ECLI:NL:RBMNE:2013:BZ5834

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
20 maart 2013
Publicatiedatum
8 april 2013
Zaaknummer
16-656581-12 [P]
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor medeplegen poging tot carjacking en voorhanden hebben van een alarmpistool

In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 20 maart 2013 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen de verdachte, die beschuldigd werd van het medeplegen van een poging tot carjacking en het voorhanden hebben van een alarmpistool. De feiten vonden plaats op 11 december 2012 in Utrecht, waar de aangeefster, een vrouw, haar auto had geparkeerd. Drie mannen, waaronder de verdachte, positioneerden zich rondom haar auto, waardoor zij niet kon wegrijden. De verdachte en zijn medeverdachten bedreigden de vrouw met een wapen, wat leidde tot een poging tot diefstal van haar voertuig. De rechtbank heeft de verklaringen van de aangeefster en getuigen in overweging genomen, evenals de verklaringen van de verdachte en zijn medeverdachten. De rechtbank oordeelde dat er voldoende bewijs was voor de betrokkenheid van de verdachte bij de poging tot carjacking, maar sprak hem vrij van het voorhanden hebben van het pistool, omdat niet kon worden vastgesteld dat het wapen zich in zijn machtssfeer bevond. De rechtbank legde een gevangenisstraf op van 14 maanden, waarvan 5 maanden voorwaardelijk, met bijzondere voorwaarden voor reclassering en gedragsinterventie. De rechtbank benadrukte de ernst van het feit en de impact op het slachtoffer, wat leidde tot een aanzienlijke straf.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
Afdeling Strafrecht
Zittingslocatie Utrecht
Parketnummer: 16-656581-12 [P]
vonnis van de meervoudige strafkamer van 20 maart 2013
in de strafzaak tegen
[verdachte]
geboren op [1985] te [geboorteplaats]
wonende te [woonplaats]
thans gedetineerd in de penitentiaire inrichting Almere te Almere
raadsvrouw mr. H.J. Bos, advocaat te Amsterdam
1 Het onderzoek ter terechtzitting
De zaak is inhoudelijk behandeld op de terechtzitting van 6 maart 2013, waarbij de officier van justitie en de verdediging hun standpunten kenbaar hebben gemaakt.
2 De tenlastelegging
De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte
feit 1: op 11 december 2012 in Utrecht samen met anderen heeft gepoogd om onder bedreiging met een vuurwapen een auto te stelen (‘carjacking’);
feit 2: op 11 december 2012 in Utrecht samen met anderen een pistool voorhanden heeft gehad.
3 De voorvragen
De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zijzelf bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen reden is voor schorsing van de vervolging.
4 De beoordeling van het bewijs
4.1 Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de hem ten laste gelegde feiten heeft begaan. Ten aanzien van feit 1 baseert hij zich hierbij op de verklaringen van aangeefster [slachtoffer], op de getuigenverklaring van [getuige] en op de verklaringen van verdachte en de medeverdachten [medeverdachte 1]. Ten aanzien van feit 2 baseert hij zich op voornoemde aangifte van [slachtoffer], op het proces-verbaal van bevindingen over de aanhouding van verdachte en de medeverdachten en op de verklaringen van de medeverdachten [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2].
4.2 Het standpunt van de verdediging
De verdediging stelt zich ten aanzien van de ten laste gelegde feiten op het standpunt dat verdachte dient te worden vrijgesproken, nu er in beide gevallen geen sprake was van een bewuste en nauwe samenwerking tussen verdachte en de medeverdachten.
4.3 Het oordeel van de rechtbank
4.3.1 Het bewijs ten aanzien van het ten laste gelegde feit 1
De rechtbank overweegt omtrent het ten laste gelegde feit het volgende .
Aangeefster [slachtoffer] heeft het volgende verklaard. Op 11 december 2012 is zij met haar auto naar huis gereden. Zij heeft een rode Alfa Romeo Mito. Zij heeft haar auto geparkeerd in de Noorderstraat in Utrecht en zag toen drie personen om haar auto heen. De man die links van haar naast de auto kwam staan wordt door de aangeefster dader 1 genoemd. Eén man stond echt naast haar aan de bestuurderszijde, een andere aan de bijrijderskant en de derde voor de motorkap. Diegene die links van haar stond, stond echt direct naast haar auto. Degene aan de bijrijderskant stond dichtbij, ongeveer een halve meter van de bijrijdersstoel. En degene bij de motorkap stond recht voor de bumper. Indien de aangeefster weg zou rijden, dan had zij de man aan de linkerkant moeten aanrijden. Als zij recht vooruit was gaan rijden, dan had zij de man voor zich geraakt. De aangeefster hoorde toen opeens “pok pok” op het raam links van haar. De man tikte met een wapen tegen haar raam aan. Zij zag de loop van het pistool, die op haar hoofd was gericht. Dader 1 riep iets tegen haar zoals “uitstappen”. Zij stapte toen uit de auto. Toen zij naast de auto stond hoorde zij dader 1 tegen haar zeggen: “rennen, rennen”. Zij is toen naar de hoek van de straat gerend, dit duurde ongeveer 20 seconden. Zij zag dader 1 toen gebogen bij haar autodeur staan. De autodeur stond open, één man stond gebogen met zijn hoofd in de auto en de andere twee mannen stonden er omheen. Op het moment dat er twee meisjes kwamen aangefietst, renden de mannen weg. Zij renden richting de Van Asch van Wijckskade.
De getuige [getuige] heeft verklaard dat zij op 11 december 2012 met een vriendin op de Noorderstraat te Utrecht fietste en dat er op het trottoir drie mannen renden. Eén van deze mannen had een bivakmuts over zijn hoofd. De drie mannen renden vervolgens rechts de Van Asch van Wijckskade op.
Medeverdachte [medeverdachte 1] heeft op 12 december 2012 het volgende verklaard. De dag daarvoor - de rechtbank leidt daaruit af, op 11 december 2012 - zijn hij, [verdachte] en [medeverdachte 2] naar Overvecht gereden. Toen zijn zij met zijn drieën gaan lopen. [medeverdachte 1] zag dat er een rode of oranje auto aan het parkeren was voor hen. Op een gegeven moment hoorde hij getik tegen een ruit. Hij hoorde duidelijk ‘tik tik tik’ en herkende dit eluid als metaal tegen glas. Hij zag dat [verdachte] bij die rood/oranje auto stond. Ze zijn daarna met zijn drieën verder gelopen.
Verdachte heeft op 13 december 2012 het volgende verklaard. Twee dagen daarvoor - de rechtbank leidt daaruit af, op 11 december 2012 - werd hij opgehaald door [verdachte] en [medeverdachte 1]. Ze hebben een rondje gereden met de auto en zijn daarna gaan lopen. Er stopte een auto en toen richtte [verdachte] een wapen op het raam. Er zat een vrouw in de auto. Het was een kleine donkerrode auto. Hij zag dat [verdachte] een vuurwapen trok voor het raam, bij de deur en het op die mevrouw richtte. Hij hoorde hem zeggen: “Nu uitstappen”. Toen stapte zij uit en rende weg. [verdachte] droeg een bivakmuts. Verdachte stond voor de auto van de aangeefster. Daarna begonnen [verdachte] en [medeverdachte 1] te rennen en is hij met hen meegerend. De roepnaam van verdachte is [medeverdachte 2].
Bewijsoverweging
De rechtbank leidt uit de samenhang tussen de verklaringen van verdachte en de medeverdachte [medeverdachte 1] af dat laatstgenoemde met ‘[medeverdachte 2]’ verdachte bedoelt.
De rechtbank verwerpt op grond van de hiervoor opgenomen bewijsmiddelen het verweer van de raadsvrouw, dat geen sprake was van een bewuste en nauwe samenwerking tussen verdachte en de medeverdachten. Verdachte en de medeverdachten hebben zichzelf op een dusdanige wijze rondom de auto van het slachtoffer gepositioneerd, dat zij belet werd om weg te rijden. De rechtbank stelt op basis hiervan vast dat verdachte heeft bijgedragen aan de feitelijke uitvoering van het delict. Vervolgens heeft medeverdachte [medeverdachte 2] het slachtoffer onder bedreiging van een pistool gedwongen om uit te stappen. [medeverdachte 2] heeft zich, toen het slachtoffer wegrende, in de auto gebogen, terwijl verdachte en medeverdachte [medeverdachte 1] ook naar de auto zijn gelopen en gedurende minstens 20 seconden daar zijn blijven staan. Daarna zijn de verdachten gezamenlijk weggerend. De rechtbank stelt op basis hiervan vast dat verdachte zich bewust was van wat er gaande was, en bij de uitvoering van het feit betrokken was. Verdachte heeft een zodanige positie ingenomen dat het slachtoffer hierdoor werd belet om te kunnen wegrijden.
4.3.2 Vrijspraak van feit 2
De rechtbank acht niet wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder 2 ten laste gelegde feit heeft begaan. Zij overweegt hiertoe dat niet kan worden vastgesteld dat het aangetroffen pistool zich in de machtssfeer van verdachte heeft bevonden, zodat niet bewezen kan worden dat verdachte dit opzettelijk voorhanden heeft gehad. Evenmin kan worden vastgesteld dat sprake was van een bewuste en nauwe samenwerking, gericht op het voorhanden hebben van het wapen, tussen verdachte en de medeverdachten, zodat evenmin bewezen kan worden dat verdachte het pistool tezamen met de medeverdachte aanwezig heeft gehad.
Gelet hierop zal de rechtbank verdachte vrijspreken van het onder 2 ten laste gelegde feit.
4.4 De bewezenverklaring
De rechtbank acht op grond van hetgeen hiervoor is vastgesteld en overwogen wettig en overtuigend bewezen dat verdachte:
1.
op 11 december 2012 te Utrecht, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met anderen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening weg te nemen een personenauto (merk Alfa Romeo), geheel toebehorende aan [slachtoffer] en daarbij de voorgenomen diefstal te doen voorafgaan en/of te doen vergezellen van bedreiging met geweld tegen die [slachtoffer], te plegen met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken, tezamen en in vereniging met anderen als volgt heeft gehandeld: zijnde en/of hebbende hij, verdachte, en/of zijn mededaders
- om de (personen)auto van die [slachtoffer] heen gaan staan en
- met een op een vuurwapen gelijkend voorwerp op het raam van die (personen)auto getikt en
- een op een vuurwapen gelijkend voorwerp op het hoofd van die [slachtoffer] gericht en
- tegen die [slachtoffer] geroepen/gezegd: “uitstappen” en nadat die [slachtoffer] uit de auto was gestapt “rennen, rennen”, althans (telkens) woorden van gelijke aard en/of strekking,
zijnde de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet voltooid.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.
5 De strafbaarheid
5.1 De strafbaarheid van het feit
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.
Het bewezenverklaarde levert het navolgende strafbare feit op:
feit 1: poging tot diefstal voorafgegaan of vergezeld van bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden of gemakkelijk te maken, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen.
5.2 De strafbaarheid van verdachte
Verdachte is strafbaar, omdat niet is gebleken van omstandigheden die zijn strafbaarheid uitsluiten.
6 De strafoplegging
6.1 De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft op grond van hetgeen hij bewezen heeft geacht gevorderd aan verdachte op te leggen een gevangenisstraf van 19 maanden, waarvan 7 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaar, met aftrek van de tijd die verdachte in voorarrest heeft doorgebracht. Aan de voorwaardelijke gevangenisstraf dienen de bijzondere voorwaarden te worden verbonden dat verdachte zich zal melden bij Reclassering Nederland, dat hij deelneemt aan een cognitieve vaardigheidstraining en dat hij actief meewerkt aan het creëren van een dagbesteding.
6.2 Het standpunt van de verdediging
De verdediging is van oordeel dat kan worden volstaan met een zo kort mogelijke onvoorwaardelijke gevangenisstraf, om de trainingen zoals daarover door de reclassering is geadviseerd zo spoedig mogelijk te kunnen starten.
6.3 Het oordeel van de rechtbank
Bij het bepalen van de op te leggen straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van de verdachte.
Verdachte heeft zich samen met anderen schuldig gemaakt aan een poging tot ‘carjacking’, waarbij zij hebben getracht om, onder bedreiging van een wapen, zich de auto toe te eigenen. Dit is een zeer ernstig feit, dat heeft geleid tot een ingrijpende aantasting van de persoonlijke levenssfeer van het slachtoffer. Het bedreigende karakter van het handelen van verdachte kan voor haar grote psychische gevolgen hebben, waardoor zij zich bovendien nog lange tijd onveilig kan voelen. De rechtbank rekent dit verdachte aan.
De rechtbank is van oordeel dat in verband met een juiste normhandhaving niet kan worden volstaan met het opleggen van een andersoortige of geringere straf dan een gevangenisstraf van een aanzienlijke duur. Bij het bepalen van de straf neemt de rechtbank de landelijke oriëntatiepunten voor straftoemeting als uitgangspunt. Er is weliswaar geen oriëntatiepunt voor carjacking, maar wel voor straatroof. Dit oriëntatiepunt gaat uit van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 6 maanden bij straatroof met licht geweld. De rechtbank acht carjacking daarmee in zekere zin vergelijkbaar, met dien verstande dat zij zwaar tilt aan het te stelen object, dat over het algemeen een grotere waarde vertegenwoordigt.
De rechtbank heeft het voorgaande als uitgangspunt genomen bij het bepalen van de hoogte van de aan verdachte op te leggen gevangenisstraf. In strafverzwarende zin heeft de rechtbank meegewogen de aard van de bedreiging, namelijk het richten van een niet van een vuurwapen te onderscheiden alarmpistool op het hoofd van het slachtoffer. Daarnaast heeft de rechtbank in strafverzwarende zin meegewogen dat de carjacking in vereniging is gepleegd.
De rechtbank heeft wat betreft de persoon van verdachte kennisgenomen van het uittreksel uit de justitiële documentatie d.d. 28 januari 2013, waaruit blijkt dat verdachte eerder is veroordeeld. Dit heeft hem er niet van weerhouden opnieuw een strafbaar feit te plegen.
Alles afwegende is de rechtbank van oordeel dat een gevangenisstraf van 14 maanden, waarvan 5 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaar, met aftrek van de tijd die verdachte in voorarrest heeft doorgebracht, passend is.
De rechtbank acht het voorts van belang dat verdachte een gedragstraining volgt en zich na de beëindiging van het onvoorwaardelijk deel van de gevangenisstraf laat begeleiden door de reclassering om een zinvolle dagbesteding te creëren. Zij zal hiertoe bijzondere voorwaarden aan het voorwaardelijk deel van de gevangenisstraf verbinden zoals daarover door de reclassering is geadviseerd.
7 Het beslag
De rechtbank zal de teruggave aan verdachte gelasten van onder hem in beslag genomen voorwerpen, te weten kleding en schoeisel. Deze voorwerpen zijn niet vatbaar voor verbeurdverklaring of onttrekking aan het verkeer.
8 De wettelijke voorschriften
De beslissing berust op de artikelen 14a, 14b, 14c, 14d, 14e, 45 en 312 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezenverklaarde.
9 De beslissing
De rechtbank:
Vrijspraak
- spreekt verdachte vrij van het onder feit 2 tenlastegelegde;
Bewezenverklaring
- verklaart het onder feit 1 tenlastegelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 4.4 is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
- verklaart dat het bewezenverklaarde het volgende strafbare feit oplevert:
feit 1: poging tot diefstal voorafgegaan of vergezeld van bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden of gemakkelijk te maken, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen;
- verklaart verdachte strafbaar;
Strafoplegging
- veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf van 14 maanden, waarvan 5 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaar;
- bepaalt dat het voorwaardelijke deel van de straf niet ten uitvoer wordt gelegd, tenzij de rechter tenuitvoerlegging gelast:
- omdat verdachte zich voor het einde van de proeftijd schuldig maakt aan een strafbaar feit;
- omdat verdachte ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit geen medewerking verleent aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
- omdat verdachte geen medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14d, tweede lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen;
- omdat verdachte tijdens de proeftijd (één van) de bijzondere voorwaarden niet heeft nageleefd;
- stelt als bijzondere voorwaarden:
- dat verdachte zich binnen 5 dagen na vrijlating meldt bij Reclassering Nederland op het volgende adres: [adres] te Amsterdam. Hierna moet hij zich gedurende een door Reclassering Nederland te bepalen periode blijven melden zo frequent als Reclassering Nederland dat noodzakelijk acht;
- dat verdachte deelneemt aan een gedragsinterventie in de vorm van een cognitieve vaardigheidstraining;
- dat verdachte in het kader van het reclasseringstoezicht actief meewerkt aan het creëren van een dagbesteding in de vorm van opleiding of werk, ook als dit inhoudt het meewerken aan het programma ‘Reclassering Werkt!’ of aan een traject van de Dienst Werk en Inkomen van de gemeente Amsterdam;
- draagt deze reclasseringsinstelling op om aan verdachte hulp en steun te verlenen bij de naleving van deze voorwaarden;
- bepaalt dat de tijd die verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest heeft doorgebracht in mindering wordt gebracht bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf;
Beslag
- gelast de teruggave van de in beslag genomen voorwerpen, te weten kleding en schoeisel (goednummers G783865, G783866, G783867, G783868, G783869 en G783872).
Dit vonnis is gewezen door mr. J.P.W. Helmonds, voorzitter, mr. R.P. den Otter en mr. V. van Dam, rechters, in tegenwoordigheid van mr. K. de Meulder, griffier, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting op 20 maart 2013.
BIJLAGE : De tenlastelegging
Aan verdachte wordt ten laste gelegd dat
1.
hij op of omstreeks 11 december 2012 te Utrecht, althans in het arrondissement Utrecht, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening weg te nemen een personenauto (merk Alfa Romeo), althans enig goed van zijn/hun gading, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), en daarbij de voorgenomen diefstal te doen voorafgaan en/of te doen vergezellen en/of te doen volgen van geweld en/of bedreiging met geweld tegen die [slachtoffer], te plegen met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of (een) aan andere deelnemer(s) van dat misdrijf hetzij vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, als volgt heeft gehandeld: zijnde en/of hebbende hij, verdachte, en/of (één of meer van) zijn mededader(s)
- om de (personen)auto van die [slachtoffer] heen gaan staan en/of
- met een vuurwapen, althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp op het raam van die (personen)auto getikt en/of
- een vuurwapen, althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp op (het hoofd van) die [slachtoffer] gericht, in elk geval (dreigend) aan die [slachtoffer] getoond en/of
- tegen die [slachtoffer] geroepen/gezegd: “uitstappen” en/of (nadat dit [slachtoffer] uit de auto was gestapt “rennen, rennen”, althans (telkens) woorden van gelijke aard en/of strekking,
zijnde de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet voltooid;
2.
hij op of omstreeks 11 december 2012 te Utrecht, tezamen en in vereniging met een ander of met anderen, althans alleen, een wapen van categorie III, te weten een pistool (merk onbekend, model 85 kaliber 8mm, categorie III sub 4), voorhanden heeft gehad;