ECLI:NL:RBMNE:2013:BZ5851

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
13 maart 2013
Publicatiedatum
8 april 2013
Zaaknummer
16-070244-97
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing vordering tot verlenging van terbeschikkingstelling met waarborgen voor veiligheid na beëindiging

In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 13 maart 2013 uitspraak gedaan over de vordering van de officier van justitie tot verlenging van de terbeschikkingstelling van de verdachte, die eerder ter beschikking was gesteld met een bevel tot verpleging van overheidswege. De rechtbank heeft de vordering afgewezen, onder verwijzing naar de voorwaardelijke machtiging tot opname in een psychiatrisch ziekenhuis die op 5 maart 2013 was verleend. De deskundige B.J. Wassink heeft tijdens de zitting het reclasseringsadvies toegelicht, waarin werd geconcludeerd dat de verdachte een ziekelijke stoornis van de geestvermogens heeft, maar dat het risico op gewelddadig gedrag laag is, mits de verdachte zijn medicatie trouw blijft en zijn stabiele situatie niet verandert.

De rechtbank heeft de relevante stukken in het dossier bestudeerd, waaronder eerdere vonnissen en adviezen van deskundigen. De officier van justitie heeft haar standpunt gewijzigd en is van mening dat de terbeschikkingstelling met dwangverpleging kan worden beëindigd. De verdediging steunt deze conclusie en is het eens met het afwijzen van de vordering.

De rechtbank heeft vastgesteld dat er voldoende waarborgen zijn voor de veiligheid van anderen, zelfs na beëindiging van de terbeschikkingstelling. De rechtbank concludeert dat de veiligheid van anderen niet langer vereist dat de terbeschikkingstelling met verpleging wordt verlengd. Daarom heeft de rechtbank de vordering van de officier van justitie afgewezen, met inachtneming van de artikelen 38d en 38e van het Wetboek van Strafrecht.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
Afdeling Strafrecht
Zittingslocatie Utrecht
Parketnummer: 16-070244-97
beslissing op de vordering verlenging terbeschikkingstelling d.d. 13 maart 2013
In de zaak van de officier van justitie onder het hierboven genoemde parketnummer tegen
[verdachte],
geboren op [1967] te [geboorteplaats],
verblijvend te [adres], 3554 XJ Utrecht,
heeft de officier van justitie de verlenging van de terbeschikkingstelling gevorderd. Op deze vordering heeft de rechtbank de volgende beslissing gegeven.
1 De stukken
De rechtbank heeft acht geslagen op de zich in het dossier bevindende stukken waaronder:
- het vonnis van de rechtbank Utrecht d.d. 18 december 1997, waarbij [verdachte], voornoemd, onder meer ter beschikking werd gesteld met bevel tot verpleging van overheidswege;
- de beslissing van de rechtbank Utrecht d.d. 23 maart 2010, waarbij de terbeschikkingstelling werd verlengd, maar waarbij de verpleging van overheidswege onder voorwaarden werd beëindigd;
- de beslissing van de rechtbank Utrecht d.d. 8 maart 2011, waarbij de terbeschikkingstelling voor het laatst is verlengd voor de duur van één jaar;
- de vordering van de officier van justitie d.d. 31 januari 2013, die strekt tot verlenging van de terbeschikkingstelling met één jaar;
- het advies van Reclassering Leger des Heils, d.d. 5 januari 2013;
- de rapportage van J.M.J.F. Offermans, psychiater, d.d. 15 februari 2013.
2 De procesgang
Het onderzoek heeft plaatsgevonden ter zitting van 6 maart 2013, waarbij zijn gehoord de officier van justitie en de terbeschikkinggestelde en diens raadsman, mr. S.D. Kurz, advocaat te Utrecht. Voorts is de deskundige B.J. Wassink, reclasseringswerker, gehoord.
3 Het standpunt van de deskundigen
In het rapport van J.M.J.F. Offermans is omtrent de terbeschikkinggestelde het navolgende geconcludeerd.
Er is sprake van een ziekelijke stoornis van de geestvermogens in de zin van schizofrenie van het paranoïde type en van misbruik van middelen. In verband met het schizofreen proces dat het beeld diagnostisch domineert, valt er geen duidelijke uitspraak te doen over de persoonlijkheid(structuur) van de terbeschikkinggestelde of over de aanwezigheid van een eventuele persoonlijkheidsstoornis. Er zijn wel aanwijzingen voor zowel narcistische als afhankelijke trekken. Tijdens zijn behandeling is de terbeschikkinggestelde een aantal malen, waaronder ook in 2012, teruggevallen in middelengebruik, zonder dat dit tot psychische decompensatie leidde. Hij maakt een stabielere indruk dan voorheen.
Door medicatietrouw, een redelijk stabiele relatie en een redelijke dag- en weekindeling wordt het risico op gewelddadig gedrag voor de korte, middellange en lange termijn ingeschat als laag.
Er lijkt geen sprake meer te zijn van behandelmogelijkheden in enge zin. De behandeldoelen kunnen beperkt blijven tot controle op medicatiegebruik en zoveel mogelijk hulp en steun bij het beperken van middelengebruik. Er kan geopteerd worden voor een opheffing van de terbeschikkingstelling bij het gelijktijdig van kracht worden van een (ambulante) rechterlijke machtiging in het kader van de Wet bijzondere opnemingen in psychiatrische ziekenhuizen.
Het advies is om de tbs-maatregel te beëindigen.
In het reclasseringsadvies is omtrent de terbeschikkinggestelde geconcludeerd dat hij het afgelopen jaar een veelheid aan incidenten heeft doorgemaakt, waarbij voornamelijk zijn partner de aanleiding is geweest dan wel betrokken was. De terbeschikkinggestelde heeft desondanks zijn dagritme en -invulling weten te behouden en heeft contact gehouden met zijn behandelaren en de reclassering. Uit de risicotaxatie blijkt dat de kans op herhaling van een gewelddadig delict als laag wordt ingeschat. Die kans neemt echter toe wanneer er iets ten negatieve verandert in zijn stabiele (woon)situatie en medicatietrouw. Er is met de terbeschikkinggestelde een vervolgtraject besproken waarbij een voorwaardelijke rechterlijke machtiging als vangnet dient.
Het advies is om de tbs-maatregel te beëindigen.
De deskundige B.J. Wassink, voornoemd, heeft het reclasseringsadvies ter terechtzitting toegelicht. Hij heeft het beeld van verdachte zoals dat uit de rapporten volgt, bevestigd. De deskundige heeft er tevens op gewezen dat de rechtbank Midden-Nederland op 5 maart 2013 een voorwaardelijke machtiging heeft verleend.
4 Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft naar aanleiding van het verhandelde ter terechtzitting haar standpunt gewijzigd. Zij is van oordeel dat de terbeschikkingstelling met dwangverpleging kan worden beëindigd en dat de vordering van 31 januari 2013 daarom moet worden afgewezen.
5 Het standpunt van de verdediging
De verdediging kan zich vinden in het afwijzen van de vordering en het beëindigen van de terbeschikkingstelling.
6 De beoordeling
Vast staat dat deze rechtbank bij beslissing van 5 maart 2012 een voorwaardelijke machtiging voor de duur van een half jaar, tot en met 5 september 2013, heeft verleend om de terbeschikkinggestelde in een psychiatrisch ziekenhuis te doen opnemen en te doen verblijven, onder de opschortende voorwaarde dat deze machtiging ingaat op het moment dat de terbeschikkingstelling onvoorwaardelijk wordt beëindigd. Gelet hierop is de rechtbank van oordeel dat er voldoende waarborgen zijn dat ook na beëindiging van de terbeschikkingstelling de veiligheid van anderen kan worden gegarandeerd, indien er iets ten negatieve in de situatie van de terbeschikkinggestelde zou veranderen.
De rechtbank komt naar aanleiding hiervan en op basis van de stukken en het verhandelde ter terechtzitting tot de conclusie dat de veiligheid van anderen, dan wel de algemene veiligheid van personen of goederen niet langer eisen dat de terbeschikkingstelling met verpleging van [verdachte] wordt verlengd. Zij zal de vordering van de officier van justitie daarom afwijzen.
7 De toepasselijke wetsartikelen
De rechtbank heeft gelet op de artikelen 38d en 38e van het Wetboek van Strafrecht.
8 De beslissing
De rechtbank wijst de vordering van de officier van justitie af.
Deze beslissing is gegeven door mr. R.P. den Otter, voorzitter, mr. J.P.W. Helmonds en mr. V. van Dam, rechters, in tegenwoordigheid van mr. K. de Meulder, griffier, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting op 13 maart 2013.