ECLI:NL:RBMNE:2013:BZ5780

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
27 maart 2013
Publicatiedatum
8 april 2013
Zaaknummer
C-16-326819 - HA ZA 12-920
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Mededingingsrechtelijke geschil tussen golforganisaties over machtsmisbruik en concurrentieverhoudingen

In deze zaak, die voor de Rechtbank Midden-Nederland werd behandeld, stonden de stichting voor onafhankelijk clubgolf (VOC c.s.) en de Nederlandse Golf Federatie (NGF c.s.) tegenover elkaar in een geschil over mededingingsrecht. VOC c.s. vorderde onder andere dat de NGF onrechtmatig handelde door SBG, een dochteronderneming van NGF, te bevoordelen ten opzichte van andere D-clubs, waaronder VOC. De rechtbank behandelde de vorderingen in conventie en reconventie, waarbij VOC c.s. stelde dat NGF in strijd met artikel 6 en 24 van de Mededingingswet handelde. De rechtbank oordeelde dat VOC c.s. niet voldoende bewijs had geleverd voor de stelling dat NGF misbruik maakte van haar machtspositie. De rechtbank wees de vorderingen van VOC c.s. af en veroordeelde VOC in de proceskosten. In reconventie werd vastgesteld dat VOC een bedrag van € 35.840,00 had betaald, waardoor een deel van de vordering niet toewijsbaar was. De rechtbank concludeerde dat er geen sprake was van onrechtmatig handelen door NGF en dat de proceskosten dienden te worden gecompenseerd, waarbij iedere partij de eigen kosten droeg. Het vonnis werd uitgesproken op 27 maart 2013.

Uitspraak

vonnis
RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
Afdeling Civiel recht
zitting houdend te Utrecht
zaaknummer / rolnummer: C/16/326819 / HA ZA 12-920
Vonnis van 27 maart 2013
in de zaak van
1. de stichting STICHTING VOOR ONAFHANKELIJK CLUBGOLF,
gevestigd te Bleiswijk,
2. de stichting STICHTING NEDERLANDSE ORGANISATIE VOOR VRIJE GOLFERS (NOVVG),
gevestigd te Nieuwegein,
eiseressen in conventie in conventie / verweersters in reconventie,
advocaat mr. J. de Haas te Amsterdam,
tegen
1. de vereniging NEDERLANDSE GOLF FEDERATIE,
gevestigd te Utrecht,
2. de stichting STICHTING TOT BEVORDERING VAN DE GOLFSPORT,
gevestigd te Utrecht,
gedaagden in conventie in conventie / eiseressen in reconventie,
advocaat mr. W.H. van Baren te Amsterdam.
Partijen zullen hierna worden genoemd:
? VOC c.s. (eiseressen in conventie / verweersters in reconventie),
? VOC (eiseres sub 1 in conventie / verweerster sub 1 in reconventie),
? NOVVG (eiseres sub 2 in conventie / verweerster sub 2 in reconventie),
? NGF c.s. (gedaagden in conventie / eiseressen in reconventie),
? NGF (gedaagde sub 1 in conventie / eiseres sub 1 in reconventie)
? SBG (gedaagde sub 2 in conventie / eiseres sub 2 in reconventie).
1. De procedure
1.1. Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het tussenvonnis van 17 oktober 2012
- het proces-verbaal van comparitie van 7 februari 2013.
1.2. Ten slotte is vonnis bepaald.
2. De feiten
2.1. NGF is de overkoepelende organisatie van golfclubs in Nederland, waarvan golfclubs lid kunnen worden. De statutaire doelen van NGF zijn het bevorderen van de golfsport en het behartigen van de belangen van haar leden (hierna: de golfclubs).
2.2. De golfclubs leiden golfers op voor het golfvaardigheidsbewijs (het zogeheten Clubhandicap 54; hierna het GVB). Een golfer kan lid worden van een golfclub door zijn GVB bij die golfclub te laten registreren. Elke golfclub dient ieder jaar een bedrag van € 16,00 aan NGF af te dragen voor elk GVB dat op de peildatum van 1 juli bij de golfclub staat geregistreerd.
2.3. De golfclubs zijn onder te verdelen in golfclubs met een golfbaan, de A-, B- en C clubs, en in golfclubs zonder golfbaan, de D-clubs. VOC en NOVVG zijn D-clubs. Naast het opleiden van golfers voor het GVB bieden D-clubs andere diensten aan, zoals golfwedstrijden, golfclinics en golfreizen.
2.4. NGF heeft in het jaar 2000 SBG opgericht met als doel inactieve golfers te binden en te motiveren in de toekomst weer lid te worden van een golfclub. SBG biedt in dat kader uitsluitend het registreren van GVB’s en handicaps aan. Het registreren van een GVB kost bij SBG € 20,00 en het registreren van een handicap € 60,00. SBG neemt vanaf 1 april 2013 geen nieuwe leden meer aan.
3. Het geschil
in conventie
3.1. VOC c.s. vordert, uitvoerbaar bij voorraad:
primair
1) te verklaren voor recht dat NGF heeft gehandeld in strijd met artikel 24 en/of artikel 6 van de Mededingingswet (Mw) en aldus onrechtmatig jegens VOC c.s. heeft gehandeld,
2) NGF c.s. te bevelen binnen acht dagen na betekening van dit vonnis te besluiten SBG te liquideren,
3) NGF te veroordelen om in de eerstvolgende uitgave na het uitspreken van dit vonnis in het Golfjournaal een artikel te plaatsen alsmede binnen acht dagen na betekening van dit vonnis een artikel te plaatsen op www.golf.nl en een brief te sturen aan alle huidige en bekende toekomstige leden van SBG, met de mededeling dat SBG is opgeheven,
subsidiair
4) NGF c.s. te bevelen binnen acht dagen na betekening van dit vonnis te besluiten geen nieuwe leden van SBG te accepteren,
5) NGF te veroordelen om in de eerstvolgende uitgave na het uitspreken van dit vonnis in het Golfjournaal een artikel te plaatsen alsmede binnen acht dagen na betekening van dit vonnis een artikel te plaatsen op www.golf.nl, met de mededeling dat SBG per direct geen nieuwe leden meer accepteert,
primair en subsidiair
6) te bepalen dat NGF c.s. wat betreft de onder 2), 3), 4) en 5) uit te spreken veroordelingen hoofdelijk een dwangsom van € 10.000,00 verbeurt voor iedere dag dat NGF c.s. in gebreke blijft aan die veroordelingen te voldoen,
7) NGF c.s. te veroordelen in de proceskosten.
3.2. NGF c.s. voert verweer. Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.
in reconventie
3.3. NGF vordert, uitvoerbaar bij voorraad:
1) te verklaren voor recht dat het bestuur van NGF rechtmatig kan besluiten tot ontzetting van VOC als D-club,
2) VOC te veroordelen tot betaling van € 35.840,00, vermeerderd met rente,
3) VOC c.s. te veroordelen in de proceskosten.
3.4. VOC voert verweer. Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.
4. De beoordeling
in conventie
4.1. VOC c.s. betoogt dat NGF in strijd met artikel 6 Mw handelt. Hoewel VOC c.s. eerst ter gelegenheid van de comparitie dit betoog van stellingen heeft voorzien, hetgeen in beginsel in strijd is met de eisen van een goede procesorde, zal de rechtbank dit betoog toch inhoudelijk behandelen omdat niet is gebleken dat NGF c.s. in haar belangen is geschaad.
4.2. VOC c.s. stelt in dit verband het volgende. NGF is een ondernemersvereniging in de zin van artikel 6 Mw. Als een golfclub lid wordt van NGF, dan moet dat daarom worden gezien als toetreding van een ondernemer tot een ondernemersvereniging. De statutaire toetredingsvoorwaarden moeten bijgevolg worden gezien als een erkenningsregeling in de zin van de zogenoemde Richtsnoeren Samenwerking Ondernemingen van de NMa (Staatscourant van 7 april 2006, nr. 67, en Staatscourant van 21 april 2008, nr. 77). NGF moet de toetredingsvoorwaarden dan ook zonder discriminatie toepassen, maar NGF doet dat niet. Zo heeft NGF SBG als D club erkend, terwijl SBG als enige D-club niet voldoet aan de voorwaarde dat zij beschikt over een wedstrijdcommissie en een handicap- & regelcommissie.
4.3. Artikel 6 lid 1 Mw verbiedt besluiten van ondernemersverenigingen die ertoe strekken of ten gevolge hebben dat de mededinging op de Nederlandse markt of een deel daarvan wordt verhinderd, beperkt of vervalst. Op grond van artikel 6 lid 1 Mw verboden besluiten zijn op grond van artikel 6 lid 2 Mw van rechtswege nietig. De partij die stelt dat sprake is van een verboden besluit in de zin van artikel 6 lid 1 Mw draagt daarvan de bewijslast.
4.4. VOC c.s. heeft niet duidelijk gemaakt op welk besluit van NGF zij precies doelt. Voor zover VOC c.s. het oog heeft op de statutaire toetredingsvoorwaarden, dan kan haar beroep op artikel 6 Mw niet slagen, reeds omdat niet is gesteld dat die voorwaarden als zodanig ertoe strekken of ten gevolge hebben dat de mededinging wordt verhinderd, beperkt of vervalst. Voor zover VOC c.s. het oog heeft op het besluit van NGF om SBG als D-club te accepteren, terwijl SBG (volgens VOC c.s.) niet voldoet aan bepaalde statutaire toetredingsvoorwaarden, dan is dat geen besluit in de zin van artikel 6 Mw. Een besluit van een ondernemersvereniging in de zin van artikel 6 Mw is immers een besluit van een ondernemersvereniging waardoor de leden van die ondernemersvereniging worden aangezet tot gelijkgestemd gedrag dat de mededinging verhinderd, beperkt of vervalst. Zonder toelichting, die niet is gegeven, valt niet in te zien dat hiervan in dit geval sprake is. Het betoog van VOC c.s. dat NGF in strijd handelt met artikel 6 Mw volgt de rechtbank reeds hierom niet.
4.5. VOC c.s. betoogt dat NGF in strijd met artikel 24 Mw handelt. VOC c.s. stelt in dat verband, zo begrijpt de rechtbank, het volgende. NGF heeft als nationale golfbond een machtspositie op de Nederlandse golfmarkt en maakt misbruik van die machtspositie op de daarvan afgeleide Nederlandse markt voor registratie van GVB’s bij D-clubs. NGF maakt misbruik van haar machtspositie door SBG allerlei voordelen te bieden die leiden tot een aanmerkelijk zwakkere concurrentiepositie van andere D-clubs, zoals VOC c.s. De vergoeding die SBG voor een registratie van een GVB door die voordelen kan vragen en vraagt, een bedrag van € 20,00 per lid per jaar, ligt ver beneden de kostprijs voor registratie bij andere D-clubs. VOC c.s. wordt dan ook uit de markt gedrukt; VOC c.s. verliest veel leden aan SBG. De voordelen die NGF aan SBG biedt zijn volgens VOC c.s. de volgende:
? SGB hoeft, anders dan de andere D-clubs, niet over een wedstrijdcommissie en een handicap- & regelcommissie te beschikken,
? SGB hoeft geen € 16,00 per geregistreerde GVB per jaar aan NGF af te dragen,
? NGF doet de administratie van SGB,
? NGF stuurt de GVB-pasjes sneller naar SGB dan naar de andere D-clubs,
? NGF verwijst op haar website voor het halen van het GVB alleen naar SBG en
? NGF accepteert namens SGB nieuwe leden zonder de ontvangst van de afmelding van de oude golfclub af te wachten.
4.6. Artikel 24 Mw verbiedt ondernemingen misbruik te maken van een machtspositie. Een partij maakt inbreuk op dit verbod als aan drie elementen wordt voldaan, namelijk als die partij:
? een onderneming in de zin van artikel 24 Mw is,
? op een Nederlandse relevante markt een machtspositie heeft en
? zich zodanig gedraagt dat zij misbruik maakt van die machtspositie.
Degene die stelt dat een partij misbruik maakt van een machtspositie, draagt daarvan de bewijslast; in dit geval is dat VOC c.s. Het verbod van artikel 24 Mw kan onder omstandigheden ook van toepassing zijn in het geval het misbruik plaatsvindt op een andere markt dan de markt waarop de onderneming een machtspositie heeft. Dat kan bijvoorbeeld het geval zijn als een onderneming met een machtspositie op een bepaalde markt probeert met behulp van die machtspositie zich via een dochteronderneming een machtspositie te verwerven op een aanpalende markt. VOC c.s. stelt zich, zo begrijpt de rechtbank, op het standpunt dat NGF dat via SBG doet.
4.7. Tussen partijen is niet in geschil dat NGF een onderneming in de zin van artikel 24 Mw is. Aan het eerste element is dus voldaan. Het tweede element is uitdrukkelijk in geschil tussen partijen. De vraag welke markt de relevante markt in dit kader is en de vervolgvraag of NGF een machtspositie op die markt heeft, kunnen echter onbeantwoord blijven, omdat, zoals hierna zal blijken, in ieder geval niet is gebleken dat aan het derde element is voldaan, namelijk dat NGF misbruik maakt van een machtspositie. De rechtbank laat daarbij in het midden of SBG als een dochteronderneming van NGF kan worden beschouwd.
4.8. VOC c.s. stelt dat NGF misbruik maakt van haar machtspositie door SBG de voordelen te bieden, zoals die hiervoor onder 4.5 zijn opgesomd. Daargelaten dat VOC c.s. onvoldoende heeft onderbouwd dat de vergoeding die SBG voor een GVB-registratie vraagt als zodanig zo ver beneden de kostprijs voor GVB-registratie bij andere D clubs ligt dat de mededingingsstructuur op de gestelde registratiemarkt wordt aangetast, overweegt de rechtbank met betrekking tot de gestelde voordelen als volgt.
4.9. VOC c.s. heeft haar stelling dat SGB geen € 16,00 per lid per jaar aan NGF hoeft af te dragen, mede in het licht van het gemotiveerde verweer van NGF c.s. op dit punt, onvoldoende onderbouwd. De rechtbank gaat daarom aan die stelling voorbij. VOC c.s. heeft ook haar stelling dat SGB voordeel geniet doordat zij, anders dan de andere D clubs, niet over een wedstrijdcommissie en een handicap- & regelcommissie hoeft te beschikken, onvoldoende onderbouwd. De rechtbank overweegt hierbij dat de commissies (mede gelet op hun benaming: kennelijk) verband houden met andere diensten dan (sec) de registratie van GVB’s. Niet valt in te zien dan ook dat de kosten van de commissies zouden moeten worden toegerekend aan de enkele registratie van GVB’s, de dienst waar het hier om gaat, en bijgevolg dat SGB op dit punt een voordeel geniet. Het feit dat NGF de administratie van SGB doet, is geen feit dat als zodanig verband houdt met een (mogelijke) machtspositie van NGF op een aanpalende markt. Van de overige gestelde voordelen is in ieder geval niet gebleken dat deze enige relevante betekenis kunnen hebben voor de concurrentiepositie van VOC c.s.
4.10. Het betoog dat NGF misbruik maakt van haar machtspositie door SGB ten koste van andere D-clubs op de Nederlandse markt voor registratie van GVB’s bij D-clubs te bevoordelen, volgt de rechtbank al op grond van het vorenstaande niet. Ook het betoog van VOC c.s. dat NGF misbruik maakt van haar machtspositie door handicap 54 in te voeren, volgt de rechtbank niet, al omdat VOC c.s. niet deugdelijk heeft toegelicht waarom die invoering haar in relevante mate de mogelijkheid ontneemt om met A-, B- en C-clubs, de clubs met een golfbaan, te concurreren.
4.11. Uit het voorgaande volgt dat onderdeel 1 van de (primaire) vordering niet toewijsbaar is. Niet is gebleken dat NGF onrechtmatig handelt door inbreuk te maken op het verbod van artikel 6 Mw of het verbod van artikel 24 Mw. Bijgevolg zijn ook de onderdelen 2 en 3 van de (primaire) vordering en de onderdelen 4 en 5 van de (subsidiaire) vordering, welke onderdelen alle uitsluitend zijn gebaseerd op onrechtmatig handelen van NGF in deze (mededingingsrechtelijke) zin, al om die reden niet toewijsbaar. De rechtbank komt daarom niet toe aan de beoordeling of NGF überhaupt een besluit kan nemen dat tot gevolg heeft dat SBG wordt geliquideerd.
4.12. De vordering in conventie moet worden afgewezen. VOC c.s. zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van NGF c.s. worden begroot op:
- griffierecht € 575,00
- salaris advocaat 904,00 (2,0 punten × tarief € 452,00)
Totaal € 1.479,00
in reconventie
4.13. Ter comparitie is gebleken dat VOC het gevorderde bedrag van € 35.840,00 heeft betaald. Onderdeel 2 van de vordering is dan ook, met uitzondering van de gevorderde rente, niet toewijsbaar.
4.14. Onderdeel 1 van de vordering ziet op een verklaring voor recht dat het bestuur van NGF rechtmatig kan besluiten tot ontzetting van VOC als D-club. NGF stelt in dat kader dat VOC zich moedwillig aan een deel van haar betalingverplichting jegens NGF heeft onttrokken door de ledenaantallen op de peildatum van 1 juli 2011 te manipuleren en dat zij op die wijze NGF op onredelijke wijze heeft benadeeld.
4.15. Een lidmaatschap van een vereniging kan eindigen door ontzetting van het lid als dat lid de vereniging op onredelijke wijze heeft benadeeld (artikel 2:35 lid 1 onder d juncto lid 3 BW). In dit geval is van benadeling in de hiervoor bedoelde zin geen sprake. VOC heeft weliswaar in verband met de afdracht van registratiegelden naar de peildatum van 1 juli 2011 in eerste instantie € 35.840,00 te weinig aan NGF betaald, maar niet is gebleken dat VOC NGF daardoor op onredelijke wijze heeft benadeeld. Dit zou anders kunnen zijn indien VOC, zoals NGF stelt, moedwillig de ledenaantallen heeft gemanipuleerd om minder aan NGF te hoeven af te dragen. VOC heeft ter comparitie echter verklaard dat de te lage ledenaantallen op de peildatum waren veroorzaakt door een softwareprobleem. NGF heeft in het licht van deze verklaring haar stelling dat VOC de ledenaantallen heeft gemanipuleerd, onvoldoende (nader) onderbouwd.
4.16. De proceskosten worden gecompenseerd, omdat partijen over en weer als de in het (on)gelijk gestelde partij moeten worden beschouwd. Hoewel beide onderdelen van de vordering (op enige rente na) niet toewijsbaar zijn, had NGF belang bij onderdeel 2 van de vordering; het gevorderde bedrag van € 35.840,00 is immers eerst na het instellen van de eis in reconventie betaald.
5. De beslissing
De rechtbank
in conventie
5.1. wijst de vorderingen af,
5.2. veroordeelt VOC c.s. in de proceskosten, aan de zijde van NGF c.s. tot op heden begroot op € 1.479,00, te vermeerderen met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf acht dagen na dit vonnis tot de dag van volledige betaling,
5.3. verklaart dit vonnis in conventie wat betreft de kostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad,
in reconventie
5.4. veroordeelt VOC om aan NGF te betalen de wettelijke rente over € 35.840,00 vanaf 24 mei 2012 tot de betaling,
5.5. compenseert de proceskosten in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt,
5.6. wijst af het anders of meer gevorderde.
Dit vonnis is gewezen door mr. G.V.M. Veldhoen, mr. H.M.M. Steenberghe en mr. G.A. Bos, bijgestaan door mr. H.G. van Soolingen als griffier, en in het openbaar uitgesproken op 27 maart 2013.