ECLI:NL:RBMNE:2013:BZ5313

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
19 maart 2013
Publicatiedatum
8 april 2013
Zaaknummer
338484 / HA RK 13-59
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Wraking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Wrakingsverzoek tegen rechter in civiele zaak met betrekking tot aanneemovereenkomst

In deze wrakingszaak heeft [verzoekster] B.V. op 11 februari 2013 een verzoek tot wraking ingediend tegen mr. P.S. Elkhuizen-Koopmans, rechter in de afdeling civiel recht van de Rechtbank Midden-Nederland. Het verzoek is gedaan naar aanleiding van de vrees van [A], vertegenwoordiger van [verzoekster] B.V., dat de rechter niet onpartijdig zou zijn in de behandeling van een geschil met [belanghebbende]. De rechter heeft op 27 februari 2013 schriftelijk haar standpunt over het wrakingsverzoek kenbaar gemaakt. De mondelinge behandeling vond plaats op 5 maart 2013, waarbij [A] aanwezig was, maar de rechter afwezig was. [belanghebbende] was wel aanwezig, bijgestaan door haar advocaat mr. S.E. de Boer.

De rechtbank heeft in haar beoordeling vastgesteld dat het wrakingsverzoek niet-ontvankelijk is, omdat [A] het verzoek te laat heeft ingediend. Volgens artikel 37 lid 1 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering dient een verzoek tot wraking te worden ingediend zodra de feiten en omstandigheden aan de verzoeker bekend zijn geworden. Aangezien de zitting in de hoofdprocedure op 16 januari 2013 heeft plaatsgevonden en het wrakingsverzoek pas op 11 februari 2013 is ingediend, heeft [A] niet voldaan aan deze termijn.

De rechtbank heeft verder opgemerkt dat, zelfs als het verzoek ontvankelijk zou zijn, [A] geen gegronde redenen heeft aangevoerd voor de veronderstelde partijdigheid van de rechter. Het enkele feit dat hij vreest dat de rechter niet de juiste beslissing zal nemen, is onvoldoende om een wrakingsverzoek te onderbouwen. De rechtbank heeft het verzoek tot wraking afgewezen en de griffier opgedragen de beslissing aan de betrokken partijen te zenden. De uitspraak is gedaan door de meervoudige kamer op 19 maart 2013.

Uitspraak

beslissing
RECHTBANK UTRECHT
Locatie Utrecht
Zaaknummer / rekestnummer: 338484 / HA RK 13-59
beslissing van de meervoudige kamer voor de behandeling van wrakingszaken,
op het verzoek van:
[verzoekster] B.V.
gevestigd te [vestigingsplaats] ,
1. Het verloop van de procedure
1.1. Bij brief van 11 februari 2013, door de rechtbank ontvangen op 18 februari 2013, heeft [A], namens [verzoekster] B.V. bij de rechtbank het verzoek gedaan tot wraking van mr. P.S. Elkhuizen-Koopmans, rechter in de afdeling civiel recht van deze rechtbank en in die hoedanigheid belast met de behandeling van de zaak die is geregistreerd onder zaaknummer 825178 UC EXPL 12-11707.
1.2. De rechter heeft niet in de wraking berust. Zij heeft op 27 februari 2013 schriftelijk haar standpunt weergegeven.
1.3. De griffier van deze rechtbank heeft [A] en de rechter opgeroepen voor de mondelinge behandeling van het wrakingsverzoek op 5 maart 2013. De belanghebbende [belanghebbende] is van de behandeling in kennis gesteld.
1.4. Het wrakingsverzoek is op 5 maart 2013 in het openbaar behandeld. [A] is ter zitting verschenen. De rechter was, met schriftelijk bericht van verhindering, niet aanwezig. [belanghebbende] was ter zitting aanwezig, bijgestaan door haar advocaat mr. S.E. de Boer.
1.5. De uitspraak is bepaald op heden
2. Het verzoek
2.1. [A] legt aan zijn verzoek tot wraking ten grondslag dat niet de gewone rechter bevoegd is het geschil tussen [verzoekster] B.V en [belanghebbende] te beoordelen, maar dat de zaak voorgelegd dient te worden aan de Raad van Arbitrage voor de Bouw. Hij stelt daartoe dat op de met [belanghebbende] gesloten aanneemovereenkomst de leverings- en betalingsvoorwaarden van [verzoekster] BV van toepassing zijn. [A] is er niet gerust op dat de rechter zijn verzoek om de zaak voor te leggen aan de Raad van Arbitrage, zal honoreren.
3. De beoordeling
3.1. In artikel 36 Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) is bepaald dat op verzoek van een partij elk van de rechters die een zaak behandelen, kan worden gewraakt op grond van feiten of omstandigheden waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden. Bij de beoordeling van een beroep op het ontbreken van onpartijdigheid van de rechter in de zin van artikel 36 Wetboek van Burgerlijke rechtsvordering en artikel 6 van het Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (EVRM) dient voorop te staan dat een rechter uit hoofde van zijn aanstelling moet worden vermoed onpartijdig te zijn, tenzij zich uitzonderlijke omstandigheden voordoen die een zwaarwegende aanwijzing opleveren voor het oordeel dat een rechter jegens een procespartij een vooringenomenheid koestert, althans dat de bij die procespartij bestaande vrees dienaangaande objectief gerechtvaardigd is. Ingevolge artikel 37 lid 1 Rv wordt het verzoek tot wraking gedaan zodra feiten en omstandigheden aan de verzoeker bekend zijn geworden.
3.2. De zitting in de hoofdprocedure heeft plaatsgevonden op 16 januari 2013. Door bij brief van 11 februari 2013, dus na ruim drie en een halve week, zijn wrakingsverzoek in te dienen, heeft [A] niet voldaan aan het vereiste van artikel 37 lid 1Rv dat het verzoek wordt in gediend zodra de feiten en omstandigheden waarop hij zijn wraking baseert aan hem bekend zijn geworden. Het verzoek zal daarom niet-ontvankelijk worden verklaard.
3.3. Om recht te doen aan hetgeen [A] heeft aangevoerd merkt de rechtbank - ten overvloede en ter voorlichting van [A] - nog het volgende op. De strekking van artikel 36 Rv is dat de rechtzoekende zich er van kan verzekeren dat zijn zaak wordt beslist door een onpartijdige rechter en dat een rechter die van vooringenomenheid heeft blijk gegeven of de schijn van partijdigheid heeft gewekt, wordt vervangen. [A] heeft echter geen reden gegeven waarom de rechter naar zijn mening blijk heeft gegeven van vooringenomenheid of dat zij de indruk heeft gewekt partijdig te zijn. Het enkele feit dat hij vreest dat zij wat betreft de arbitrage niet de juiste beslissing zal nemen, is daarvoor onvoldoende. Ter zitting heeft [A] desgevraagd bevestigd dat zijn bezwaren niet zijn gericht tegen de behandelend rechter. Indien de rechtbank aan een inhoudelijke behandeling van het wrakingsverzoek zou zijn toegekomen, had zij het verzoek moeten afwijzen, omdat [A] geen tegen de behandelend rechter gerichte wrakingsgronden heeft aangevoerd.
4. De beslissing
De rechtbank:
4.1. wijst het verzoek tot wraking af;
4.2. draagt de griffier van de wrakingskamer op deze beslissing toe te zenden aan [A] en aan de rechter, alsmede aan de voorzitter van de afdeling civiel en de president van deze rechtbank;
4.3. draagt de griffier van de wrakingskamer voorts op deze beslissing te zenden aan de belanghebbende [belanghebbende].
Deze beslissing is gegeven door mr. J. Sap voorzitter, voorzitter, mr. A.C. van den Boogaard en mr. C.J. Hofman als leden van de wrakingskamer, bijgestaan door mr. S. Meurs, griffier en in het openbaar uitgesproken op 19 maart 2013