding de tenuitvoerlegging van 15 dagen gevangenisstraf te gelasten.
10. Toepasselijke wettelijke voorschriften
De beslissing berust op de artikelen 14a, 14b, 14c, 14d, 14g, 57, 180, 285 en 317 van het Wetboek van Strafrecht.
De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.
11. Beslissing
De rechtbank:
Verklaart bewezen dat verdachte het ten laste gelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op:
(ten laste gelegd onder parketnummer 16/656282-12)
Bedreiging met zware mishandeling
(ten laste gelegd onder parketnummer 16/661131-13)
Feit 1 primair: Afpersing
Feit 2: Wederspannigheid
Verklaart het bewezene strafbaar.
Verklaart verdachte, daarvoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf van vijf (5) maanden.
Beveelt dat de tijd die door veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van die straf in mindering gebracht zal worden.
Beveelt dat een gedeelte, groot twee (2) maanden, van deze gevangenisstraf niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij later anders wordt gelast.
Stelt daarbij een proeftijd van 2 (twee) jaren vast.
De tenuitvoerlegging kan worden gelast, indien veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd niet aan de volgende voorwaarden houdt.
Stelt als algemene voorwaarden dat de veroordeelde
1. zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
2. ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verleent aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt.
3. medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14d, tweede lid Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen.
Stelt als bijzondere voorwaarde dat de veroordeelde:
zich binnen zeven (7) dagen volgend op de uitspraak, meldt bij Victas, Tolsteegsingel 2A te Utrecht, waarna hij zich gedurende een door Victas bepaalde periode moet blijven melden zo frequent als de reclassering dat gedurende deze periode nodig acht.
Heft op het bevel tot voorlopige hechtenis van verdachte met ingang van het tijdstip waarop de duur van de voorlopige hechtenis gelijk wordt aan die van het onvoorwaardelijk gedeelte van de opgelegde vrijheidsstraf.
De vorderingen tenuitvoerlegging
De rechtbank wijst de vordering tenuitvoerlegging onder parketnummer 16/656122-12, betreffende het onherroepelijk geworden vonnis van de politierechter van de rechtbank Utrecht van 15 augustus 2012 toe, te weten:
Een gevangenisstraf voor de duur van 22 dagen.
De rechtbank wijst de vordering tenuitvoerlegging onder parketnummer 16/222305-11, betreffende het onherroepelijk geworden vonnis van de politierechter van de rechtbank Utrecht van 14 maart 2012 toe, te weten:
Een werkstraf voor de duur van 22 uren, subsidiair 11 dagen vervangende hechtenis.
De rechtbank wijst de vordering tenuitvoerlegging onder parketnummer 16/600702-10, betreffende het onherroepelijk geworden vonnis van de politierechter van de rechtbank Utrecht van 14 september 2010 toe, te weten:
Een gevangenisstraf voor de duur van 15 dagen.
Dit vonnis is gewezen door mr. A. van Maanen, voorzitter, mrs. J.P.W. Helmonds en
C.S.K. Fung Fen Chung, rechters, in tegenwoordigheid van mr. C.W.M. Maase-Raedts, griffier, en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van
29 maart 2013.
Mr. J.P.W. Helmonds en mr. C.W.M. Maase-Raedts zijn buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
BIJLAGE : De tenlastelegging
Aan bovenbedoelde gedagvaarde persoon wordt op de dagvaarding met parketnummer 16/656282-12 ten laste gelegd dat
hij op of omstreeks 15 september 2012 te Utrecht, althans in het arrondissement
Utrecht, [slachtoffer ] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven
gericht, althans met zware mishandeling, immers heeft verdachte opzettelijk
dreigend een glazen fles in een hand genomen en/of - terwijl hij zich op
korte afstand van die [slachtoffer ] bevond - die fles ter hoogte van zijn hoofd
(omhoog) geheven en/of gehouden.
Aan bovenbedoelde gedagvaarde persoon wordt op de dagvaarding met parketnummer 16/661131-13 ten laste gelegd dat
1.
Primair
hij op of omstreeks 01 februari 2013 te Utrecht, althans in het arrondissement
Midden-Nederland, met het oogmerk om zich en / of een ander wederrechtelijk te
bevoordelen door geweld en / of bedreiging met geweld [aangever 2] en/of
[aangever 1] heeft gedwongen tot de afgifte van een petje en/of een euro, althans
geld, in elk geval van enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan
[aangever 2] en/of [aangever 1], in elk geval aan een ander of anderen dan aan
verdachte, welk geweld en / of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en)
dat verdachte opzettelijk dreigend met een flesje bier in de richting van die
[aangever 1] en/of [aangever 2] heeft gewezen en/of (daarbij) met verheffende stem heeft
gezegd "maak me niet boos" en/of dreigend dichtbij die [aangever 1] en/of [aangever 2] is
gaan staan en/of die [aangever 2] heeft vastgepakt en/of (daarbij) de woorden "geef me
geld anders sla ik je in elkaar" heeft toegevoegd;
Subsidiair
hij op of omstreeks 01 februari 2013 te Utrecht, althans in het arrondissement
Midden-Nederland, [aangever 2] en/of [aangever 1], door geweld of (e)en(ige)
andere feitelijkhe(i)d(en) en/of door bedreiging met geweld of enige andere
feitelijkheid gericht tegen die [aangever 1] en/of [aangever 2], wederrechtelijk heeft
gedwongen iets te doen en/of niet te doen en/of te dulden, te weten het
afpakken van een petje en/of het geven van een euro, althans geld, immers
heeft verdachte opzettelijk dreigend met een flesje bier in de richting van
die [aangever 1] en/of [aangever 2] gewezen en/of (daarbij) met verheffende stem gezegd
"maak me niet boos" en/of is verdachte dreigend dichtbij die [aangever 1] en/of
[aangever 2] gaan staan en/of heeft verdachte die [aangever 1] vastgepakt en/of (daarbij)
de woorden toegevoegd "geef me geld, anders sla ik je in elkaar";
2.
hij op of omstreeks 01 februari 2013 te Utrecht, toen (een) aldaar in uniform
geklede dienstdoende politieambtena(a)r(en), te weten [verbalisant 1]
hoofdagent van Politie Utrecht en/of [verbalisant 2], agent van Politie Utrecht
verdachte, als verdacht van het gepleegd hebben van één of meer op heterdaad
ontdekt(e) strafba(a)r(e) feit(en) had(den) aangehouden en had(den)
vastgegrepen, althans vast had(den) teneinde verdachte, ter geleiding voor een
hulpofficier van justitie, over te brengen naar een politiebureau, zich met
geweld tegen die eerstgenoemde opsporingsambtena(a)r(en), werkzaam in de
rechtmatige uitoefening van hun/zijn bediening, heeft verzet door te rukken en
te trekken in een richting tegengesteld aan die, waarin die ambtena(a)r(en)
verdachte trachtte(n) te geleiden.